18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1925.
schen wij nog het navolgende toe te voegen. De heer
Bultman heeft op zijn verzoek een staat, behelzende een
overzicht van de financien van Leeuwarden, ontvangen
en naar kan worden aangenomen bestudeerd en vervol
gens een onderhoud gehad met den wethouder van
Financiën. Indien dergelijke bemoeiingen hadden ge
leid tot eenige overeenkomst tusschen de gemeente en
hem zouden deze ongetwijfeld zijn gehonoreerd, vandaar
ook, dat dezerzijds op een brief van den heer Bultman
aan het college, welke in het request wordt aangehaald
(afschrift no. 30), geantwoord werd dat eene kleine
vergoeding op haar plaats zou zijn, terwijl eenigen tijd
later (no. 35) in antwoord op een tweeden brief van
Bultman door ons geschreven is dat, indien door hem
een nota van kosten werd ingezonden, zou worden
nagegaan of deze ten laste van de gemeente kon worden
genomen. Bovendien is ons indertijd door den heer
Berghuis medegedeeld dat het in zijn voornemen had
gelegen om, indien het eene obligatieleening was ge
worden, ons college voor te stellen de beursnoteering
daarvan door den heer Bultman als kassier te doen aan
vragen, voor welke bemoeiing, naar zijne schatting,
1000.zou moeten zijn betaald. De leening ge
schiedde echter ondershands, zoodat beursnoteering niet
plaats had.
Aangezien nu echter requestrant zich inderdaad eenige
moeite heeft gegeven in verband met deze leening komt
het ons voor dat, waar daarmede tevens een einde aan
dit proces zou komen, dat toch ook voor de winnende
partij kosten meebrengt, het wellicht aanbeveling ver
dient requestrant eenige vergoeding aan te bieden,
zoodat wij U in overweging geven te besluiten:
op het adres van H. Bultman afwijzend te beschikken,
maar Burgemeester en Wethouders te machtigen met
hem in een schikking te treden, waarbij hem voor zijne
bemoeiingen, in voege als bovenomschreven, ineens af
een bedrag van 1000.wordt toegekend.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Weima kan zich met dit prae-advies niet
vereenigen. Waar Burgemeester en Wethouders in dezen
raadsbrief de hulp van Bultman absoluut ontkennen en
de gemeente eigenlijk geen kans heeft het proces te
verliezen, vindt spreker het toekennen van een bedrag
van 1000.— voor enkele kleinigheden absoluut niet
goed. Wil Bultman de rechterlijke beslissing niet af
wachten, maar het proces beëindigen, laat hij dat doen.
Maar daar ligt al in opgesloten dat hij vreest dat hij
het zal verliezen. Wij moeten van die vrees niets
hebben; onzerzijds is er geen vrees. Wenscht Bultman
een schikking te treffen om de verliezen van zijn zaak te
ontzeilen, dan zou spreker dat willen afwijzen; wil hij
dan eventueel een nota indienen voor enkele kleinig
heid, dan zou over die nota zijn te spreken. Maar spre
ker zou niets willen toezeggen.
De heer Oosterhoff neemt tegenover deze zaak een
eenigszins ander standpunt in dan de vorige spreker.
Dit is een van die kwesties, die door den Raad uiterst
moeilijk zijn te beoordeelen, vooral in dit geval, omdat
deze zaak door twee personen onder vier oogen is be
handeld, zoodat niemand met juistheid zeggen kan
welke besprekingen hebben plaats gehad.
Spreker heeft oorspronkelijk gemeend dat het ge-
wenscht was in het voorste! van Burgemeester en Wet
houders mee te gaan, omdat dit zeer pertinent was,
maar toen hij later van datgene, wat vroeger is voor
gevallen, had kennis genomen en de gevoerde corres
pondentie had gelezen, heeft hij zich afgevraagd of
dat wel opging. Er zijn omtrent dat wat is voorgevallen,
in de stukken zooveel tegenstrijdigheden, dat spreker
niet zonder meer kan aannemen dat wat door Burge
meester en Wethouders wordt meegedeeld als vast
staande kan worden beschouwd. Als wij nagaan wat
Burgemeester en Wethouders in de vergadering van 22
Augustus 1922 hieromtrent hebben meegedeeld, dan
zien wij daar dat, toen Burgemeester en Wethouders
machtiging vroegen om deze procedure aan te gaan, het
toenmalige raadslid, de heer De Vos verschillende op
merkingen heeft gemaakt. Aan het eind zei de heer
Dc Vos
,,lk voel dat er iets besproken is tusschen beide
partijen (n.l. tusschen Bultman en den toenmaligen
wethouder van Financiën), er moet iets gebeurd zijn".
Hierop werd toen van de tafel van Burgemeester en
Wethouders bij monde van wethouder Berghuis gezegd;
„Over deze leening niet",
waarbij de wethouder heeft gemeend de woorden „deze"
en „niet" cursief te moeten laten drukken. De heer De
Vos heeft toen gevraagd
„Dus, alles wat Bultman beweert, zuigt hij uit zijn
duim
De heer Berghuis heeft daarop geantwoord
„Ja, dat is uit den duim gezogen".
Ais het nu juist is dat over die leening van 2 millioen
niets is besproken tusschen den wethouder van Finan
ciën en den heer Bultman, is het spreker eenvoudig een
raadsel dat Burgemeester en Wethouders in hun prae-
advies kunnen zeggen
„Toen echter omtrent deze aangelegenheid eene
bespreking tusschen beide heeren in Amsterdam
plaats had enz."
En eveneens kan spreker zich dan niet begrijpen, dat
Burgemeester en Wethouders thans voorstellen den heer
Bultman 1000.te geven voor de bemoeiingen, die
hij in deze leening heeft gehad.
Dan is er nog iets, dat een eigenaardig licht op deze
zaak werpt. In de uitvoerige correspondentie en in de
stukken, die overgelegd zijn, wordt door Bultman ge
zinspeeld op de afspraak, die hij met den toenmaligen
wethouder zou hebben gemaakt omtrent de provisie
regeling. De wethouder heeft daarop niet in zijn eerst-
volgenden brief geantwoord „Hoe komt U aan dat
denkbeeld van 1 provisie?", maar hij heeft pas tijden
daarna ontkend dat daarover was gesproken. Dat is
voor spreker onbegrijpelijk. Wanneer iemand hem in
de schoenen zou schuiven dat hij een afspraak met dien
persoon had gemaakt, zou spreker bij de eerste de beste
gelegenheid dien persoon aan het verstand brengen dat
dit onjuist was.
Die tegenstrijdigheden heeft spreker in de stukken
meenen te ontdekken en die hebben bij hem deze vraag
doen rijzen: zou het geen aanbeveling verdienen, waar
Burgemeester en Wethouders geheel zijn afgegaan op
mededeelingen van de eene zijde, dat ook de andere
zijde eens in de gelegenheid wordt gesteld om met
Burgemeester en Wethouders de zaak te bespreken
Het is wel mogelijk dat de rechtskundige adviseur zegt
dat het proces door de gemeente niet te verliezen is,
maar spreker meent dat ook de billijkheid moet worden
betracht. Het wil spreker voorkomen dat ten opzichte
van deze kwestie, die tusschen twee personen is behan
deld en waar niemand anders bij is geweest, de billijk
heid moet worden betracht, door deze zaak, zoo mo
gelijk, ook eens te bespreken met dezen persoon. Spre
ker zou daarom willen vragen of Burgemeester en Wet
houders geen termen vinden om aan dien wensch te
voldoen; hij meent te weten dat dit ook zeker wel ge-
wenscht zou worden door den heer Bultman.
De Voorzitter kan wel kort zijn, omdat de zaak al van
alle kanten zoo is toegelicht èn door de vroegere be
sprekingen èn door wat nu door Burgemeester en Wet
houders in hun prae-advies is gezegd, dat spreker niet
zou weten welk nieuws hij nog zou moeten vertellen.
Bovendien zijn afschriften overgelegd van een proces
verbaal op vraagpunten van den heer Berghuis en van
alle mogelijke correspondentie, die over dit punt is
gevoerd, zoodat men zich tenslotte volkomen zoo
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1925.
19
zuiver mogelijk een oordeel hierover kan vormen. Als
de Raad echter meent niet op het voorstel van Burge
meester en Wethouders te moeten ingaan, zou spreker
zeggen dat men dan maar aan de rechterlijke macht
moet overlaten te bepalen, wat hier moet gebeuren. Dat
lijkt spreker dan ten slotte het beste. Hij gelooft niet
dat het college er veel voor zal voelen om ook nog eens
met den heer Bultman te spreken over zaken, die 4 jaar
geleden tusschen hem en een ander zijn besproken en
hij gelooft ook niet dat Burgemeester en Wethouders
daardoor van opinie zouden veranderen; spreker per
soonlijk althans niet.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders is
thans om den heer Bultman tegemoet te komen met een
bedrag van 1000.wanneer Bultman dan zijn vor
dering wil royeeren, omdat vroeger in het college, toen
de heer Berghuis daarvan nog lid was, ook dat bedrag
van 1000.— al eens is genoemd als vergoeding, die
de heer Bultman zou moeten hebben. Het college staat
echter ook op het standpunt dat hij met 1000.goed
is betaald en spreker gelooft dat het college er niet veel
voor voelt om nu nog een onderhoud met den heer Bult
man te hebben. Als de Raad over 't algemeen niet veel
voor dit voorstel voelt, zou spreker er 't meest voor
voelen dat dan de rechterlijke macht maar een uitspraak
doet in deze zaak. Dan krijgt men althans een uitspraak
van onpartijdige menschen.
De heer Weima: En die 1000.dan?
De Voorzitter: Stemt U dan het voorstel van Burge
meester en Wethouders af. Dan loopt de zaak door.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 19 tegen 7 stemmen verworpen.
Vóór stemmen de heeren Lautenbach, Koopmans,
Fransen, Westra, Scheltema, Hofstra en IJ. de Vries.
Tegen stemmen de heeren Dijkstra, H. de Boer,
Visser, Cohen, Van der Veen, Tiemersma, O. F. de Vries,
Weima, Van der Schoot, Jansen, Botke, Hooiring, Oos
terhoff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren
K. de Boer, M. Molenaar, B. Molenaar, Muller en
Wölcken.
De Voorzitter wenscht het verzoek van den heer
Bultman, waarbij deze 15.000.vraagt, formeel te
behandelen, door dit verzoek in stemming te brengen.
Het verzoek van den heer Bultman wordt met alge-
meene stemmen afgewezen.
De heer Beekhuis is bij de beide laatste stemmingen
niet tegenwoordig.
12 Agenda no. 15). Voorzetting der behandeling van
het prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van dc vereeniging Kunst aan Allen" en
andere vereenigingen om wijziging van art. 4 der ver
ordening tot het h elf en eener belasting op tooneelver-
tooningen en andere vermakelijkheden.
Dit prae-advies is opgenomen in het verslag der ver
gadering van 23 December 1924.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer heeft de vorige vergadering naar
aanleiding van dit verzoek en prae-advies een voorstel
ingediend, tot zijn spijt onduidelijk geschreven en in
de vereenvoudigde spelling. Hij neemt dus de vrijheid
dat stuk terug te vragen
De Voorzitter: Trekt U dat in?
De heer K. de Boer: Ja, en ik wou meedeelen dat ik
met drie andere heeren een nieuw voorstel wensch in
te dienen daaromtrent, dat luidt als volgt:
„Aan plaatselijke vereenigingen, die zich ten doel
stellen kunst aan en binnen het bereik der bevolking
te brengen, wordt een subsidie verleend gelijk aan
het bedrag der belasting, geheven van de entréeprijzen
der uitvoeringen van die vereenigingen, tot een ma
ximum van het nadeelig saldo, dat die uitvoeringen
opleveren, hetgeen moet blijken uit de aan Burge
meester en Wethouders overgelegde rekening en ver
antwoording.
Tot dit doel wordt op de gemeente-begrooting een
post uitgetrokken, groot 1.
Het voorstel is onderteekend door de heeren IJ. de Vries,
J. Oosterhoff, C. Beekhuis en K. de Boer.
De Voorzitter zou, waar dit voorstel nu in den Raad
wordt gebracht en dit naar zijn oordeel, voorzoover hij
het heeft hooren voorlezen en het zelf leest, een zeer
zware uitvoering van Burgemeester en Wethouders
vraagt de kwestie of kunst aan en binnen het bereik
der bevolking wordt gebracht, is zeer moeilijk te beoor
deelen willen voorstellen, dit voorstel van deze vier
heeren in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen om prae-advies, opdat Burgemeester en Wet
houders eens rustig kunnen nagaan of dit voorstel uit
voerbaar is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer K. de Boer c. s. wordt in
handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om
prae-advies, in verband waarmede de verdere behan
deling van het prae-advies van Burgemeester wederom
wordt geschorst.
13 Agenda no. 16). Schrijven van Burgemeester
en Wethouders naar aanleiding van de in de raads
vergadering van 27/29 December 1923 ingekomen
motie tot het instellen van een onderzoek naar het
maatschappelijk nut der School van Middelbaar Onder
wijs voor Meisjes (bijlage no. 35 van 1924).
De Voorzitter wil opmerken dat er nog een tweetal
adressen, houdende verzoek om instandhouding dezer
school, zijn ingekomen (vermeld onder mededeelingen
sub 10), welke adressen niet ter visie hebben gelegen,
omdat zij te laat zijn ingekomen. Het eene is van ouders
van kinderen, die zeer waarschijnlijk binnen korten tijd
op deze school zullen komen, het andere van het ge
zelschap „Medicorum Vinculum". Het zijn vrij belang
rijke adressen. Spreker vraagt of de Vergadering lecture
ervan wenscht.
De heer Oosterhoff: In ieder geval van „Vinculum"
wel.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Van het andere
ook.
De Secretaris doet lecture van beide adressen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer H. de Boer: Wij kunnen onzerzijds heel kort
zijn. Het moeten al bijzondere reden zijn geweest die
ons, nadat in 1921 met algemeene stemmen tot reor
ganisatie van de meisjes-H. B. S. is besloten, hebben
genoopt een motie als toen bij den Raad in te dienen.
Het college heeft toen ook gemeend die motie te moeten
overnemen en naar aanleiding daarvan is nu dit onder
zoek ingesteld.
Men weet dat het voor vorig jaar bij de algemeene
beschouwingen over de begrooting die motie is inge-