4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 januari 1925. De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders zijn in dezen al attent geweest en zullen den ontvanger ook in dezen geest berichten. De beraadslagingen worden gesloten. Het proces-verbaal wordt voor kennisgeving aan genomen. 5. bericht van Dr. J. A. Römer dat hij de benoeming tot lid der commissie van beheer over het Stads-Zieken- huis aanneemt. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 6. brieven van het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs, houdende verzoek hem den voor schoolbouw aan het Engelsche plein benoodigden grond in eigendom af te staan en de daarvoor benoo- digde gelden uit de gemeentekas te verstrekken. Wordt voorgesteld deze brieven in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. De beraadslagingen worden geopend. De heer M, Molenaar zou niet rechtstreeks hierover het woord willen vragen maar toch over een zaak, die in nauw verband hiermee staat. Uit de stukken blijkt dat zich een voldoend aantal kinderen heeft aangegeven om deze school te bevolken. Spreker kan niet beoordeelen of het nu wel juist noodig is dat deze school aan die zijde van de stad komt, maar hij meent wel met zekerheid te kunnen zeggen dat aan die zijde een openbare school noodig is. Het is spreker ook uit den mond van den toenmaligen wethouder be kend dat er reeds lang plannen aanhangig zijn tot scho lenbouw aan die zijde, spreker meent een H. B. S. en een lagere school. Nu is sprekers vraag deze. Hij vermoedt dat het pu bliek er ook wel iets meer van wil weten of die plannen bestaan. Hij acht het niet uitgesloten dat, indien bekend was geweest dat de gemeente daar zelf scholen zou stichten, het niet zeker zou zijn geweest, dat men zoo'n groot aantal handteekeningen zou hebben verzameld bij dit adres. Misschien dat er dan ouders zouden zijn ge weest die, als zij wisten dat er een openbare school zou worden gesticht, hun kinderen dan daarheen liever zou den hebben gestuurd. Spreker vermoedt dus dat het publiek er wel belang in stelt welke plannen er bestaan en in welk stadium deze verkeeren en of men daar binnen betrekkelijk korten tijd den bouw van openbare scholen tegemoet kan zien. De Voorzitter kan daarop antwoorden dat door den overleden wethouder is voorbereid de bouw van een school aan de Leeuwrikstraat en dat dit plan zoover is gevorderd, dat daarvan teekeningen bestaan en een be grooting. Verder kan spreker meedeelen dat die teeke ningen in handen zijn gesteld van het rijkstoezicht, dat speciaal moet zien of dergelijke ontwerpen van scholen voldoen aan de eischen, die wettelijk voor den bouw van scholen zijn gesteld en dat 8 of 9 dagen geleden die stukken zijn terug ontvangen van het rijkstoezicht, vergezeld van enkele opmerkingen. Deze sloegen zoo wel, wat het toezicht betreft, op een paar kleine vergis singen, die zijn begaan en die heel gemakkelijk hersteld kunnen worden, als op enkele andere punten, die wel wenschelijk zijn, maar die men overbodig vindt en die ook wel gemist kunnen worden. Burgemeester en Wet houders hebben daar wel even over gesproken, maar afdoende nog niet. In dat stadium is thans de zaak. De teekeningen bestaan, het rijkstoezicht heeft ze ge had en dit heeft een paar opmerkingen gemaakt, die nog door Burgemeester en Wethouders besproken moe ten worden. De beraadslagingen worden gesloten. De brieven sub 6 worden in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om prae-advies. 7. adres van de afdeelingen Leeuwarden van den Algemeenen Nederlandschen Bouwarbeidersbond, van den Nederlandschen Roomsch-Katholieken Bouwvakar beidersbond en van den Nederlandschen Christelijken Bouwarbeidersbond, om tot regeling der arbeidsvoor waarden van bouwarbeiders in lossen dienst der ge meente, met die organisaties een collectieve arbeids overeenkomst aan te gaan. Wordt voorgesteld dit adres in handen van Burge meester en Wethouders te stellen ter afdoening. De beraadslagingen worden geopend. De heer H. de Boer merkt op dat de leden nu bij dit adres ook hebben gevonden een lijst van de werklieden, die volgens het oordeel van Burgemeester en Wethou ders zijn gevallen of moeten vallen onder het Werklie denreglement. De Raad heeft nu reeds een paar maai deze kwestie hier niet zoozeer onder de oogen gehad, maar wel dat zij in alle geval hier is aangebracht. Op zichzelf is het geen gemakkelijke kwestie, maar spreker gelooft wel het zal blijken uit de mededeeling, die spreker aanstonds zal doen dat het den Raad door de be trokken organisatie gemakkelijk wordt gemaakt, om hierin een uitspraak te krijgen. Men weet, sprekers fractie en hijzelf ook staan op het standpunt dat veel meer arbeiders vallen onder het Werkliedenreglement dan hier staat, maar het is de Algemeene Bond van Personeel in Overheidsdienst, die gemeend heeft dit is het, wat spreker kan meedeelen de gemeente hier over in rechten te moeten aanspreken. Wij zullen dus als dat proces mogelijk wordt, den afloop daarvan moe ten afwachten. Wanneer dat proces loopt in de richting, zooals natuurlijk de Bond dat wenscht, zullen veel meer arbeiders onder het Reglement vallen dan er volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat nu luidt, onder moeten vallen; er blijven dan slechts enkele arbeiders over, waardoor dit adres van de respec tievelijke bouwvakarbeidersbonden omdat het eene met het andere in verband moet worden beschouwd dan niet meer die beteekenis zal hebben, die het wèl zal hebben, wanneer het proces wordt verloren. Dan zal toch blijken dat een groote categorie niet onder het Werkliedenreglement zal vallen en wat dan met die ar beiders moet gebeuren, spreker dunkt, dat dan daarover een beslissing moet worden genomen, hetzij dat hier dan een regeling moet worden getroffen tusschen den Bond van gemeentewerklieden en de gemeente over die arbeiders, of dat moet worden ingegaan op wat de bouwvakarbeiders het liefste willen, n.l. een collectief contract afsluiten tusschen de gemeente en de respec tievelijke organisaties. Het kan ook best zijn dat dan andere wegen mogelijk en noodig zullen blijken, maar daar zal men nu niet op kunnen^ingaan. Die kwestie komt toch eenmaal weer aan de orde en daarom kan spreker meegaan in het voorstel van Burgemeester en Wethouders om op dit moment dit adres in hun handen ter afdoening te stellen. De beraadslagingen worden gesloten. Het adres sub 7 wordt in handen gesteld van Burge meester en Wethouders ter afdoening. 8. verzoek van K. Dijkstra, los werkman bij de ge meentewerken, om hem een betere belooning toe te kennen of een tijdelijke aanstelling te verstrekken. Wordt voorgesteld dit verzoek in handen van Burge meester en Wethouders te stellen ter afdoenins. De beraadslagingen worden geopend. De heer H. de Boer: Anders zou misschien onzerzijds ook over dit verzoek zijn gesproken, maar op dezelfde motiveering van zoopas kan ik er in meegaan dat ook Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1925. 5 dit verzoek op 't oogenblik ter afdoening in handen van Burgemeester en Wethouders wordt gesteld. De beraadslagingen worden gesloten. Het verzoek sub 8 wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld ter afdoening. 9. verzoek van R. van der Meulen te Grouw, om hem voor de in den nacht van 24 op 25 November 1922 verrichte werkzaamheden voor de gemeente-waterlei- ding, dubbel loon uit te betalen. Wordt voorgesteld dit verzoek in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. De beraadslagingen worden geopend. De heer M. Molenaar kan zich zonder meer daarmee toch niet vereenigen. Deze Van der Meulen heeft aan het college gevraagd om belooning, die hem naar zijn meening toekomt voor nachtarbeid, maar dat is hem niet gelukt; het college is van meening dat hem die be looning niet toekomt. Nu komt die man in beroep bij den Raad en nu is het toch niet doenlijk dat de Raad dat verzoek in handen van Burgemeester en Wethouders stelt ter afdoening, voor hij weet, waarover het gaat. Spreker vraagt daarom een toelichting hoe zich die zaak heeft toegedragen en waarom het college meent dat aan dien man die belooning niet toekomt. De Voorzitter heeft, toen hij dezen brief kreeg, het volgende even opgeschreven. Als hij zich goed herinnert 't is al meer dan 2 jaar geleden zit de zaak zoo. Deze persoon is indertijd door den chef-machinist te Grouw voor het blootleggen van een buis aangenomen op z.g. bondstarief, zooals daar gewoonte is. Spreker wil er dadelijk bij zeggen dat hij meende dat deze zaak al lang voor elkaar was. Deze persoon is dus aange nomen door den chef-machinist tegen het loon van het collectief contract. Dat was toen 50 cent, doch door particulieren werd toen bij nacht of moeilijke karweitjes 60 cent per uur betaald. Dit is hem ook aangeboden doch dat heeft hij geweigerd; hij kon, toen hij bij spreker is geweest, ook niet waarmaken dat hij meer had moeten verdienen, er zijn trouwens ook anderen geweest, die ook voor 60 cent hebben gewerkt. Spreker meent dat deze persoon ook nog heeft geschreven dat hij de reis kosten vergoed moest hebben. De zaak zit dus eigenlijk zoo. Er was plotseling een karweitje te doen en dat is nachtwerk geworden. Zooals de gewoonte was heeft de chef-machinist daar eenig los volk bij aangenomen; als het mogelijk was werd het werk wel gedaan met eigen volk maar gewoonlijk moes ten er een paar gravers bij komen om de buis bloot te leggen. Zoo is deze Van der Meulen daar met een paar anderen aan 't werk gesteld, terwijl het gewoonte was dat men dergelijke menschen uitbetaalde tegen het ge wone bondsloon. Van der Meulen heeft zelf ook erkend dat dit gewoonte was. Spreker meent zich goed te her inneren maar 't is al zoo'n tijd geleden dat hij hierover ook nog een bestuurder van de eene of andere organisatie bij zich heeft gehad en dat deze heeft ge vraagd of Van der Meulen niet meer moest verdienen, omdat hem en dit is ten slotte niet geheel juist ge weest eerst 50 cent is aangeboden, terwijl hem voor den nacht 60 cent had moeten worden aangeboden. Spr. heeft toen ook opgegeven dat dit naar zijn oordeel ook betaald moest worden. Hij kreeg echter den indruk dat er niets zou zijn voorgevallen, wanneer dadelijk 60 cent was aangeboden. Spreker heeft verder van deze zaak nooit meer iets gehoord. Dit zijn de inlichtingen, die hij op 't oogenblik kan geven. De beraadslagingen worden gesloten. Het verzoek sub 9 wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld ter afdoening. 10. adressen van de afdeeling Leeuwarden van de Vereeniging van Staatsburgeressen, de afdeeling Leeu warden van de Nederlandsche Vereeniging van Huis vrouwen, R. Romer e. a., ouders van leerlingen en waar schijnlijk toekomstige leerlingen der Middelbare Meis jesschool en van het gezelschap „Medicorum Vinculum", alhier, houdende verzoek om instandhouding der School van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes. Wordt gevoegd bij de stukken, die onder punt 16 der agenda voor heden aan de orde zijn gesteld. 11. dat Burgemeester en Wethouders: hebben benoemd tot klerk-kassier aan het gemeente lijk slachthuis G. Venema, le klerk bij de gemeentelijke arbeidsbeurs, en in de commissie voor de Arbeidsbe middeling en Werkloosheidsverzekering voor den tijd van drie jaren tot leden-werkgevers de heeren Th. Over- meer, D. Landeweer en A. de Vries en tot leden-werk nemers de heeren H. Ringnalda, G. van Groeningen en F. van der Bos; na gehouden openbare aanbesteding hebben gegund het regelen en onderhouden der uurwerken in de ge meentegebouwen gedurende de jaren 1925, 1926 en 1927 aan W. Hoekstra te Leeuwarden, voor 875. per jaar. Wordt voor kennisgeving aangenomen. IV. De Voorzitter kan nog mededeelen dat van den heer H. de Boer is ingekomen de volgende vraag: „Ondergeteekende wenscht gaarne in de gelegen heid gesteld te worden aan het college van Burge meester en Wethouders de vraag te stellen waarom het besluit is genomen om ook voor 1925 in het open baar aan te besteden het werkloon voor het leggen en onderhouden van kei-, klinker- en tegelbestratin gen in de gemeente Leeuwarden gedurende het jaar 1925 en indien door Burgemeester en Wethouders continueering wordt gewenscht, eveneens voor 1926." Spreker stelt voor om, indien de Raad geen bezwaar heeft dat de heer De Boer deze vraag aan Burgemeester en Wethouders stelt, deze dan na afhandeling der agenda aan de orde te stellen. De heer De Boer kan dan ciesgewenscht ook zijn vraag toelichten. Dienovereenkomstig wordt besloten. V. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. (Agenda no. 4). Benoeming van een wethouder, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het over lijden van den heer S. Tulp Szn. De Voorzitter wil voorstellen na den ontslagbrief, die van wethouder Scheltema is ingekomen, dit punt aldus te lezen: „Benoeming van twee wethouders, ter voorziening in de vacatures, ontstaan door het overlijden van den heer S. Tulp Szn. en door het bedanken als wethouder van den heer J. Scheltema." De beraadslagingen worden geopend. De heer Visser zou, nu de Raad moet overgaan tot de verkiezing van een of van twee wethouders, zooals de Voorzitter in laatste instantie meedeelt en zooals spreker begrijpt naar aanleiding van het ingekomen schrijven van den heer Scheltema, daarover wel een enkel woord willen zeggen. Bij de begrootingsdebatten heeft spreker al kenbaar gemaakt dat hij zou komen met een motie en dat de strekking van die motie van den volgenden aard zou zijn, dat deze het verzoek kenbaar maakt dat de porte feuille van Financiën door een van de wethouders wordt beheerd. Het aantal wethouders dat wij in Leeuwarden hebben, is volgens sprekers meening in verband te brengen met de vraag, wie de portefeuille van Financiën beheert; of

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 3