6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Januari 1925. deze in handen is van den Burgemeester of dat die zal worden beheerd door een van de wethouders. De zaak is als volgt. Wij hebben hier tot nog toe 4 wethouders gehad een voor Openbare Werken, een voor de Gemeentebedrijven, een voor Onderwijs en een voor Financiën en toen de vorige wethouders ieder een portefeuille hadden, zijn door hen geen bezwaren naar voren gebracht dat zij het te druk hadden. Dus als ge volg van drukke werkzaamheden van de wethouders be hoeft de portefeuille van Financiën niet te worden be heerd door den Burgemeester. Ais spreker dit naar voren brengt dan meent hij dat er hier ook onder de betrokken wethouders zijn hij zal dat ook nader motiveeren en illustreeren - die een portefeuille hebben, die absoluut niet den vollen man eischt. Als spreker een vergelijking trekt tusschen enkele portefeuilles, die worden beheerd door wethouders in deze gemeente en portefeuilles, die worden beheerd door wethouders in andere gemeenten, dan blijkt hem daaruit dat een portefeuille, die hier wordt beheerd, absoluut op geen stukken en brokken na den vollen man eischt. Spreker staat dus op dit standpunt: als wij 4 wet houders hebben, dan kunnen die best ieder een porte feuille hebben en dan is het niet noodig dat de Voor zitter het college ontlast, door naast zijn moeilijken en zwaren arbeid nog een portefeuille te beheeren. Spreker zou daarom eigenlijk een uitspraak willen hebben in de eene of andere richting. Als de portefeuille van Finan ciën niet wordt geaccepteerd door een van de wethou ders, als dus de bestaande regeling wordt gehandhaafd en de Voorzitter die portefeuille blijft beheeren, zou spr. niet 4 wethouders willen benoemen maar slechts 3. Hij hoeft dat niet nader te motiveeren en te illustreeren, het ligt voor de hand, het is zakelijk en klaar. We hebben hier 4 wethouders gehad, die het absoluut niet te druk hadden. Nu is een van de portefeuilles in handen ge komen van den Voorzitter. Het gaat absoluut niet tegen den persoon van den Voorzitter, spreker heeft daarvoor, zooals hij al meer dan eens heeft gezegd, alle respect. Maar we hebben nu toch een college van Burgemeester en Wethouders, waarin men, om de eene of andere reden spreker weet niet of het aan de capaciteiten is te wijten die portefeuille van Financiën niet kan beheeren en dan vindt spreker dat de betrokken wet houder die plaats niet moet blijven innemen. Spreker staat op het standpunt: of 3 wethouders of, als we er 4 hebben, dan de portefeuille van Financiën in handen van den betrokken wethouder. Sprekers motie heeft dus zeer zeker ook nog een andere strekking. Hij heeft die motie om reden, die de leden weten, een van de vorige vergaderingen niet in gediend, maar het ligt voor de hand, nu men staat voor het feit dat de verkiezingen moeten plaats hebben, meent spreker dat zijn motie nog haar volledige waarde heeft en komt hij daarom met een voorstel om van den Raad een uitspraak te krijgen dat de portefeuille van Finan ciën zal worden beheerd door een van de betrokken wet houders. Die uitspraak acht spr. van heel veel waarde. En mocht zij niet worden aanvaard, welnu, dan zou spr. met het voorstel willen komen om dan geen 4 wethou ders te nemen en dus thans geen 2 te benoemen, maar het aantal wethouders te bepalen op 3. De Voorzitter zal het toch volkomen met spreker eens zijn dat, wan neer hij de portefeuille van Financiën blijft beheeren, wij dan aan 3 wethouders voldoende hebben. Als wij wethouders hebben, die voor hun taak berekend zijn, dan staat het voor spreker vast dat ook de portefeuille van Financiën kan worden beheerd door de 4 wethou ders in het college. Voor spreker staat de zaak zoo óf de portefeuille van Financiën in handen van de wet houders en als dat niet mogelijk is, dan meent spreker dat men wel kan volstaan met een aantal van 3 wet houders. De heer Jansen zegt dat de heer Visser de situatie ontzettend moeilijk maakt. Stel, dat aanstonds het voor stel van den heer Visser wordt aangenomen en dat wij dus een uitspraak van den Raad hebben dat de porte feuille van Financiën ook in het vervolg moet worden beheerd door een van de betrokken wethouders. Wij mogen en kunnen ons daarover toch niet uitlaten, want als dat voorstel wordt aangenomen en er zullen aan stonds weer 4 wethouders zijn benoemd, dan is het aan liet college de portefeuilles te verdeelen en aan den Raad niet. Burgemeester en Wethouders verdeelen dan de portefeuilles zooals het hun goeddunkt. Dat acht spreker juist de groote moeilijkheid en daarom, als men de situatie aanvaardt, zooals die op 't oogenblik is, meent spreker dat men met een voorstel moet komen om thans niet 2 maar slechts één wethouder te benoe men, omdat de belangrijke portefeuille van Financiën op 't oogenblik door het hoofd der gemeente wordt beheerd. Dat is een juister uitspraak dan die, welke de heer Visser wenscht. Spreker wil van harte zijn stem aan de motie-Visser geven, maar we bereiken daar niets mee, omdat het college toch de portefeuilles verdeelt, zooals het Burgemeester en Wethouders goeddunkt en niet zooals de Raad het wil. Wij hebben de situatie van het oogenblik te aanvaarden en dan lijkt het spreker consequent toe nu een uitspraak van den Raad uit te lokken dat er slechts 3 wethouders zullen zijn. Spreker meent zich goed te herinneren dat toen hij hier het eerste jaar in den Raad was, de arbeid van het college zoo belangrijk was geworden, dat een vierde wethouder noodzakelijk bleek. Spreker heeft daar toen van harte zijn stem aan gegeven, omdat de toen zittende wethouders de functies onderling moesten verdeelen. Maar omdat dit niet noodig is, nu de Voorzitter een zeer belangrijke portefeuille tot zich heeft genomen, zou spreker thans niet 2 wethouders willen benoemen, maar zou hij er voor zijn het bij één te laten, tot uit het college zelf het voorstel komt om het college weer met een wet houder te versterken die de portefeuille van Financiën bezet. Spreker zou daarom den heer Visser ernstig in overweging willen geven zijn motie aldus te wijzigen, opdat voorloopig slechts één wethouder wordt benoemd. We krijgen dan een college van 3 wethouders en het hoofd der gemeente. Spreker gelooft dat men daarmee wat sterker komt te staan. De Voorzitter heeft thans een schriftelijk voorstel van den heer Visser ontvangen, 't welk luidt als volgt „Ondergeteekende stelt voor dat de portefeuille van Financiën in handen komt van een van de wet houders". In aansluiting met hetgeen de heer Jansen heeft gezegd, wil spreker opmerken dat de heer Visser dit moeilijk kan voorstellen. Hij kan hoogstens een motie indienen dat de Raad het wenschelijk vindt dat de werkzaam heden inzake de voorbereiding van de Financiën door een van de wethouders geschieden. De heer Visser: Dat is ook mijn bedoeling geweest, om die wenschelijkheid uit te spreken. De Voorzitter: Het staat er niet! De heer Visser weet ook heel goed dat de Raad ten slotte niet te beslissen heeft hoe de functies in het col lege zullen worden verdeeld. De motie beoogt echter het verkrijgen van een uitspraak door den Raad, opdat het college, in welken vorm het ook zal worden gekozen, zal weten dat de Raad het ten zeerste op prijs stelt dat de portefeuille van Financiën in handen komt van een van de wethouders. De Voorzitter: Dan mag ik zeker Uw motie aldus wijzigen: ,,De Raad acht het wenschelijk dat de portefeuille van Financiën in handen komt van een van de wet houders." Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 januari 1925. De heer Visser kan zich met deze wijziging van zijn motie vereenigen. De heer Weima zegt dat de Voorzitter hem eigenlijk het woord heeft ontnomen, door te zeggen wat hij be doelde. De heer Visser heeft zijn motie nu wel herzien, maar spreker wil toch nog zeggen dat hij, ondanks alles, zich toch niet op het standpunt van den heer Visser kan stellen. Het komt hem voor dat wij 4 wethouders moeten hebben en dat wij daaraan de wenschelijkheid, die de heer Visser uitspreekt, moeten verbinden. Daarover zijn we het allen toch ook wel eens. De heer H. de Boer merkt op dat deze zaak reeds bij de begrootingen ter sprake is gebracht en dat de Voor zitter zelf toen heeft te kennen gegeven dat zijn stand punt van het begin af is geweest dat het beter zou zijn, indien door een van de wethouders de portefeuille van Financiën werd beheerd. Spreker gelooft ook dat de heer Weima het er volkomen mee eens is dat het juist goed gezien is van den heer Visser, dat hier een uit spraak komt, waarin de wenschelijkheid is neergelegd dat een van de wethouders, als er 4 zijn, de portefeuille van Financiën moet beheeren. Indien deze motie in stemming komt, meent sprekers fractie dan ook daarvoor te moeten stemmen, niet omdat dit voor haar een nieuwe houding is spreker herinnert daartoe maar aan de niotie-Collet, die voor een jaar terug reeds bij de be grooting is ingediend en die eigenlijk ook op de tweede kwestie inging, waarop de heer Visser nu wenscht in te gaan. n.l. indien zou blijken dat de portefeuille van Financiën niet door een van de wethouders zou worden beheerd. Deze motie gaat echter niet verder dan de wenschelijkheid dat de portefeuille van Financiën in handen komt van een van de wethouders en spreker gelooft dat het goed is dat het nieuwe college weet, wat in dezen de v/ensch van den Raad is. De heer IJ. de Vries verwondert zich over het indienen van de motie van den heer Visser. Deze zaak is hier al eenige malen ter tafel geweest en de Burgemeester heeft al tot tweemaal toe verklaard dat hij de porte feuille van Financiën wel aan een van de wethouders wil overlaten. Men krijgt haast den indruk uit de motie van den heer Visser dat deze niet gelooft de woorden, die door den Voorzitter zijn gezegd De heer Visser: Jawel! De heer IJ. de Vries en dat hij meent dat er eerst een uitspraak van den Raad moet komen, dat anders de Voorzitter, die deze portefeuille beheert, die niet zal los laten. Spreker begrijpt ook niet waarom men steeds valt over de portefeuille van Financiën. Als het nieuwe col lege is benoemd en de Burgemeester neemt dan de por tefeuille van Onderwijs of die van Openbare Werken, wat dan? Als men iets wil, dan moet men hier een uit spraak hebben dat de Voorzitter in 't geheel geen por tefeuille moet beheeren De heer Jansen: Dat ligt er in. De heer IJ. de Vries: Dat ligt er niet in. Hier is steeds gesproken dat de Voorzitter de portefeuille van Financiën niet moet beheeren, maar men zegt niet dat men den Voorzitter misschien niet een andere porte feuille wil toe hebben. Waar hier meer dan eens is uitgesproken dat de meer derheid van den Raad op het standpunt staat, dat Leeu warden die grootte heeft bereikt, dat het 4 wethouders moet hebben naast den Burgemeester en waar de Voor zitter reeds tweemaal de verzekering heeft gegeven dat hij wel van zijn portefeuille afstand wil doen, begrijpt spreker niet dat de heer Visser nog een motie indient, die totaal overbodig is. De heer Westra kan meedeelen dat hij zich niet plaatst op het standpunt van hen, die meenen dat de motie moet worden aangenomen. Het komt hem voor dat het beheer van de portefeuille van Financiën ten slotte ie mand eischt, die ook werkelijk niet alleen die portefeuille kan waarnemen, maar haar ook werkelijk kan beheeren, zoodanig dat hij een overzicht heeft van de financiën, zoodat hij werkelijk kan worden genoemd de beheerder van de portefeuille van Financiën. We weten allen dat de keuze van de wethouders niet in de eerste plaats wordt bepaald door de vraag of ie mand voor zeker onderdeel bekwaam is, maar men zal moeten erkennen dat daarbij in de eerste plaats de poli tiek meespreekt, dat in de eerste plaats de vraag is van welke politieke richting men is. Ten slotte zal hier in dezen Raad wel een aantal personen zijn te vinden, die de portefeuille van Financiën wel kunnen beheeren, al gelooft spreker den Raad niet te kort te doen, als hij zegt dat niet alle 27 leden dat kunnen doen. Het is echter mogelijk dat er hier of daar in een fractie een persoon is, die deze portefeuille zou kunnen beheeren, maar die door politieke of welke omstandigheden ook toch niet wordt gekozen, terwijl misschien iemand uit een andere fractie wél wordt gekozen, die daarvoor niet zoo ge schikt is. Daarom acht spreker het niet juist, reeds voor uit te bepalen dat de portefeuille van Financiën per se in handen moet komen van een wethouder het kan mogelijk wezen dat het in zeker geval wenschelijk is dat de Burgemeester die portefeuille beheert. Spreker ziet daar het bezwaar ook niet van in. Men heeft hier, om zoo te zeggen, een boom opgezet, dat de portefeuille van Financiën zooiets buitengewoons is, dat die eigenlijk den geheelen man vraagt. Spreker meent echter dat de werkzaamheden van het college van Bur gemeester en Wethouders toch ook nog wel uit iets anders bestaan dan uit het beheeren van een zeker on derdeel. Daarom ziet hij niet in dat de Raad de wensche lijkheid moet uitspreken dat de eene of andere porte feuille niet in handen moet komen van den Voorzitter, die toch, naar spreker meent, ook deel uitmaakt van het college van Burgemeester en Wethouders. Wanneer het college onder zekere omstandigheden meent dat het beter is dat een portefeuille door den Burgemeester wordt beheerd, meent spreker dat de Raad daar dan niet in moet treden, maar dat aan het college moet over laten en zijn vertrouwen aan het college moet geven. Daarom zal spreker niet voor de motie stemmen. De heer K. de Boer heeft met eenige verwondering het betoog van den heer Westra gehoord en wel daarom, omdat hij zich altijd op het standpunt heeft geplaatst dat de verschillende fracties de beste personen kiezen in het college van Burgemeester en Wethouders, waar over zij de beschikking hebben. Spreker heeft tot nog toe ook gemeend dat de gecombineerde groepen in het college van Burgemeester en Wethouders de beste krachten hadden geplaatst, waarover zij de beschikking hadden, maar hij hoort nu uit het betoog van den heer Westra, dat dit niet hun bedoeling is geweest, maar dat hun bedoeling is geweest daar politieke personen neer te zetten, laat spreker zeggen, leege schuiten met een vlag in top. Dat dit de bedoeling is geweest, hoort spr. met zekere verwondering, omdat hij zich ten slotte op het standpunt heeft geplaatst dat inderdaad de zetels in het college op die wijze verdeeld waren. Sprekers fractie heeft vroeger reeds in den Raad uit gesproken dat het haar wenschelijk voorkwam dat de portefeuille van Financiën, die op dat oogenblik ook reeds werd beheerd door den Burgemeester, zou worden beheerd door een van de wethouders, omdat zij meende dat de Burgemeester een algemeene functie had en daar voor zijn tijd vrij moest houden. Wij hebben, aldus spr..

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 4