28 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1925. dat spreker ook absoluut niets schelen, het laat hem absoluut koud, maar één ding wil spreker hier toch ver tellen, n.l. dat noch bij hem noch bij een zijner fractie- genooten van struisvogelpolitiek nopens deze kwestie sprake is. Dat zou de heer IJ. de Vries ook kunnen bea men, want spreker heeft met het indienen van zijn voor stel gewacht tot door het college van Burgemeester en Wethouders is meegedeeld dat de mogelijkheid bestaat dat niet de datum van 1 Januari maar de datum van I Juli b.v. voor de invoering van de pensioensaftrek kan worden genomen. Pas na die mededeeling, dat die mogelijkheid nog gelaten was, is aan sprekers zijde ge zegd: wij willen op 't oogenblik niet op de zaak vooruit loopen. Het is absoluut geen struisvogelpolitiek, als spr. op dat oogenblik met een dergelijk voorstel komt. Wan neer zoopas was gezegd dat de korting met ingang van 1 Januari zou moeten ingaan, dan was van hem een der gelijk voorstel niet gekomen, omdat hij niet de kans wil loopen dat er met 1 Juli 11 zou moeten worden in gehouden. Dit meende spreker even aan het adres van den heer IJ. de Vries te moeten zeggen, om geen ver keerden indruk bij het publiek te doen ingaan. Den heer Oosterhoff heeft het oorspronkelijk gespeten dat deze discussies zoo'n buitengewonen omvang aan namen, omdat men daardoor, naar zijn oordeel, veel verder van huis ging dan men oorspronkelijk had be hoeven te gaan, omdat de zaak heel eenvoudig is. Het eind van deze discussie bevredigt hem echter weer, om dat men daardoor komt tot een voorstel, dat, naar hij meent, de hoofdkwestie aanraakt, die door Burgemeester en Wethouders niet is genoemd en klaarblijkelijk over het hoofd is gezien. Bij het begin van de discussies kon men duidelijk opmerken dat het niet ging tegen den door Burgemeester en Wethouders genomen maatregel de meeste heeren zijn nu zoo langzamerhand wel een beetje veranderd, maar waren het daar eerst toch wel over eens maar dat de groote grief ging tegen de wijze waarop. Het feit, dat de Raad te voren met dien maatregel niet in kennis is gesteld, was de oorzaak van allerlei onaan genaamheden; de grief is dat de raadsleden eerst van buiten af hoorden dat er 5J4 wordt gekort, terwijl zij daar zelf niets van wisten. Burgemeester en Wethouders hebben zich daarmee ook blootgesteld aan het gevaar dat door een van de ambtenaren had kunnen worden gezegd: ik wensch die korting niet. Dan hadden Burge meester en Wethouders geen enkel recht gehad om die korting toe te passen. Wanneer Burgemeester en Wet houders eenvoudig hadden gezegd: wij achten dr^ ge- wenscht en laat de Raad dat sanctionneeren, dan was de zaak in orde geweest. Door het voorstel-Muller wordt nu de gelegenheid geboden een uitspraak te doen en het besluit van Bur gemeester en Wethouders alsnog te sanctionneeren en nu wil het spr. voorkomen dat de Raad die sanctie niet moet weigeren. Welke mogelijkheden er ook zijn, de mogelijkheid blijft toch bestaan, dat door een beslissing van de Kroon we een veel grooter bedrag ineens zullen moeten korten dan nu, als we het regelmatig doen. Spr. zou zeggen dat we die kans alleen al niet mogen loopen; hij althans zou niet graag riskeeren dat we straks plot seling 30 of 33 van het maandloon moeten inhouden. Dat is zoo'n groot stuk, dat het een onoverkomelijk be zwaar is voor de menschen, al het andere nog daarge laten. Daarom kan spreker het besluit van Burgemeester en Wethouders steunen en zal hij stemmen tegen het voorstel van den heer Muller. De Voorzitter zou nog een paar woorden willen zeg gen omdat nog enkele argumenten zijn gebruikt, die niet geheel onweersproken mogen blijven. De heer Muller put uit hetgeen spreker heeft gezegd het argument dat een korting niet ingang van Augustus of Juli mogelijk is. Spreker heeft alleen dit gezegd, dat het technisch moge lijk is, maar als men zijn opinie vraagt dan zou hij zeg gen dat, als het gebeurt, het gebeurt met ingang van 1 Januari. Op wat de heer Westra zegt, zal spreker maar niet meer terug komen. Burgemeester en Wethouders mogen de volle loonen uitbetalen, dat wordt toegegeven. Het gaat nu alleen maar om de kwestie: is het verstandig dat te doen? Als wij nu weten hoe de stemming is in het college van Gedeputeerde Staten en dat de moge lijkheid bestaat dat de uitspraak van de Kroon zal zijn dat vanaf 1 Januari pensioensbijdrage moet worden in gehouden, is het dan wel verstandig om het volle loon uit te betalen? Spreker zegt dat het absoluut onver- slandig is dat te doen, want dan krijgt men later de grootste moeilijkheden. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Muller wordt met 18 tegen 8 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren H. de Boer, Visser, Muller, Ticmersma, Botke, Van der Veen, Hooiring en Westra. Tegen stemmen: de heeren Dijkstra, M. Molenaar, F. de Vries, Lautenbach, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Wülcken, K. de Boer, Cohen, Fransen, Weima, Scheltema, Koopmans, Beekhuis, B. Molenaar, Hofstra, IJ. de Vries, Oosterhoff en Van der Schoot. De mededeeling sub 8d wordt voor kennisgeving aan genomen. II. De Voorzitter kan nog meedeelen dat zijn inge komen a. van den heer K. de Boer het navolgend schrijven: „Aangezien het grootste gedeelte van het indertijd ingediende voorstel-Zandstra-De Boer inzake het ge meentelijke handelsonderwijs is verwezenlijkt, en het thans gewenscht is te wachten op het overzicht om trent het organisch verband van de verschillende tak ken van onderwijs, teneinde dan te kunnen nagaan wat leemten daar nog in mochten zijn, neemt onder- geteekende de vrijheid hetgeen van dat voorstel nog rest in te trekken." Wordt voor kennisgeving aangenomen. b. van mevrouw BuismanBlok Wijbrandi het na volgend voorstel „Ondergeteekende stelt aan den Raad voor Burge meester en Wethouders om prae-advies te vragen over 't volgend voorstel, liefst zoo spoedig mogelijk: de gemeente stelle een stortings- en ophaaldienst in." De Voorzitter stelt voor om, als de Raad daartegen geen bezwaar heeft, mevrouw Buisman na afhandeling der agenda in de gelegenheid te stellen haar voorstel toe te lichten. Dienovereenkomstig wordt besloten. III. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda no. 2). Benoeming van een wethouder, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het be danken van den heer J. Scheltema. Wordt benoemd de heer H. de Boer met 18 stemmen. Op den heer L. Dijkstra zijn 5 stemmen uitgebracht en op den heer J. Jansen 1 stem, terwijl 2 biljetten blanco zijn ingeleverd. De Voorzitter vraagt den heer H. de Boer of hij deze benoeming aanneemt. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Januari 1925. 29 De heer H. de Boer verklaart met dank aan degenen, die op hem hun stem hebben uitgebracht, de benoeming te zullen aanvaarden. 2 (Agenda no. 3). Benoeming van een tijdelijk leeraar in de Duitsche taal aan de gemeentelijke H. B. S. en H. H. S. gedurende het ziekteverlof van Dr. H. Annema. Overeenkomstig de aanbeveling van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen benoemd j. F. Hoffmann te Leeuwarden. 3 (Agenda no. 4). Benoeming van een Voorzitter, c.q. plaatsvervangend Voorzitter van het Scheidsgerecht (vacature Mr. W. Kolff). De aanbevelingen van Burgemeester en Wethouders luiden als volgt a. Voorzitter 1. Mr. C. W. Stheeman, Vice-President van de Arrondissements-Rechtbank plaatsvervangend voorzitter van het Scheidsgerecht; 2. Mr. C. H. Beekhuis, Raadsheer in het Gerechts hof; b. plaatsvervangend Voorzitter 1. Mr. C. H. Beekhuis, voornoemd; 2. Mr. J. Nieuwenhuisen, Rechter in de Arrondis sements-Rechtbank. Worden benoemd a. tot Voorzitter: Mr. C. W. Stheeman, voornoemd, met 15 stemmen en 10 stemmen op Mr. C. H. Beekhuis, voornoemd, terwijl 1 biljet blanco is ingeleverd; b. tot plaatsvervangend Voorzitter: Mr. C. H. Beek huis, voornoemd, met 25 stemmen, terwijl 1 biljet blanco is ingeleverd. 4 (Agenda no. 5). Benoeming van een lid der Commissie van beheer over het Stads Ziekenhuis ter vervulling der vacature, ontstaan door het bedanken van den heer F. J. A. Fritzlin. De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt 1. O. F. de Vries, lid van den gemeenteraad; 2. M. Molenaar, idem. De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou naar aanlei ding hiervan iets willen vragen. Zij heeft zich eigenlijk verwonderd dat de commissie met het aanbrengen van deze aanbeveling geen rekening heeft gehouden met een opmerking, die zij vroeger heeft gemaakt, om in elk geval den naam van één vrouw op de aanbeveling te laten zetten. Spreekster heeft indertijd reeds gezegd dat zij het van veel belang acht dat speciaal in deze com missie voor het ziekenhuis een vrouw zitting neemt en zij had nu toch zeker mogen verwachten dat daarmee rekening was gehouden. Zij zal nu dezen keer niet voor stellen den naam van een vrouw aan de aanbeveling toe te voegen, omdat dit voor de betrokken personen altijd onaangenaam is, maar zij wil graag dat er in de toe komst rekening met haar opmerking zal worden ge houden. De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders hebben deze aanbeveling van de commissie overgenomen, om dat zij geen bepaalde reden hadden om daarvan af te w ijken. De beraadslagingen worden gesloten. Wordt benoemd de heer O. F. de Vries met 21 stem men, 2 stemmen op den heer M. Molenaar en 1 stem op mevrouw De VriesHaanstra, terwijl 2 biljetten blanco zijn ingeleverd. 5 (Agenda no. 6). Voorstel der Commissie voor het ontwerpen van Strafverordeningen tot vaststelling van een verordening, houdende geldigverklaring van bestaande verordeningen, tegen welker overtreding straf is bedreigd (bijlage no. 6). De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff zou naar aanleiding van dit ont werp een paar vragen aan Burgemeester en Wethouders willen stellen, in de eerste plaats over sub 15 „Veror dening ter beperking van het rooken door kinderen". Spreker zou Burgemeester en Wethouders willen vra gen of hun in den loop van de 6/2 jaar, die de veror dening werkt, veel is gebleken van de verkeerdheden waartegen de verordening te velde trekt, m. a. w. of er veel processen-verbaal zijn opgemaakt en of daarop ook veroordeelingen zijn gevolgd. Als raadslid merkt men daar niet veel van, maar spreker acht het toch wel van belang daar iets naders van te weten. Als het getal over tredingen niet groot is gebleken zou spreker Burge meester en Wethouders willen vragen, waaraan dit naar hun oordeel moet worden toegeschreven: aan de moei lijke toepassing van de verordening, d. w. z. dat het feit van de overtreding moeilijk is te constateeren of dat volgens het oordeel van Burgemeester en Wethouders de verordening zoo'n groote preventieve werking heeft, dat alleen door haar bestaan het kwaad al werkelijk reeds wordt bedwongen. Verder zou spreker ten opzichte van sub 17 willen vragen of, nu de nieuwe waterleiding in werking is ge treden, de „Verordening op de beperking van het gebruik van leidingwater" nog wel zoo noodig is. In den laatsten tijd zijn er veel huizen gebouwd, waarbij geen regen waterbakken zijn en die dus alleen zijn aangewezen op leidingwater. Door dergelijke beperkende bepalingen, als in deze verordening zijn gemaakt, wordt het voor de bewoners van die huizen ontzettend moeilijk gemaakt. Als die bepalingen nu niet meer noodig zijn, zou spreker dan ook willen vragen deze verordening niet opnieuw vast te stellen maar haar eenvoudig af te schaffen. De Voorzitter kan omtrent de toepassing van de Verordening ter beperking van het rooken door kinderen antwoorden, dat hij op 't oogenblik geen statistieken heeft hoe dikwijls er proces-verbaal wordt gemaakt en hoevee! veroordeelingen daarop volgen, zoodat dit ant woord heel moeilijk is te geven. Toch kan spreker wel dit zeggen dat zijn indruk is, voorzoover hij het kan be- oordeelen spreker ziet dagelijks de staten dat er niet heel veel processen-verbaal worden gemaakt, ter wijl volgens den Commissaris van Politie het attra- peeren van de jongelui zeer moeilijk is. Spreker gelooft ook niet, zooals de heer Oosterhoff meende, dat de ver ordening preventief veel uitwerkt, hij denkt trouwens dat de heer Oosterhoff zelf ook niet in een preventieve werking daarvan gelooft. De verordening bestaat echter en zij wordt toegepast; spreker zou zeggen dat men haar moet laten bestaan, hoewel de toepassing verbazend moeilijk is. Wat betreft de Verordening op de beperking van het gebruik van het leidingwater, memoreert spreker dat de vorige vergadering aan Burgemeester en Wethouders machtiging is verleend om die verordening in te trekken, als zij den tijd daartoe gekomen achten. Nu er voldoende water is, zal zij ook dezer dagen wel worden ingetrok ken; practisch was zij al buiten werking. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel der commissie.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 4