66
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1925.
Art. V.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi stuit, wat de
verontreiniging van eet- en drinkwaren betreft, op een
moeilijkheid. Hoe staat het college er tegenover, wan
neer in kramen en stalletjes eet- en drinkwaren zijn
uitgestald en aan verontreiniging zijn blootgesteld
De Voorzitter moet eerlijk zeggen dat dit verbod alleen
betreft de uitstallingen op een stoep, zoodat de door
mevrouw Buisman bedoelde kwestie hier niet is gere
geld. Waar het hier echter speciaal over stoepen gaat,
kan men daar ook moeilijk stalletjes bij halen. Spreker
wil voorstellen dat t. z. t. door de Commissie voor het
ontwerpen van Strafverordeningen worde voorgesteld
ergens een dergelijk artikel in te lasschen. Hier gaat het
niet bij. Burgemeester en Wethouders willen de opmer
king van mevrouw Buisman wel bij genoemde commissie
overbrengen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. V wordt onveranderd vastgesteld.
Art. VI.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff kan zich met dit artikel moeilijk
vereenigen. Hij heeft een tweetal bezwaren tegen de
toevoeging van de bepaling, dat met waren, voor den
verkoop waarvan vaste staanplaatsen worden verpacht,
in de naaste omgeving dier plaatsen niet mag worden
gevent.
Een van de bezwaren is dat dit weder een van die
verbodsbepalingen is, waarvan in de practijk niet veel
terecht komt, omdat de toepassing van deze buiten
gewoon vage bepaling uiterst moeilijk is door den
rechter zal heel moeilijk kunnen worden uitgemaakt of
de naaste omgeving 25 M. dan wel 100 M. is.
Zijn ander bezwaar, dat voor spreker veel zwaarder
weegt, kan hij het beste met een voorbeeld illustreeren.
Er is een tijd geweest dat, als spreker 's middags naar
huis ging, er op de Nieuwestad vrij geregeld een wagen
met sigaren stond in de buurt van de Lange Pijp en
hetzij met opzet of toevallig in de buurt van een
aldaar gevestigden sigarenwinkel. Die venter mag dat
ongehinderd doen, hoewel hij daardoor concurrentie
aandoet aan den aldaar wonenden sigarenwinkelier, die
voor zijn zaak een duur huis heeft moeten huren. Als
morgen echter Burgemeester en Wethouders aan dezen
of genen verlof geven om een vaste standplaats in te
nemen bij de Lange Pijp, dan mag door bedoelden
wagen in de buurt van die plaats niet meer worden
gevent. Spreker meent daarom dat dit artikel door deze
toevoeging zulke ontzettende onbillijkheden schept, dat
hij daarin niet kan meegaan en zijn stem daartegen zal
uitbrengen.
De Voorzitter wil eerst even antwoorden op de kwes
tie van de naaste omgeving. Het is volkomen waar, de
bepaling is ruim, er is ten slotte alles onder te brengen
en ook heel weinig. De bepaling is echter juist daarom
niet strakker genomen, omdat zich de naaste omgeving
in het eene geval misschien wel tot 100 M. kan uitbrei
den, terwijl op een andere plaats mogelijk 10 M. al
voldoende is. Wanneer een venter doorloopend een
beetje in de omgeving blijft van iemand met een vaste
standplaats maar er is een gracht tusschen beide en
geen brug in de buurt, dan zal toch degene met de vaste
standplaats, al is de afstand soms ook 12 M., van den
venter toch niets geen last hebben. In zoo'n geval zou
het onjuist zijn de plaats waar de venter loopt te rekenen
tot de naaste omgeving; het is hier de rechterlijke macht,
die voor elk geval moet uitmaken hoe het artikel hier
moet worden toegepast.
Wat betreft de kwestie, dat iemand in de buurt van
de Lange Pijp stond om sigaren te verkoopen, wil spre
ker antwoorden, dat Burgemeester en Wethouders in de
eerste plaats niet van plan zijn toe te staan dat zoo
iemand daar staat. Het artikel is op het oogenblik zoo,
dat zoo'n staanplaats ook verpacht wordt. Nu is het
waar dat men met deze verordening niet zou kunnen
krijgen iemand met een sigarenkarretje, die daar een
beetje heen en weer loopt; als hij er echter weer staat,
zal hij voortaan daar weggejaagd worden, tenzij hij
werkelijk met Burgemeester en Wethouders een over
eenkomst heeft gesloten, als tenminste niet reeds een
ander ergens in die omgeving staat, want in dat geval
moet hij ook weg. De bepaling betreft hier echter het
heen en weer loopen van venters bij de eene of andere
brug of andere plaats, die een ander voor dezelfde koop
waar gepacht heeft en dan zal de politie wel zorgen dat
die venters vandaan blijven bij het gedeelte van den
openbaren weg, dat door den ander is ingenomen. Men
kan ook zoo heen en weer loopen dat men eigenlijk op
precies dezelfde plaats blijft. Daar dient deze bepaling
voor het vast innemen van eene plaats aan den open
baren weg, zonder dat deze is gepacht, zal voortaan
door de politie worden voorkomen. Er is tot nog toe in
dat opzicht wel een beetje door de vingers gezien, omdat
ieder eigenlijk meende dat het aan een ieder maar vrij
was toegestaan om ergens te gaan staan. Zoo kreeg
men soms 5 of 6 naast elkaar en dat werd Burgemeester
en Wethouders nu toch wat te kras. Verder meenen
Burgemeester en Wethouders dat zij het zijn die een
ander, die een vaste staanplaats heeft gepacht, moeten
garandeeren dat er voor hem althans in de naaste om
geving geen concurrentie zal komen. Burgemeester en
Wethouders zullen dat ook doen ten opzichte van win
kelhuizen, die door de gemeente worden verhuurd; zij
zullen dan zooveel mogelijk en voorzoover het in hun
hand is, zorgen, dat er voor dezen huurder in de naaste
omgeving geen concurrentie is. Burgemeester en Wet
houders kunnen echter niet zorgen dat een sigaren
winkelier aan de Nieuwestad, die voor zijn winkel een
of ander duur pand heeft gehuurd, geen concurrentie
krijgt. Die plicht rust alleen op hen ten aanzien van
plaatsen, die zij zelf verhuren en waarvan misschien een
ander mede zou willen profiteeren. Naar sprekers mee
ning ligt het niet op den weg van het gemeentebestuur
om voor ieder burger van Leeuwarden te zorgen dat er
geen concurrentie in de buurt is. De Commissie voor de
strafverordeningen meent dan ook het voorgestelde ar
tikel te moeten handhaven.
De heer Oosterhoff zegt dat na de nadere uiteenzet
ting van den Voorzitter het artikel hem wel duidelijker
is geworden, maar dat zijn bezwaar daarmee toch niet
is ondervangen. Het is waar dat de staanplaatsen door
Burgemeester en Wethouders worden uitgegeven, maar
deze worden gevraagd, omdat de betrokken personen
daar een zeker belang in zien om daar te staan. Er is
niet bepaald dat de winkelier, die aan zijn plaats vast
zit, geen concurrentie van venters mag hebben. Spreker
voelt niet het groote onderscheid dat door Burgemeester
en Wethouders een plaats wordt uitgegeven of dat een
plaats door een particulier is verkocht of verpacht. Een
feit is dat men de concurrentie weert voor iemand die
ergens staat met een kraampje, bloemenstalletje of si-
garententje en dat men die concurrentie laat bestaan
voor de bestaande winkeliers. Nu mag het waar zijn
en dat verheugt spreker dat Burgemeester en
Wethouders de bepaling ook willen toepassen ten aan
zien van de winkelhuizen van de gemeente, maar zooveel
winkelpanden heeft de gemeente niet. Spreker is van
oordeel dat, wanneer iemand meent dat het ergens een
beste gelegenheid is als staanplaats, hij dan bij het in
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1925. 67
nemen daarvan de gevolgen moet afwachten; hij kan
toch ook een staanplaats innemen, waarbij zich te eeni-
ger tijd een sigarenwinkel vestigt. Spreker blijft van
meening dat deze bepaling een onbillijkheid schept te
genover den winkelier, die een duren stand moet be
talen, terwijl een ander voor een betrekkelijk klein be
drag een plaats inneemt, die vrij is van concurrentie.
Dat is een groote onbillijkheid.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. VI wordt met 14 tegen 12 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren H. de Boer, M. Molenaar,
Botke, Fransen, Lautenbach, Van der Veen, Tiemersma,
Hooiring, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de hee
ren IJ. de Vries, Hofstra, Koopmans, Beekhuis en K. de
Boer.
Tegen stemmen: de heeren Dijkstra, Wölcken, O. F.
de Vries, Van der Schoot, Weima, Westra, Cohen, Schel-
tema, Muller, B. Molenaar, Oosterhoff en Van der Laan.
Art. VII wordt onveranderd vastgesteld.
De geheele verordening wordt onveranderd vastge
steld.
De heer K. de Boer zou in verband met deze veror
dening nog een vraag willen stellen. Het zal velen bekend
zijn dat op de Oosterkade op heel veel dagen in de week
een vrij geregelde veiling wordt gehouden door grossiers
in vruchten en groenten. Valt die ook onder de bepa
lingen dezer verordening, ja of neen?
De Voorzitter zou den heer De Boer deze wedervraag
willen doen: op wat grond denkt U dat die daar wèl
onder zou vallen?
De heer K. de Boer: Omdat ik meen dat zich daar
feitelijk een markt heeft ontwikkeld. Er is daar een vrij
geregelde markttoestand ontstaan; er wordt verkocht en
gekocht en de openbare straat wordt daardoor in beslag
genomen.
De Voorzitter merkt op dat dit ook een van de ge
vallen is, die hij straks voor oogen heeft gehad. Wanneer
de nieuwe Oosterbrug eenmaal geopend is, zal men dat
daar niet meer kunnen doen; wat echter indertijd is
opgegeven als een particuliere groenteveiling, heeft
langzamerhand een uitbreiding gekregen, die nooit in
de bedoeling heeft gelegen. Als men spreker vraagt of
die veiling onder de verordening valt, moet spreker zeg
gen: neen, ik zie geen reden dat zij er onder zou vallen.
Een tweede kwestie is echter of Burgemeester en Wet
houders op die zaak attent willen zijn, om die op de eene
of andere manier te veranderen. Het is spreker ook op
gevallen dat deze zaak zoo'n uitbreiding heeft genomen.
Het is een soort van particuliere veiling midden op
straat. Spreker wil wel toezeggen dat Burgemeester en
Wethouders hieraan hun attentie zullen schenken, maar
in elk geval onder deze verordening valt deze veiling
niet.
Aan de orde is Lift. B, Ontwerp II.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Art. I.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou nog graag
even een antwoord hebben op haar vraag of nu werkelijk
strenger de hand zal worden gehouden aan de bepa
lingen, of deze eenigszins strenger zullen worden toe
gepast met het oog op het verkeer, zoodat meer het
gebruik van de openbare straat zal worden tegenge
houden.
De Voorzitter kan op die vraag heel moeilijk een ant
woord geven. Hij zou niet graag het antwoord geven
dat alles, wat maar eenigszins in strijd is met het ver
keer, van de openbare straat zal worden geweerd. In
de eerste plaats zal dan moeten vast staan dat het strij
dig is met het verkeer en nu is het merkwaardig dat de
een iets veel gauwer strijdig met het verkeer vindt dan
de ander, ook onder menschen die onpartijdig zijn en
niet alleen onder de belanghebbenden want die vin
den het natuurlijk nooit strijdig met het verkeer Ver
der staat spreker op dit standpunt: als het eenigszins
kan, laat het dan toe. Als men werkelijk in deze richting
zou willen beperken, moet men niet vergeten dat men
waarschijnlijk ten opzichte van verschillende zaken vrij
diep zou ingrijpen in het dagelijksch leven. Spreker wil
dus op den voorgrond stellen: als het eenigszins moge
lijk is, laat het dan, maar als het te gek wordt en men
oordeelt dat in het algemeen belang moet worden inge
grepen, laat men dat dan doen. Dat systeem huldigt
spreker. Spreker ergert zich ook wel eens dat er b.v. in
de St. Jacobsstraat karren staan, die op dat moment beter
hadden kunnen zijn opgeruimd. Om echter goed te oor-
deelen, moet men alles precies weten: hoe lang staat die
kar daar; is de man, die er bij hoort, misschien even
naar binnen om een boodschap af te geven, enz.
Spreker kan dus geen toezegging geven dat, als men
eens iets niet goed vindt, daar met alle mogelijke streng
heid tegen zal worden opgetreden. Wanneer men daar
mee zoo diep in het zakenleven zal ingrijpen, moet de
toestand werkelijk al ernstig zijn, wanneer men dat zal
doen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. I wordt onveranderd vastgesteld
Artt. II en III worden onveranderd vastgesteld.
De geheele verordening wordt onveranderd vastge
steld.
9 (Agenda no. 12.) Advies der Commissie voor
Georganiseerd Overleg betreffende wijziging van de
verordening regelende het georganiseerd overleg bijlage
no. 13), c. q. benoeming van drie raadsleden bedoeld
in art. 6 (nieuw).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het Ontwerp van de Commissie voor Georga
niseerd Overleg.
Tot leden der commissie van raadsleden, bedoeld in
artikel 6 (nieuw) sub 2, worden benoemd
de heer M. Molenaar met algemeene stemmen;
Westra 25
Wölcken 25
terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer Van der Schoot.
10 Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging van het Reglement van Orde
voor den Gemeenteraad (bijlage no. 11).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Veen heeft bij dit complex van wijzi
gingen eenige dingen gevonden, waarmee hij het niet
eens kan zijn. Dat zijn de nieuwe artikelen 68 en 69,
welke in de plaats komen van het bestaande artikel 36.
Spreker doet lecture van het bestaande artikel 36. Waar
in dit artikel aan de raadsleden als een recht gewaar
borgd is, dat in dezelfde raadsvergadering de vraag mag
worden gedaan, wordt in artikel 68 (nieuw) gezegd dat