52 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1925.
personeel een klein beetje anders is getracteerd dan in
dertijd door het college van Burgemeester en Wethou
ders en den Burgemeester hier naar voren is gebracht.
Spreker wil even voorlezen hoe de maatregel bij de be
drijven is aangeplakt. Zij luidt als volgt dat Burge
meester en Wethouders besloten hebben,
,,dat in afwachting van een bij de Kroon gevraagde
voorziening tegen het besluit van Gedeputeerde Sta
ten, houdende niet-goedkeuring der gemeentebegroo-
ting voor 1925, o. m. uit overweging dat geen premie-
verhaal wordt toegepast op de wedden en loonen van
het gemeentepersoneel, te beginnen met 1 Januari
1925 de navolgende salarisvermindering moet worden
toegepast: enz."
Nu weet spreker natuurlijk niet of deze redactie door
Burgemeester en Wethouders is voorgeschreven, dan
wel of er een bepaalde mededeeling aan de verschillende
directeuren is gedaan en ieder directeur op zijn eigen
houtje een bepaalde redactie aan de mededeeling heeft
gegeven. Maar zooals de mededeeling hier luidt, was zij
aan de Gasfabriek aangeplakt en dan meent spreker dat
er inderdaad sprake is van salarisvermindering en dat
de maatregel door het personeel ook zoo wordt gevoeld.
Spreker geeft toe dat zijn standpunt is dat, wanneer
het inderdaad is, zooals door den Voorzitter is meege
deeld, deze zaak dan niet in het Georganiseerd Overleg
thuis behoort, omdat het dan een voorloopige maatregel
betreft, die echter later, wanneer de definitieve beslis
sing zal moeten worden genomen, zeer zeker in het Ge
organiseerd Overleg zal moeten komen. Maar als de
maatregel hier op een dergelijke wijze aan het personeel
wordt meegedeeld, kan spreker er in komen als men zegt
dat men dien maatregel in het Georganiseerd Overleg
wenscht te bespreken en daarom zal hij voor het verzoek
stemmen.
De heer Van der Laan wil, voordat men tot stemming
overgaat, even zijn stem motiveeren. Hij is in dit geval
geen voorstander om de zaak alsnog in het Georgani
seerd Overleg te brengen, omdat hij zich aansluit bij het
geen de heer Westra heeft gezegd, dat deze kwestie
reeds in een vorige vergadering is behandeld. Spreker
zal dus tegen stemmen.
De Voorzitter wil nog even op dat woord „salaris
vermindering" terug komen. Hij geeft volkomen toe dat
dit eigenlijk een verkeerd woord is geweest. Spreker wil
nog wel eens nakijken of het woord is van den directeur
zelf of dat het van hier is uitgegaan, maar hij geeft direct
toe dat dit woord verkeerd is geweest. Ieder maakt ech
ter wel eens fouten. Waarom nu nog over dat woord te
praten als reeds een maand geleden, in de voor-vorige
vergadering, hier duidelijk is omschreven wat dat woord
beteekende? Laat dat woord fout zijn en laten de werklui
daardoor de mededeeling even verkeerd hebben opgevat
en er even van zijn geschrokken, in de vergadering van
27 Januari is die opvatting dan toch wel positief de we
reld uit geholpen, zoodat men daar een maand later niet
meer over behoeft te praten. Spreker geeft toe dat het
woord een verkeerden indruk kan geven, maar die in
druk is dan toch den 27en Januari door Burgemeester
en Wethouders absoluut weggenomen, zoodat men nu
niet meer moet terugkomen op iets, wat misschien een
maand geleden verkeerd is begrepen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer M. Molenaar, om aan het
ingekomen verzoek te voldoen, wordt met 15 tegen 11
stemmen verworpen.
Vóór stemmen: de heeren Dijkstra, H. de Boer, M.
Molenaar, Botke, Van der Veen. Tiemersma, Hooiring,
O. F. de Vries, K. de Boer, Muller en B. Molenaar.
Tegen stemmen: de heeren Fransen, Lautenbach,
Wölcken, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de hee
ren IJ. de Vries, Hofstra, Van der Schoot, Weima, Koop
mans, Beekhuis, Westra, Cohen, Scheltema, Oosterhoff
en Van der Laan.
Het verzoek sub 8 wordt voor kennisgeving aange
nomen.
9. dat Burgemeester en Wethouders in de Commissie
voor de Arbeidsbemiddeling en Werkloosheidsverzeke
ring hebben benoemd tot lid-werknemer in de vacature,
ontstaan door het vertrek van den heer F. van der Bos,
den heer H. H. Spoelstra, alhier.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
10. dat Burgemeester en Wethouders het navol
gende wenschen mede te deelen inzake de Oosterbrug.
De heer Fransen (wethouder) merkt op dat het den
leden van den Raad zal zijn gegaan, zooals het veel in
gezetenen van Leeuwarden is gegaan: dat zij zich
eenigszins bevreemd zullen hebben gevoeld dat tot op
dit oogenblik de nieuwe Oosterbrug nog niet voor het
verkeer is geopend. Tot nog toe hebben daarover heel
wat praatjes de ronde gedaan in deze gemeente en waar
tot op dit oogenblik de Raad zoo bescheiden is geweest
nog geen interpellatie tot Burgemeester en Wethouders
te richten omtrent deze zaak, hebben Burgemeester en
Wethouders gemeend hier een korte toelichting te moe
ten geven wat in de laatste 6 weken is voorgevallen,
waardoor het oponthoud zoo is gerekt. Spreker wil er
nog bij voegen dat de zaak op dit oogenblik nog niet
voor elkaar is en dat men nu in een moeilijk parket ver
keert, waaromtrent spreker aan het slot nog enkele me-
dedeelingen zal doen.
Toen op 2 en 3 Januari het onderdek zoo goed als
gereed was, is men op 6 Januari met het bovendek van
blokjes begonnen en is op dien dag, tegen het bevel
van den ingenieur van de firma Braat in, de motor in
gebruik genomen door het personeel, om de brug om
hoog te brengen. Dit gebeurde, terwijl de ballast niet
voldoende was voor de brug, omdat men, zooals be
hoort, de brug eerst had uitgebalanceerd zonder dat er
een dek op was. Toen nu het zware eiken onderdek er
op was, had de ingenieur gezegd dat men in geen geval
den motor in gebruik mocht nemen zonder dat de bal-
lastbak in evenwicht was. Dat is echter wel gedaan en
dit is toen met een hevigen schok gepaard gegaan. Na
onderzoek bleek dat de bouten van de kettingstoelen
een weinig waren losgerukt in het beton en dat zij
eenigszins naar elkaar toe waren getrokken.
Dit was de eerste tegenslag en het heeft heel wat
tijd gekost om die zaak weer in orde te maken. De firma
Braat meende eerst de bouten weer op haar plaats te
brengen door aanstampen, maar Gemeentewerken kon
daarmee niet accoord gaan en heeft den eisch gesteld
de blokken af te breken, van een nieuwe bewapening
te voorzien en tusschen beide stoelblokken voor de
zekerheid een tusschenbalk aan te brengen opdat, als
er weer een dergelijke schok kwam, de kussenblokken
niet weer zouden worden verzet of naar elkaar toe
zouden trekken. Toen bleek bij onderzoek dat de beton
blokken, waarop de kussenblokken rustten, waren ge
stort in November, juist toen de vorst inviel, dat daar
door dit betonwerk door de vorst was aangetast en niet
voldoende hardheid had gekregen, waardoor het den
schok niet had kunnen doorstaan. De herstelling van
die verschillende blokken en de bewapening daarvan
heeft 3 a 4 weken gevorderd, omdat het een heel moei
lijk werk was vooreerst toch moest men het beton en
onderdeden van de brug loswerken en verder moest
natuurlijk alles kruipende en bij lamplicht gebeuren.
Den 17en Januari was het dek gereed en de even
wichtstoestand van de brug gemeten. Toen bleek echter
dat de brug op het oostelijk landhoofd met een druk
rustte van ruim 2200 K.G., terwijl deze op Gemeente
werken was bepaald op 1800 K.G. Het verschil van
400 K.G. moest worden teruggebracht op den ballast-
bak en terwijl Gemeentewerken meende dat de druk
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1925. 53
bij de Wijbrand de Geeststraat onnoodig zwaar was,
meende Braat dat een dergelijke druk daar noodzakelijk
was, omdat het evenwichtspunt van de brug verder ligt
dan de as, n.I. ongeveer 70 c.M. het dek op dan was
er zekerheid dat de brug toch zou blijven liggen bij een
eventueele weigering van de electrische grendelsluiting,
terwijl, als zij precies balanceerde, dit gevaar zou op
leveren dat, als er een zware wagen over de brug ging,
deze dan bij het landhoofd omhoog zou kunnen gaan,
wat tot groote ongelukken aanleiding zou kunnen geven.
Braat zegt het is wenschelijk dat er een dergelijke
druk op het landhoofd is de motor is er op berekend
die kracht uit te oefenen en dien druk te overwinnen en
zelfs als de grendeling iets weigert is er dan geen ge
vaar dat de brug omhoog gaat; dan is er ook minder
ballast noodig, wat voor ons voordeeliger is, en voor
de goede werking van de brug is het ook beter dat het
zwaartepunt ligt voorbij de as, in de brug in oostelijke
richting.
De motor was echter niet zoo bijzonder krachtig om
te doen wat men meende dat gebeuren moest, om de
brug in beweging te brengen. Toen de ingenieur van
de firma Braat de opmerking meende te moeten maken
dat hij vreesde dat de motor, die was geleverd, te licht
was, antwoordde de heer Maas er staat in den kelder
een motor van 16 P.K., dat staat op het plaatje, dus
men mag denken dat hij die kracht heeft. Er komt bij
dat men toch moet aannemen dat de firma Heemaf, die
den motor heeft geleverd, niet een motor van mindere
capaciteiten zal leveren dan een van 16 P.K., zooals is
bepaald in het contract, dat met die firma is afgesloten.
Men is toen aan het berekenen gegaan, omdat men
toen de onderstelling uitte is de brug dan misschien
veel zwaarder dan waarvoor een motor van 16 P.K. is
berekend Men is op verschillende manieren en ieder
voor zich aan het berekenen gegaan, doch beiden, de
heer Maas zoowel als de firma Braat, kwamen tot de
overtuiging dat een motor van 16 P.K. voor deze brug
voldoende moest wezen. Wat men ook probeerde en
berekende, het stond ten slotte, nadat er 3 weken met
het vaststellen van de berekeningen waren heengegaan,
vast dat beide berekeningen goed waren en dat werkelijk
een motor van 16 P.K. de brug voldoende en flink in
beweging moest kunnen brengen, ja, men berekende
zelfs dat een motor van 14.3 P.K. voldoende moest zijn
en dat men daarmee zou kunnen volstaan.
Den 20en Januari werd door hulpwerktuigen de brug
iets omhoog gezet voor het doorlaten van schepen in
verband met de hoogte van de hulpbrug. Den motor kon
men toen nog niet gebruiken, omdat de kussenblokken
nog geen voldoende hardheid hadden.
Den 21 en Januari is door den heer Maas en den inge
nieur van de firma Braat beproefd de brug met den
motor omhoog te brengen. Zij zakte twee maal terug en
bij de derde poging sloeg de zekering door en viel de
brug ongeveer 25 a 30° omlaag met een hevigen schok,
maar werd door de rem opgevangen. Dat heeft echter
geen nadeelige gevolgen gehad en er is verder ook geen
gebrek door ontstaan.
Bij de verdere berekening en het uitbalanceeren bleek
de ballastbak te klein te zijn, zij kon niet voldoende
gewicht bergen daar, waar dit voor een goede even-
wichtsstand noodig was n.I. ver van het steunpunt.
Men zou dan het zwaartepunt meer naar voren brengen
en zou de brug verbazend veel meer ballast moeten
ontvangen dicht bij het steunpunt en men was er bij
Gemeentewerken sterk tegen om de brug eenige dui
zenden K.G. zwaarder te maken dan noodig was. Men
is toen tot de slotsom gekomen er nog een ballastbak
achteraan te brengen men kon dan gemakkelijker
werken, het zou geen nadeelige gevolgen geven en aan
de werking geen schade doen. Er werd vastgesteld dat
de achterkant van de ballastbak 3 c.M. vrij moest blijven
van den keldervloer, waarom de brug omhoog werd
gezet en gemeten werd welke ruimte men over had.
Toen de bailastbak klaar en aangebracht was het
schijnt wel dat, als het eenmaal mis is, het altijd mis
loopt werd de brug omhoog gebracht tot 74° wat
onvoldoende is en toen liep de ballastbak tegen den
keldervloer aan. Wat de reden daarvan was, of de smid,
die de bak heeft gemaakt, de opgegeven buitenwerksche
maten heeft aangenomen voor binnenwerksche of dat
de brug bij het meten niet in den goeden stand op ruim
85° is geplaatst, weet spreker niet. De firma Braat mop
perde eerst wel dat er wel een beetje van den vloer af
kon, maar bij een waterdichte gewapende kelder hakt
men niet een stuk van den vloer af, zoodat er dus weer
een stuk van de bak af moest. Ten slotte is het dan toch
met de ballastbak in orde gekomen en heeft men de
brug kunnen uitbalanceeren.
Toen alles klaar was met de brug ging men weer met
den motor probeeren maar men kon daarmee heel moei
lijk de brug openen. Als men er alle kracht op zette kon
de motor het soms doen en dan ging het goed, maar
als men nog eens probeerde kon de motor het weer niet
doen en bij de derde beproeving sloeg voor de tweede
maal de zekering door. Het bleef dus moeilijk de brug
te openen, zoodat men ten slotte moest toegeven dat
het aan den motor moest mankeeren, omdat de bereke
ningen zoo waren gemaakt dat het niet meer aan de
brug, doch nu nog alleen aan den motor kon mankeeren;
alles wat de brug aangaat, de werking en de beweging,
is nu in orde, dat kan gerust worden gezegd.
Intusschen was bij het aanzetten van den motor ge
bleken dat de spanning ineens opliep tot 80 Antp., terwijl
deze niet meer mocht zijn dan 47 Ampère. Men was toen
nog in de veronderstelling dat de motor een 16 P.K.
was en is toen weer begonnen met de brug uit te balan-
ceeren en het zwaartepunt meer naar achteren te bren
gen. Dat uitbalanceeren is wel gauw gezegd, maar 't
was een verbazend werk die hoeveelheden van hon
derden kilo's ijzer te verplaatsen. Dat gaat niet zoo
vlug.
Den 6en Februari is er een monteur van de firma
Heemaf gekomen om den motor te onderzoeken. Hij
kon aan den motor als zoodanig geen gebrek consta-
teeren de motor als motor was goed, maar of hij vol
doende capaciteit had, daarover kon de monteur niet
oordeelen.
Toen is nogmaals, in tegenwoordigheid van allen,
geprobeerd de brug te openen. Den eenen keer ging het
beter dan den anderen keer, maar van de 3 keer ging
het toch 2 keer bepaald slecht en het scheen ook dat,
als er eenigszins wijziging was in den electrischen
stroom, dit invloed had op de wijze, waarop de motor
zijn werk deed. Het bleek echter wel dat deze motor
dit werk niet doen kon.
Na al dat gewurm kwam men tot de overtuiging dat
er slechts twee mogelijkheden waren de motor heeft
niet het opgegeven vermogen óf er wordt meer van ge
vergd dan is opgegeven.
Den 7en Februari is de evenwichtstoestand van de
brug opnieuw gecontroleerd, maar zij bleek ook toen
bij het balanceeren geheel in orde, er was volledige
overeenstemming tusschen den leverancier en Gemeen
tewerken, de brug was, zooals zij moest zijn, zoodat een
motor van 16 P.K. haar gemakkelijk moest kunnen be
wegen.
Toen heeft op 9 Februari op verzoek van de firma
Braat een ingenieur van het P. E. B. metingen gedaan
op den motor. Hem was door den heer Maas gevraagd:
doe het als vriend, niet als arbiter. Uit de metingen, die
door den ingenieur van het P. E. B. waren gedaan, kwam
hij tot de conclusie dat de motor niet voldoende en in
ieder geval kleiner was dan 16 P.K.; hij kon echter op
dat oogenblik niet zeggen hoeveel.
Den volgenden dag kreeg de firma Braat van den in
genieur van het P. E. B. een catalogus van Heemaf en
daaruit bleek dat de uitwendige maten van den motor,
die in den kelder stond, overeenkwamen met de uitwen-