64 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1925.
geheven, terwijl door andere menschen over de geheele
publieke straat vrij mag worden gestald. Spreker wacht
dan ook met belangstelling het initiatief-voorstel van
den heer Oosterhoff af.
Ten opzichte van wat mevrouw Buisman heeft gezegd
omtrent de verpachting voor 3 jaar, zou spreker ook
graag willen dat, waar het hier een proef geldt, Burge
meester en Wethouders zouden willen toezeggen dat zij
de verpachting niet langer zullen maken dan b.v. tot
1 Januari of 1 Mei 1926. Spreker zou dien tijd ook niet
te lang willen maken.
Dan nog een kleinigheid over de tarieven op Zater
dagavond. Burgemeester en Wethouders stellen voor de
tarieven dan eenigszins te verhoogen in dezen geest, dat
op de Vrijdagsmarkt voor een minimum van 3 c.A. moet
worden betaald, terwijl dat voor den Zaterdag niet geldt
maar dan op 6 c.A. wordt gesteld. En dan wordt het
verder zoo dat, als iemand op Zaterdag slechts 3 c.A.
zou gebruiken, hij daarvoor toch 0.75 moet betalen,
terwijl op Vrijdag voor een gebruik van 3 c.A. 0.25
en van 6 c.A. 0.75 wordt gevraagd. Als men nu meent
dat de Zaterdagavondmarkt in het belang van de stad
is en dat meenen we toch, daarom stellen we 't voor
dan moet men het er toch ook over eens wezen dat
men die markt mogelijk moet maken. Laat men dan de
menschen, die met een klein karretje op het Zaailand
staan, daarvoor niet 3 kwartjes betalen. Spreker zou
daarom graag inlichtingen willen hebben waarom Bur
gemeester en Wethouders voor deze markt niet dezelfde
tarieven hebben voorgesteld.
De heer Hofstra kan zich in zooverre met het ant
woord van den Voorzitter vereenigen, dat hij ook inder
daad de bezwaren voelt om voor het gebruik van de
openbare straat door particulieren regelen te maken.
Toch zou hij het college van Burgemeester en Wethou
ders in overweging willen geven dat het ook in die rich
ting werkt door ten slotte te komen tot een centrale ber
ging, waar de verkeersauto's gelegenheid vinden te
stallen, zooals is geschied tusschen de Beurs en de
Coöperatieve Zuivelbank, waar men een rijwielberging
heeft. Het is toch ook mogelijk dat door de plaatselijke
overheid een zoodanige regeling wordt getroffen en dat
van gemeentewege aan de berging van de verkeersauto's
wordt tegemoet gekomen. Dien kant moet het uit.
In verband met de opmerking van den heer De Boer
dat spreker het niet met zijn partijgenoot, den heer
Weima eens is en daardoor anderen zou opwekken om
niet voor protectie te wezen, wil spreker antwoorden dat
het hier allerminst de plaats is om uit te maken: wat
is protectie? Maar toch zou spreker deze opmerking
willen maken dat, als de buitengemeenten een buiten
gewoon bedrag van menschen uit Leeuwarden zouden
heffen, hij dan noodgedwongen zou moeten meewerken
om aanstonds in dezelfde richting werkzaam te zijn.
Maar als dat niet het geval is, werkt spreker daaraan
niet mee, die belofte wil hij wel doen.
De Voorzitter zou nog enkele opmerkingen willen be
antwoorden. De heer Westra heeft gevraagd naar het
motief tot het instellen van de Zaterdagavondmarkt.
Spreker zou zeggen dat het er niet om gaat of men die
zal instellen, want eigenlijk is zij er al. Zij is altijd ge
weest op den Koningspijp en het blijkt dat er meer lief
hebbers voor zijn dan van politiewege toelaatbaar wordt
geacht. Verder dient uit politieoogpunt de plaats liever
ruimer dan nauwer te worden genomen. Spreker geeft
toe dat, als men aan die markt meer ruimte geeft, er dan
meer menschen zullen komen, want het blijkt dat er lief
hebberij genoeg is.
De heer Westra zegt verder dat de noodzaak van de
Zaterdagavondmarkt in het algemeen belang moet wor
den aangetoond. Spreker zou zeggen: wat is er tegen?
Burgemeester en Wethouders hebben zich op het stand
punt gesteld dat daar iets hooger marktgeld moet wor
den geheven dit meteen als antwoord aan den heer
Muller omdat er aan deze markt iets meerdere kosten
zijn verbonden dan aan de andere markt. Dan kost het
de gemeente niets. Wie er nu liefhebberij voor heeft,
krijgt de kans om daar te staan en daar iets te verdienen.
Moet men nu bewijzen dat het in het algemeen belang
noodzakelijk is dat deze markt er komt? Spreker zou
zeggen dat men ook het omgekeerde kan vragen: acht
men het in het algemeen belang dat zij er niet komt?
Wat betreft de kwestie door mevrouw Buisman en
den heer Muller genoemd, om de marktgelden voor kor-
teren tijd te verpachten, wil spreker opmerken dat er
uitdrukkelijk staat: „tot 1 Januari 1928 of voor korteren
tijd". Er zal worden nagegaan of men niet tot een over
eenkomst kan komen. Waar Burgemeester en Wethou
ders ook niet weten wat de opbrengst zal zijn en de
pachter ook niet, blijft dit moeilijk en zal men er eerst
een slag naar moeten slaan. Burgemeester en Wethou
ders zullen op de eene of andere manier met den pachter
overeen moeten komen wat vermoedelijk de opbrengst
zal zijn en dan zal daarvan een zeker percentage moeten
worden betaald als pacht. Laat men deze zaak echter
aan Burgemeester en Wethouders overlaten. Dan krijgen
zij de bevoegdheid om uiterlijk tot 1 Januari 1928 te
verpachten of voor korteren tijd. Waar Burgemeester en
Wethouders op dit punt ook attent zijn, zullen zij niet
direct zeggen dat tot 1928 zooveel moet worden betaald,
maar zullen zij het, zoo noodig, voor korteren tijd doen.
Nu de kwestie, waarom de tarieven hooger zijn dan
die van de gewone Vrijdagsmarkt. Ten eerste is het
minimum weggelaten. Spreker heeft hier een lijst van
alle marktbezoekers op Vrijdag, vaste zoowel als andere,
en als men die lijst nagaat, zal men zien dat dit minimum
bijna op de geheele lijst niet voorkomt, dat er op Vrij
dag bijna niemand is, die minder betaalt dan 0.75.
Dat minimum is dus meer theoretisch; er is slechts een
heel enkele bij die een oppervlakte gebruikt tot 3 c.A.,
in de practijk komt dit vrijwel niet voor. Er is dus Vrij
dags maar een heel enkele die minder betaalt dan 0.75.
Burgemeester en Wethouders hebben echter wel ge
meend aan dat minimum voor den Zaterdag te moeten
vasthouden. Zij hebben nu niet de bedoeling dat, nu er
een Zaterdagavondmarkt komt, men daarvoor zooveel
mogelijk moet bijdragen, maar zij hebben gezegd: voor
dengene, die er geen 0.75 voor over heeft, is het 't
beste, dat hij wegblijft. Verder is de bedoeling van het
een beetje sterker oploopen van het tarief om daarmee
de menschen te bewegen niet meer ruimte in beslag te
nemen dan noodig is. De bedoeling is dat men daar
krijgt normale kraampjes en dat daarvoor een normale
prijs wordt betaald en niet dat daar groote uitstallingen
worden gemaakt, die niet binnen een uur kunnen worden
opgeruimd en klaargemaakt. In de tweede plaats willen
Burgemeester en Wethouders wat op de plaats bekrim
pen, omdat het plein na afloop nog moet worden schoon
gemaakt. Er zal dan ook een zoo klein mogelijk gedeelte
van het Zaailand voor de markt worden bestemd. Die
komt krijgt plaats, doch de bedoeling is om de kramen
en tentjes niet in de lengte- maar in de breedte-richting
te plaatsen. Daarvoor zal de volle breedte van het Zaai
land worden genomen en men krijgt dus niet een smalle
strook maar de tentjes in de breedte-richting, zoo noodig
met straten er tusschen. Dat geeft voor het schoonma
ken ook minder moeilijkheid. Dan moeten er echter na
tuurlijk ook kraampjes komen, die normale prijzen be
talen en die niet een enorme ruimte in beslag nemen.
Wat betreft de kwestie, door den heer Hofstra be
sproken, vermoedt spreker dat er wel meerdere leden
in den Raad zullen zijn die met hem den heer Hofstra
niet goed begrijpen. Spreker meent dat de heer Hofstra
het over het gebruik van den openbaren weg heeft en
nu spreekt hij in dat verband over een centrale berging
van auto's. Spreker wil opmerken dat op de lijst van
menschen, die voor particuliere doeleinden gebruik ma
ken van de openbare straat, juist de minste gevallen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Februari 1925. 65
voorkomen, waar een auto aan te pas komt. Voor een
karrenverhuurder op het Schavernek kan men toch geen
centrale berging maken, evenmin voor andere voertui
gen, die spreker van de lijst noemt, o. a. allerlei ver
schillende zaken, waaronder die van een viertal bewo
ners uit de Baljeestraat. Wat zal men dan doen met een
centrale bergplaats? De gevallen loopen zoo ontzettend
uiteen. Het is hier niet een kwestie van centraliseering,
maar ieder dient te weten dat, als hij van den openbaren
weg gebruik maakt, daar, als het kan, niets geen be
zwaar tegen is, maar dat hij, als het algemeen belang
dit eischt, daarvoor zal moeten wijken.
Ondertusschen is van den heer Westra ingekomen:
„Ondergeteekende stelt voor Burgemeester en Wet
houders uit te noodigen niet tot instelling van een
algemeene Zaterdagavondmarkt over te gaan."
De instelling van een algemeene Zaterdagavondmarkt
is aan den Raad, de bepaling van de plaats daarvan aan
Burgemeester en Wethouders. Spreker begrijpt het niet
best, de heer Westra schijnt de zaak niet te vertrouwen,
waar spreker heeft gezegd dat de heer Westra hetzelfde
kan bereiken door voor te stellen uit de artt. Ill (13) en
IV (28) de woorden, betrekking hebbende op de Zater
dagavondmarkt, te schrappen. De heer Westra schijnt
te vreezen dat het instellen van die markt dan toch nog
op de eene of andere manier kan gebeuren. Spreker wil
echter dit zeggen dat, als de heer Westra voorstelt de
betrekkelijke woorden uit artikel IV (28) te schrappen
de regeling van aanvangs- en sluitingsuren en
de Raad dat voorstel aanneemt, Burgemeester en Wet
houders dan op het standpunt staan dat, waar de
Raad dan dus blijkbaar geen Zaterdagavondmarkt
wil, zij die dan ook niet zullen instellen. Spreker geeft
den heer Westra in overweging dat voorstel bij dat ar
tikel te doen.
De heer Westra heeft zijn voorstel alleen gedaan om
juist een zuivere stemming te krijgen over de kwestie of
de Raad al of niet een Zaterdagavondmarkt wil. Wil
men deze redactie niet, dan kan men mogelijk een voor
stel indienen dat men die markt al of niet wil uitbreiden
en daarover stemmen.
De heer Beekhuis (wethouder) zou ten opzichte van
de laatste opmerking van den heer Westra dit willen
vragen: wil de heer Westra dan dat de Zaterdagavond
markt, die op het oogenblik bestaat, verdwijnt?
De heer Westra: Neen.
De heer Beekhuis (wethouder): De heer Westra zegt
van neen, maar toch zal het gevolg zijn dat er dan niet
meer een Zaterdagavondmarkt zal zijn. De Burgemeester
heeft immers gezegd dat die markt er thans reeds is.
Deze verordening beoogt nu niets anders dan om het
staangeld te bepalen dat de menschen moeten betalen
en dat zij op het oogenblik niet betalen
De heer Westra: Ze betalen op het oogenblik ook.
De heer Beekhuis (wethouder) en om een an
dere regeling daarvoor te maken en om Burgemeester
en Wethouders een andere staanplaats te laten aanwij
zen. Die plaats zal, zooals gebleken is, het Wilhelmina-
plein worden. Als het voorstel-Westra wordt aangeno
men, zal echter het logisch gevolg zijn dat, wat op het
oogenblik bestaat, ook zal verdwijnen.
De heer Westra wil den heer Beekhuis toch nog een
antwoord geven. Het ligt niet in zijn bedoeling hier een
uitspraak van den Raad uit te lokken dat, wat op het
oogenblik bestaat, wordt opgeheven. Hier is echter een
adres ingekomen van den Bond van Marktkooplieden,
met verzoek om een algemeene Zaterdagavondmarkt in
te stellen en nu is sprekers bedoeling daarop afwijzend
te beschikken. Als het dus noodig is voor het verkeer
de markt, zooals die op 't oogenblik op straat en brug
bestaat, te verplaatsen naar een andere gelegenheid,
waar zij minder last veroorzaakt en die misschien beter
en geschikter daarvoor is, heeft spreker daar geen be
zwaar tegen. Hij zou echter geen verdere uitbreiding aan
de markt willen geven, daarvan geen algemeene markt
willen maken. Hij wil den bestaanden toestand besten
digen en daaraan geen uitbreiding geven, omdat dit in
gaat tegen de bedoeling van de Kamer van Koophandel.
Deze wou de markt beknibbelen. Spreker wil haar niet
beknibbelen, maar hij wenscht ook geen verdere uit
breiding. Daarom heeft hij ook in zijn voorstel gespro
ken van een „algemeene" Zaterdagavondmarkt. Als dat
voorstel niet kan, zou spreker eenvoudig willen voor
stellen op het verzoek van de marktkooplieden afwijzend
te beschikken en dan kunnen Burgemeester en Wethou
ders zelf bepalen hoe zij de zaak willen inrichten.
De Voorzitter: Handhaaft U nu Uw voorstel of niet
De heer Westra: Het blijft feitelijk precies hetzelfde.
Wat de bedoeling is, blijkt wel uit de toelichting, die ik
hierbij heb gegeven. Ik geloof dat het 't beste is dat ik
mijn voorstel handhaaf en dat dit in stemming wordt
gebracht. Dan weet de Raad precies waar hij aan toe is.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Westra wordt met 24 tegen 2 stemmen
verworpen.
Vóór stemmen de heeren Weima en Westra.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders (Litt. A) sub I—V.
De heer K. de Boer zou nog graag even een antwoord
ontvangen op zijn vraag betreffende het uitstallen van
groenten en fruit.
De Voorzitter merkt op dat die kwestie ook nog bij
de artikelsgewijze behandeling kan worden besproken.
Misschien kan zij nu echter ook worden afgedaan. Naar
sprekers oordeel vallen ten slotte tenzij de rechter
anders mocht uitmaken, maar dan is het nog altijd tijd
om het artikel te wijzigen groenten en fruit onder het
betrekkelijk artikel. Mocht het zijn dat de rechter er een
andere opvatting van zou hebben, dan zou het er nog
in moeten, maar voorloopig meent spreker dat dit niet
noodig is, omdat naar zijn oordeel groenten en fruit wel
degelijk vallen onder eet- en drinkwaren.
Aan de orde is het voorstel van Burgemeester en Wet
houders (Litt. A) sub VI.
De Voorzitter merkt op dat bij art. 2 van dit Ontwerp
in stemming moet worden gebracht het amendement
van den heer Weima, waarvan spreker een nieuwe
redactie van den heer Weima heeft gekregen, welke
luidt
„Deze tarieven zijn speciaal voor de marktkoop
lieden van Leeuwarden, voor anderen zijn deze ta
rieven 100 hooger."
Het amendement-Weima wordt met 23 tegen 3 stemmen
verworpen.
Vóór stemmen de heeren IJ. de Vries, Van der Schoot
en Weima.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
sub VI.
Aan de orde is Litt. B, Ontwerp 1.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Artt. IIV worden onveranderd vastgesteld.