92 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925. ciën bracht mee dat hij zei: „gemeente, houd de handen er af, want gij steekt ze in een wespennest". Spreker herhaalt wat de Voorzitter zegt: het eenige verschil voor de ingezetenen is het opschrift, dat de man op zijn pet heeft, n.l. „Gemeentedienst" of „Spaarbank- dienst". Het resultaat zal hetzelfde zijn. Maar voor den belastingbetaler zelf maakt het wel verschil, want bij de Spaarbank krijgt hij rente en bij de gemeente niet. Dat zal hen doen besluiten: wij moeten niet een gemeente dienst maar een Spaarbankdienst hebben. Spreker wil er ook dit nog aan toevoegen, dat het hem voorkomt dat er in zooverre geen sprake is van keuze. Er is een ophaaldienst van de Spaarbank en welk besluit de gemeente ook neemt, de Spaarbank gaat daar mede door. Zij heeft een ander doel dan de gemeente, zij wil de menschen aanmoedigen te sparen en op welke wijze zij dat wil doen, is haar zaak. Zij heeft daarvoor nu den vorm van een ophaaldienst gekozen. Spreker meent hiermee te hebben aangetoond dat hij naar zijn beste weten heeft gehandeld en dat het voor hem geen moeilijkheden heeft opgeleverd dat hij in twee kwali teiten bij deze zaak was betrokken. De Voorzitter wil niet gaarne den heer Visser trachten te volgen in hetgeen deze heeft gezegd en spreker moet eerlijk bekennen dat het hem ook absoluut onmogelijk is om dat te doen. Spreker heeft getracht enkele punten uit de rede van den heer Visser op te schrijven, maar aangezien in diens rede een toch al niet erg vast verband zat, is dat in sprekers aanteekeningen nog losser gewor den. De heer Visser heeft echter toch deze vraag gesteld: is het absoluut noodzakelijk dat een dergelijke dienst wordt ingesteld? Spreker kan daarop eenvoudig zeggen: neen, absoluut noodzakelijk voor de gemeente is het niet. Spreker ziet dat niet in. De betaling zal wel iets beter worden dan tot nog toe, maar zoo slecht waren de betalingen hier niet, dat men er alles op moet zetten om het beter te krijgen. Spreker ziet wel in dat het van den socialen kant goed is hoewel men daaraan ook een leelijken kant kan zien hij ziet wel in dat het voor het groote publiek, althans voor zeer veel menschen, zeer gemakkelijk zal zijn als er een dergelijke dienst bestaat daarover is men het hier, misschien op een enkele na, ook wel eens maar als er èn een ophaal- èn een stortingsdienst bestaat en men neemt in aanmer king wat de heer Beekhuis zoonet heeft gezegd, dan is de vraag: zullen wij naast dien bestaanden dienst bo vendien nog een gemeentedienst inrichten? Dat acht spreker niet noodig. De heer H. de Boer (wethouder) wil, omdat de heer Beekhuis ook het woord heeft gevoerd, ook zoo vrij zijn zich in deze discussie te mengen, om te laten uitkomen dat, wanneer de Voorzitter straks heeft gezegd dat hij sprak namens het college van Burgemeester en Wet houders, spreker daaronder niet was begrepen. Spreker had niet het woord willen vragen, omdat de motieven, waarom hij meent dat men beter een gemeen telijke instelling kan nemen, van verschillende zijden nauwkeurig zijn toegelicht. De wijze echter, waarop de heer Beekhuis zoopas heeft gemeend zijn houding ten opzichte van deze zaak te moeten verdedigen, noopt spr. om dezelfde woorden, die hij ook reeds in het college heeft gesproken, ook hier te zeggen. De heer Beekhuis heeft aan het slot van zijn betoog gezegd dat eigenlijk de Spaarbank niet te maken heeft met wat de gemeente eventueel zou doen. Dat is volkomen juist. Maar het is wel eigenaardig dat de Spaarbank juist deze zaak in het leven roept op het oogenblik, waarop hier in den Raad een motie is voorgesteld of een voorstel is ingediend om te onderzoeken of een gemeentelijke instelling wensche- lijk is of niet. Wanneer de heer Beekhuis nu meent dat 't geen, wat van deze zijde tot hem is gesproken, moet worden toegeschreven aan het feit dat sprekers fractie een tegenovergestelde houding tegenover de kleine luiden aanneemt dan de houding die anders door de sociaal-democraten wordt aangenomen, dan is dat slechts een argument, dat de heer Beekhuis zoekt om schijnbaar sterk te staan. Dan wil spreker van zijn kant zeggen dat hij absoluut van een man als den heer Beek huis, die den schijn tegen zich had, had willen hebben, dat diens naam aan deze kwestie in geen enkel opzicht was verbonden geweest. Daarom heeft spreker in dit verband het woord gevraagd; hij had dat niet gedaan, als de heer Beekhuis niet uit zijn slof was geschoten, maar actie wekt reactie. De reden, waarom spreker voor een gemeentelijke in stelling is, is gelegen in het feit dat, als de gemeente zich deze zaak aantrekt, daaruit andere instellingen kun nen en zullen groeien, dat er dan dus veel meer perspec tief in zit dan bij een dergelijken dienst van de Spaar bank. De heer K. de Boer zou nog een paar woorden willen zeggen. Hij heeft niet alles, wat van de andere zijde is gezegd, verstaan, maar hij gelooft toch dat de heer Beekhuis heeft gedebatteerd tegen dingen, die hier niet zijn gezegd. Spreker wil daarom nog even een paar din gen herhalen, die hij wel heeft gezegd. De heer Beekhuis heeft gesproken over het optreden van de Spaarbank, doch toen spreker het daarover had, heeft hij gezegd spreker meent haast met dezelfde woorden daar zal de Spaarbank niet vet van worden. De heer Beekhuis zal zich ook herinneren dat spreker dat heeft gezegd en bovendien heeft hij er aan toegevoegd dat in zeker op zicht het optreden van de Spaarbank valt te waardeeren, n.l. haar optreden als instelling van algemeen nut. In dat verband heeft spreker dus over het optreden van de Spaarbank gesproken; het gaat er niet om dat de Spaar bank financieele voordeelen zou trekken, die de ge meente zouden ontgaan, maar het gaat om hetgeen pas door de heer H. de Boer is genoemd terwijl er een kwestie van de gemeente aan de orde was, welke kwes tie ressorteert onder de afdeeling Financiën, was het niet het meest gunstigste oogenblik voor den voorzitter van de Spaarbank om ook voor zijn bank die zaak aan de orde te stellen en tot uitvoering te brengen. Nu is de beslissing hier in den gemeenteraad bemoeilijkt en niet vergemakkelijkt. Dat was de bedoeling van sprekers woorden en spreker gelooft dat de heer Beekhuis in ver band daarmee wel wil rectificeeren wat hij zoopas heeft gezegd. De heer Muller: Als aanstonds over het prae-advies wordt gestemd en dit zou worden verworpen, dan zou er feitelijk nog niets beslist zijn. Naar aanleiding daar van wil ik. mede namens mevrouw Buisman, het vol gende voorstel doen: „De Raad, gehoord de bespreking aangaande een gemeentelijken ophaal- en stortingsdienst, draagt Bur gemeester en Wethouders op met voorstellen dienaan gaande te komen." Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi zou, alvorens tot stemming wordt overgegaan, de vraag willen stellen of de leden, die belanghebbende zijn in het bestuur van de Spaarbank, mee zullen stemmen. De Voorzitter vindt het een beetje pijnlijk om een ant woord op die vraag te geven. Mevrouw Buisman heeft toch ook wel eens een verslag van de Spaarbank gezien en weet dus wat voor een soort instelling het is? Het is geen gewone particuliere instelling; er wordt geen dividend uitgekeerd. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik bedoel ook geen belanghebbenden in den gewonen zin van het woord. Het is ook maar een vraag, die ik U stel. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925. 93 De Voorzitter: Maar er ligt toch een gedachte aan ten grondslag. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik heb toch in dien zin niet aan belanghebbenden gedacht. Ik weet ook wel dat er geen dividend wordt uitgekeerd. Ik weet echter niet of het de heeren zoo gaat, maar als ik in zoo'n bestuur zou zitten, dat in zoo'n nauw verband staat met deze zaak, zou ik mij van stemming onthouden. De Voorzitter: Dat moet ieder voor zich maar uitma ken, mevrouw. Het lijkt mij het beste het voorstel van den heer Atuller en mevrouw Buisman in stemming te brengen. De beraadslagingen worden gesloten. Over het voorstel-Muller-Buisman heeft met 13 tegen 13 stemmen staking van stemmen plaats, zoodat daar over in de volgende vergadering zal moeten worden beslist. Vóór stemmen de heer M. Molenaar, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Dijkstra, K. de Boer, H. de Boer, Tiemersma, O. F,, de Vries, Van dei- Laan, Hooiring, Van der Veen, Muller, Botke en B. Molenaar. Tegen stemmen de heeren Lautenbach, Fransen, Cohen, Visser, Weima, Hofstra, Van der Schoot, Beek huis, Scheltema, Koopmans, Wölcken, Westra en Oos- terhoff. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 10