78
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925.
gemeentebestuur en burgerij. Heeft de heer Molenaar
echter ook den regel toegepast om zoowel de eene partij
als de andere te hooren? Óf gooit hij hier zoo maar de
beschuldiging in het publiek dat De Boer hier onheusch
is behandeld Wanneer de heer Molenaar werkelijk
beide partijen heeft gehoord, zal het niemand aange
namer zijn dan spreker dat hij zooiets in het publiek
zegt, want dat mag niet voorkomen, maar zoolang de
heer Molenaar maar één partij heeft gehoord, heeft hij
geen recht van spreken. De Boer zal waarschijnlijk niet
tegen den heer Molenaar hebben gezegd wat hij hier
heeft gezegd en hoe hij hier misschien is opgetreden.
Zoolang de heer Molenaar maar één heeft gehoord, kan
hij die kwestie niet zoo beoordeelen, dat hier in het
publiek mag worden gezegd dat De Boer hier onheusch
is behandeld. Spreker zou zeggen: laat men de zaak dan
onderzoeken. Hij wist niet eens dat De Boer hier on
heusch is behandeld, hij wist niet dat deze daarover
klaagt, hij wist niet dat dit in het request staat en hij
gelooft ook niet dat het er in staat. Spreker zou echter
zeggen: als dat zoo is, laat De Boer dan een klacht in
dienen; dat mag niet gebeuren, tenzij die onheusche
behandeling een reactie is geweest op wat van den an
deren kant is gezegd. In dat geval ziet spreker er geen
been in en dat is ook mogelijk.
De heer M. Molenaar zou nog een kleine opmerking
willen maken. Wat betreft het toestaan van het dempen
van 7 M. sloot heeft De Boer hem meegedeeld dat, toen
hij uit het schrijven, dat hij ontving, bemerkte dat hem
slechts 7 M. demping was toegestaan, hij dit schrijven
aan een der opzichters der gemeente heeft ter hand ge
steld. Toen hij er daarna niets meer van hoorde, is hij
persoonlijk naar de secretarie gegaan en werd hem daar
opnieuw de demping van de tweede 7 M. geweigerd.
Wat betreft het hooren van de tegenpartij, merkt spr.
op dat hij alleen heeft gezegd dat, indien de feiten zich
zoo hebben toegedragen, dit dan een minder goede ver
standhouding tot gevolg zou hebben.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3 (Agenda no. 4). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op het adres van het bestuur der Ver-
eeniging voor Christelijk Schoolonderwijs om afstand
van grond en beschikbaarstelling van gelden voor
schoolbouw.
Dit prae-advies luidt als volgt
Den 13 Januari j.l. werd door Uwe Vergadering om
prae-advies in onze handen gesteld het verzoek met
bijlagen van het bestuur der Vereeniging voor Chris
telijk Schoolonderwijs, alhier, om den voor schoolbouw
aan het Engelsche plein benoodigden grond in eigendom
aan hem af te staan en de voor dien bouw benoodigde
gelden uit de gemeentekas beschikbaar te stellen.
Deze gelden kunnen aangevraagd worden ingevolge
artikel 72 e. v. der Lager Onderwijswet 1920. Artikel 73
dier wet schrijft o. m. voor, dat bij de aanvrage tot het
ontvangen van die gelden worden overgelegd
a. eene verklaring, waaruit blijkt, dat een school
voor gewoon lager onderwijs, als hier het geval is, in
eene gemeente met 25000 en meer, doch minder dan
50000 ingezetenen door ten minste 60 leerlingen zal
worden bezocht;
b. eene verklaring, waarbij de Vereeniging zich ver
bindt om, voordat met den bouw wordt aangevangen,
als waarborgsom een bedrag, gelijkstaande met vijftien
ten honderd van de stichtingskosten in de gemeentekas
te storten;
c. eene opgave van het getal leerlingen voor wie
het gebouw ruimte moet bieden, het maximum getal
leerlingen dat per klasse zal worden toegelaten, het
getal klassen, zoomede of de school bestemd zal zijn
voor het geven van gewoon of voor uitgebreid lager
onderwijs;
d. eene verklaring, waaruit blijkt, dat het bestuur
der vereeniging voor de nieuw te stichten school is
aangesloten bij eene groep bijzondere scholen, welke
eene commissie van beroep, als bedoeld in artikel 89,
7e lid, dier wet, hebben ingesteld.
Verder bepaalt artikel 74 nog, dat de stichtingskosten
omvatten
a. de kosten ter verkrijging van den grond door de
gemeente of, wanneer grond wordt gebruikt, die eigen
dom der gemeente of van de vereeniging is, voordat tot
den bouw werd besloten, de geschatte waarde daarvan;
b. de kosten van eerste inrichting met inbegrip van
de schoolmeubelen.
Ingevolge het derde lid van artikel 80 der meeraan-
gehaalde wet verschaft de gemeente op verzoek der
vereeniging, indien mogelijk, den voor de stichting van
de school bestemden grond en draagt dezen aan de
vereeniging in eigendom over. De geschatte waarde van
den grond wordt dan in mindering gebracht op de voor
den schoolbouw te genieten gelden.
Ten slotte zij nog gewezen op 11 van artikel XLIX
der Lager Onderwijswet 1920 (Slot- en overgangsbe
palingen), dat als volgt luidt
„Tot 1 Januari 1928 zullen bij de medewerking tot
de stichting eener nieuwe school onder de leerlingen,
waarop de verklaring, bedoeld in het eerste lid van
artikel 73 onder a, betrekking heeft, niet worden mede-
gerekend leerlingen, die de door hen bezochte gelijk
soortige bijzondere school zouden verlaten, doch voor
wie op die school gelegenheid tot plaatsing in de voor
hen bestemde klasse zoude blijven, tenzij aanzienlijke
toeneming van de bevolking in eenig deel der gemeente
tot de stichting aanleiding geeft."
Wij gelooven U hiermede een overzicht te hebben
gegeven van de wetsbepalingen, waarmede bij dit ver
zoek rekening moet worden gehouden.
Hoewel oorspronkelijk grond werd aangevraagd aan
het Engelsche plein, is daarop later, in verband met door
ons geopperde bezwaren, door de Vereeniging, zooals
ook uit de stukken blijkt, teruggekomen. Thans wordt
een terrein verzocht aan de Fonteinstraat, hetgeen bij
ons geene bedenkingen ontmoet.
De stukken wijzen genoegzaam aan dat voldaan is
aan vorenaangehaald artikel 73. Na onderzoek is ons
gebleken dat de overgelegde verklaringen van ouders
van kinderen geen aanleiding tot bemerkingen geven en
dat het aantal leerlingen, getoetst aan bovenbedoeld
11 van artikel LXIV der Lager Onderwijswet 1920,
inderdaad meer dan zestig zal bedragen. De gemeente
behoort derhalve de benoodigde gelden beschikbaar te
stellen.
Wij geven U dan ook, onder overlegging van de
stukken, in overweging te besluiten
I. voor het bestuur der Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs, alhier, uit de gemeentekas gelden be
schikbaar te stellen ten behoeve van het bouwen van
een school voor gewoon lager onderwijs aan de Fon
teinstraat;
II. aan het onder I bedoelde bestuur voor het bouwen
van een school voor gewoon lager onderwijs in eigen
dom af te staan een gedeelte van het terrein aan de
Fonteinstraat, kadastraal bekend sectie D no. 1782, op
de hierbij overgelegde situatieteekening aangegeven, ter
oppervlakte van 4000 M2., of zooveel minder of
meer, als later voor het gestelde doel zal blijken noodig
te zijn, tegen eene nader, ingevolge art. 85 der Lager
Onderwijswet 1920, door eene commissie van drie des
kundigen te schatten waarde.
4 Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925. 79
Wethouders om aan de besturen van bijzondere scholen
op de vergoeding ingevolge art. 101, le lid, der Lager
Onderwijswet 1920, over het dienstjaar 1925 voor
schotten te verkenen.
Dit voorstel luidt als volgt
Evenals het vorige jaar voor het dienstjaar 1924 zijn
ook thans door besturen van bijzondere lagere scholen
verzoeken ingediend om een voorschot op de gemeen
telijke vergoeding ex artikel 101 der Lager Onderwijs
wet 1920 voor het dienstjaar 1925.
Deze vergoeding wordt berekend over het gemiddeld
aantal leerlingen, dat op 16 Maart, 16 Juni, 16 Sep
tember en 16 December van het onmiddellijk vooraf
gaande jaar als werkelijk schoolgaande bekend stond,
en bedraagt in gemeenten, die een of meer overeenkom
stige openbare scholen in stand houden, per leerling het
gemiddeld bedrag per leerling van de kosten over het
zelfde dienstjaar der overeenkomstige openbare lagere
scholen in de gemeente en wordt bepaald na aftrek van
de verschuldigde schoolgelden.
Bij de bepaling van het voorschot op de vergoeding
ex artikel 101, le lid, over het jaar 1925 moet echter
in twee gevallen van den gewonen regel worden afge
weken, n.l. 1°. ten aanzien van de scholen gevestigd in
het gebouw Speelmansstraat 1 en 2°. met betrekking
tot de school gevestigd in het gebouw Tweebaksmarkt
44. Ingaande 29 April 1924 zijn n.l. opgeheven de
scholen Speelmansstraat 1 voor gewoon lager onder
lijs en Tweebaksmarkt 44 voor gewoon lager en
uitgebreid lager onderwijs, terwijl met ingang van dien
zelfden datum weder zijn opgericht de scholen Speel
mansstraat 1 voor gewoon lager en uitgebreid lager
onderwijs en de school Tweebaksmarkt 44 voor ge
woon lager onderwijs. Voor deze scholen moet derhalve
met toepassing van het zevende lid van artikel 28 der
Lager Onderwijswet 1920, voor de berekening van het
voorschot gebruik worden gemaakt van het aantal leer
lingen, gelijk aan het gemiddelde van de aantallen op
31 Mei, 16 Juni, 16 September en 16 December 1924.
Alle bijzondere schoolbesturen, welke een aanvrage
om voorschot hebben ingediend, hebben de inning der
schoolgelden aan de gemeente overgedragen, zoodat
deze onmiddellijk in de gemeentekas vloeien en bij de
vaststelling van het voorschot op de mogelijk toe te
kennen instandhoudingsvergoeding over 1925 buiten be
schouwing blijven (artikel 101, 7e lid).
Het verzoek om voorschot moet zijn ingericht over
eenkomstig het bij Koninklijk besluit van 4 September
1923 (Staatsblad no. 432) vastgestelde formulier J,
waarbij het schoolbestuur zich verbindt tot terugbetaling
van hetgeen eventueel bij voorschot te veel mocht wor
den genoten, voor de nakoming van welke verbintenis
twee door Burgemeester en Wethouders goed te keuren
borgen behooren te worden gesteld (artikel 13 van ge
noemd Koninklijk besluit). Van deze borgstelling kan,
volgens hetzelfde artikel, vrijstelling worden verleend
voor het schoolbestuur, hetwelk aantoont te zijn aan
gesloten bii een rechtspersoonlijkheid bezittende orga
nisatie van besturen, als zoodanig door den Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen erkend en
die ten genoegen van dezen Minister zich heeft borg
gesteld voor de nakoming der verbintenissen der aan
gesloten schoolbesturen (artikel 6, 2e lid, van het
Koninklijk besluit).
Aan deze voorwaarden is door alle besturen voldaan.
De regeling der uitbetaling van het voorschot is bij
artikel 14, 2e lid, van het Koninklijk besluit, geheel aan
den Raad overgelaten. In overeenstemming met de voor
vorige jaren getroffen regelingen zou deze ook dit jaar
weer zoo gesteld kunnen worden, dat telkens na het
verstrijken van elk kalenderkwartaal een vierde gedeelte
van het voorschot wordt uitbetaald.
Voor de vaststelling van het gemiddeld kostenbedrag
per leerling zullen de cijfers genomen moeten worden
van 1923. Over dit jaar beliep het gemiddelde kosten
bedrag van een leerling eener school voor gewoon lager
onderwijs 23.65 en dat van een leerling van een school
voor uitgebreid lager onderwijs 31.09.
Van de hierboven genoemde bedragen is 80
respectievelijk 18.92 en 24.87. Deze bedragen kunnen
derhalve als maatstaf dienen voor de berekening van
de te verleenen voorschotten.
Behalve een voorschot op de vergoeding ex artikel
101, le lid, der Lager Onderwijswet 1920, dient de ge
meente, evenals ook het vorige jaar is geschied, een
voorschot te verleenen op de vergoeding voor vakon
derwijzers, die ingevolge artikel 101, 9e lid, aan de be
sturen der bijzondere scholen worden uitgekeerd.
Evenals voor de instandhoudingsvergoeding, worden
voor de bepaling der bedragen als voorschot uit te
keeren op de vakonderwijsvergoeding, als maatstaf ge
nomen de bekende cijfers van het dienstjaar 1923.
Blijkens de gemeenterekening over 1923 kan het be
drag, hetwelk in 1923 per lesuur werd uitgegeven voor
de door de gemeente aangestelde vakonderwijzers, voor
een school voor gewoon lager onderwijs worden be
paald op 1.68, met een maximum aantal lesuren per
school van 348, terwijl het bedrag voor een school voor
uitgebreid lager onderwijs beloopt 2.15, met een
maximum aantal lesuren van 2404 uur per school. Aan
een schoolvereeniging kan dus over 1925 voor het vak
onderwijs een maximum voorschot worden verleend
voor elke school voor gewoon lager onderwijs van 348
X 80 X 1.68 467.71 en voor elke school voor
uitgebreid lager onderwijs van 2404 X 80 X 2.15
4134.88.
Voorschot op de gemeentelijke vergoeding ex artikel
101 der Lager Onderwijswet 1920 wordt gevraagd door:
a. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver
eeniging te Leeuwarden voor de school voor gewoon
lager onderwijs Speelmansstraat no. 1 voor 121 leer
lingen, tot een bedrag van 2300.
b. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver
eeniging te Leeuwarden voor de school voor uitgebreid
lager onderwijs Speelmansstraat no. 1 voor 52 leer
lingen, tot een bedrag van 1600.
c. het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolver
eeniging te Leeuwarden voor de school voor gewoon
lager onderwijs Tweebaksmarkt no. 44 voor 262(4 'eer_
lingen, tot een bedrag van 3680.
d. het bestuur van het Sint Lucia-Gesticht te Rot
terdam voor de school voor gewoon lager onderwijs
Groote Kerkstraat no. 89 voor 204 leerlingen, tot een
bedrag van 3859.68;
e. het bestuur van het Sint Lucia-Gesticht te Rot
terdam voor de school voor gewoon lager onderwijs
Groote Kerkstraat no. 11a voor 243 leerlingen, tot een
bedrag van 4597.56;
het bestuur van het Sint-Lucia-Gesticht te Rot
terdam voor de school voor uitgebreid lager onderwijs
Groote Kerkstraat no. 11a voor 29 leerlingen, tot een
bedrag van 721.23;
g. het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs te Leeuwarden voor de school voor
gewoon lager onderwijs Pieter Feddesstraat no. 2 voor
292 leerlingen, tot een bedrag van 8000.
li. het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs te Leeuwarden voor de school voor
gewoon lager onderwijs Leeuwrikstraat no. 10 voor
291(4 leerlingen, tot een bedrag van 6000.
i. het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk
'Schoolonderwijs te Leeuwarden voor de school voor
gewoon lager onderwijs Margaretha de Heerstraat no. 1
voor 270(4 leerlingen, tot een bedrag van 6000.
j. het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk
Schoolonderwijs te Leeuwarden voor de school voor
uitgebreid lager onderwijs Margaretha de Heerstraat no.
1 voor 46(4 leerlingen, tot een bedrag van 3000.