82 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925. één tarief een wijziging voorstelt, n.l. voor schepen, die niet in een vaste beurt varen en een inhoud hebben van 50 ton of meer het tarief te verlagen van 3 op 2 cent per ton. Het is spreker niet duidelijk waarom het college dat voorstelt. Het college zegt tevens dat het tijdvak, waarbinnen de heffing zal plaats vinden, is gehalveerd en dat deze maatregel vermoedelijk ten gunste komt van de havengeldplichtigen. Dan komt dat echter zeker ten nadeele van de gemeentefinanciën. Het is spreker niet duidelijk waarom dit is veranderd. Wat is nu het verschil tusschen de in vaste beurt op de gemeente varende schepen, dus die herhaaldelijk in de gemeente komen, en de schepen, die hier slechts zoo nu en dan komen? Die tarieven zijn 1 /2 en 3 cent en worden nu l/2 en 2 cent; het verschil wordt dus heel klein. Dan heeft spreker nog een opmerking over art. 1 van de verordening op de invordering. De laatste alinea van dit artikel luidt aldus „Indien de Raad tot invordering bij gadering be sluit, stellen Burgemeester en Wethouders voor hem eene instructie vast." Het is spreker niet duidelijk wie die „hem" is. Dit moet zeker zijn „den gaarder". De heer Beekhuis (wethouder) zou den heer Hofstra willen antwoorden op zijn vraag of de bedoeling van Burgemeester en Wethouders, weergegeven in den zin: „Ook voor handhaving van de bepaling dat geen recht is verschuldigd, wanneer ligplaats wordt ge nomen aan wallen die niet in onderhoud bij de ge meente zijn, is naar onze meening geen aanleiding," niet tot moeilijkheden aanleiding zal geven. Spreker gelooft dat niet, want de kwestie is dat er nu een ander systeem wordt gevolgd dan vroeger. Toen had men zoowel vrije wallen als een z.g. vrij gebied. Dat vrije gebied is in het oude art. 7 omschreven; het betreft gedeelten, die wél gemeentelijk vaarwater zijn, maar waar de schepen toch geen belasting behoefden te betalen en de vrije wallen zijn die welke aan parti culiere eigenaren behooren en die er vroeger ook buiten vielen. Dit was, omdat de vroegere verordening, hoewel heetende een verordening op de heffing van havengeld, toch eigenlijk was een verordening op de heffing van wal- of kade geld. Nu is daarvan gemaakt een werkelijke verordening op de heffing van havengeld. Het doet er nu niet meer toe waar de schepen liggen; zoodra zij binnen de gemeente Leeuwarden zijn gekomen worden zij belast en het doet er niet meer toe of zij aan de vroegere vrije wallen liggen dan wel aan een anderen wal zijn gelegen. Spreker dunkt dat deze maatregel in de praktijk op geen bezwaren zal stuiten. In verband met de vraag van den heer Molenaar wijst spreker er op dat de schepen boven de 50 ton ook her haaldelijk in de stad komen en gedurig aan den wal lossen. Daar zijn schepen bij die bij fabrieken lossen; zij varen dan weer weg en komen binnen korten tijd terug. Voor die schepen is het een bezwaar het tarief van 3 cent te handhaven, waarom dit is gesteld op 2 cent. Nu zou dat oogenschijnlijk eenig bezwaar zijn, om dat zij in het vervolg maar 14 dagen ligplaats hebben voor eenmaal betaling, terwijl die termijn vroeger een maand was, maar de practijk leert dat die schepen bin nen 14 dagen wel weer weg zijn, zoodat het voor hen in werkelijkheid voordeeliger zal uitkomen. De heer Hofstra kan zich met het betoog van wet houder Beekhuis niet vereenigen. Als deze gaat zeggen dat men nu een anderen vorm krijgt dan vroeger, toen het zoo was geregeld dat schepen aan particuliere wallen en ook aan enkele wallen in eigendom bij de gemeente waren vrijgesteld van walgeld, dat er nu een andere verordening komt, dan meent spreker juist dat, als men de idee volgt, die de heer Beekhuis naar voren brengt n.l. in den geest van het heffen van een havengeld men dan niet dichter bij huis komt maar er verder af gaat. Wat wordt daaronder dan verstaan? En dan zal toch niet alleen de aanleggende schipper moeten be talen maar ook de doorvarende schipper. Spreker zou verschillende havens als voorbeeld kunnen noemen waar dit ook gebeurt, al is het niet in elke plaats zoo geregeld, dat men daarin bevrediging vindt. Het is hier natuurlijk ook zoo, zoovele havens, zoovele bepalingen, maar spr. vindt het toch wel eigenaardig dat de doorvarende schipper wordt vrijgesteld en dat de verordening alleen voor de aanleggende schippers wordt doorgevoerd, ter wijl ook zij, die aan particuliere wallen liggen, wel zullen moeten betalen. Spreker kan zich daar niet recht in denken. Hij zal het voorloopig hierbij laten, omdat hij er verder ook geen kans op ziet de zaak richtig te maken. De heer Beekhuis (wethouder) antwoordt dat het waar mag wezen dat het havengeld in den regel ook wordt geheven van doorvarende schepen, maar dat het toch volstrekt niet in strijd met het begrip „havengeld" is om daarop de uitzondering te maken dat de schepen, die doorvaren, worden vrijgesteld van de belasting en dat dus alleen de schepen, die hier eenigen tijd vertoe ven, worden belast. Voor het vertoeven in vaarwater binnen de gemeente wordt dus de belasting geheven en wanneer dan schepen zouden worden vrijgesteld, die liggen aan een vrijen wal, terwijl anderen wel zouden moeten betalen, zou dat onbillijk zijn. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling der verordeningen. Aan de orde is de verordening sub A. Artt. 19 worden achtereenvolgens onveranderd vastgesteld, waarna de geheele verordening onveranderd wordt vastgesteld. Aan de orde is de verordening sub B. De Voorzitter merkt op dat Burgemeester en Wet houders ook reeds bij monde van spreker het voorstel wilden doen om het woordje „hem" in de laatste alinea te vervangen door „den gaarder". De opmerking van den heer Molenaar was dus juist. Art. 1 wordt, na vervanging van het woordje „hem" in de laatste alinea door „den gaarder", vastgesteld. Artt. 27 worden onveranderd vastgesteld. De geheele verordening wordt vastgesteld. 9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders omtrent het instellen van een gemeentelijken stortings- en ophaaldienst. Dit voorstel luidt als volgt Op voorstel van Uw medeleden mevrouw H. C. Buis manBlok Wijbrandi en den heer J. Muller werden wij door U in Uwe vergadering van 27 Januari 1.1. uitge- noodigd prae-advies uit te brengen over het instellen van een gemeentelijken stortings- en ophaaldienst. Ook bij de behandeling der begrooting voor den dienst 1924 werd deze aangelegenheid reeds ter sprake ge bracht. Kort voordat 's Raads uitnoodiging tot ons werd ge richt, werden, zooals U bekend zal zijn, door enkele ingezetenen pogingen in het werk gesteld om te gera ken tot het oprichten van een particulieren ophaal- en stortingsdienst, welke men zou willen laten werken onder garantie en controle der gemeente. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925. 83 Deze actie heeft geen resultaat opgeleverd en het ge volg is geweest dat de plannen zijn opgegeven. Ofschoon de strekking van het voorstel enkel omvat een gemeentelijken dienst, hebben wij ons ook bezig ge houden met de vraag of niet evengoed een en ander aan het particulier initiatief kon worden overgelaten, mits positief vaststond, dat de geheele dienst in even veilige handen was als in die der gemeente. Te eer hebben wij dat gedaan nu door de Spaarbank alhier aangekondigd is dat deze instelling een ophaal- en stortingsdienst voor Leeuwarden en Huizum van spaargelden, welke desgewenscht kunnen dienen voor betaling van aan het Rijk en de gemeente verschuldigde belastingen, schoolgelden, etc. heeft ingesteld. Een deputatie uit het bestuur dier bank heeft doel en streven van een dergelijke instelling in een vergadering van ons college uiteengezet en het wil ons voorkomen dat, indien aan een dergelijk instituut hier behoefte be staat, de Spaarbank daarvoor het bij uitstek geschikte lichaam zou kunnen zijn. Het grootste belang voor de genen, die zich bij een ophaal- en stortingsdienst aan sluiten, is, dat zij weten dat de gestorte gelden geheel veiiig worden bewaard, een ander belang, dat de ge heele administratie der instelling aan goede handen is toevertrouwd. Wij weten dat dit hier in beiderlij opzicht het geval is, zoodat wij meenen dat op dit oogenblik door de op lossing, als hierboven is aangegeven, de oprichting van een gemeentelijken dienst geen reden van bestaan heeft. Hier komt bij dat een gemeentelijke dienst blijkens uit andere plaatsen ontvangen inlichtingen slechts geen financieel offer aan de gemeente zal kosten, indien door het publiek in ruime mate van den stortingsdienst wordt gebruik gemaakt. Een zuivere ophaaldienst alleen kan zich zelf niet bedruipen en in ieder geval kan aan dege nen, van wie het geld wordt opgehaald, geen rente vergoed worden. Daar de Spaarbank alhier ook van alle opgehaalde gelden terstond rente wil vergoeden, is dit voor het publiek een voordeel te meer. Bovendien bestaat de groote kans dat zij, die zich eerst slechts bij den ophaal- en stortingsdienst aan sluiten, later spaarders worden, zoodat ook uit dit oog punt bezien deze dienst goed werk kan verrichten. Wijl vaststaat dat een gemeentelijke dienst in ieder geval in de eerste jaren financieele offers zal vragen en een inrichting als de Spaarbank, die ter plaatse geheel is ingeburgerd en het volle vertrouwen geniet, deze aan gelegenheid ter hand heeft genomen, meenen wij dat het voorloopig niet op den weg der gemeente ligt daar naast nog een gemeentelijke instelling in het leven te roepen, daar bovendien met de Spaarbank overleg zou kunnen worden gepleegd of zij, indien wenschelijk, den ophaaldienst ook b.v. tot huur-, gas- of electriciteits- gelden zou willen uitbreiden. Indien mocht blijken dat de dienst, uitgaande van de Spaarbank, niet aan de gestelde verwachtingen zou be antwoorden, kan deze aangelegenheid opnieuw onder de oogen worden gezien. In verband met het vorenstaande meenen wij U de oprichting van een gemeentelijken ophaal- en stortings dienst thans te moeten ontraden. De beraadslagingen worden geopend. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt dat zij, na lezing van het prae-advies, zeker de algemeene voor- deelen van een ophaal- en stortingsdienst niet meer uiteen behoeft te zetten; uit het prae-advies blijkt toch dat Burgemeester en Wethouders die ook wel zien, al willen zij het doel dan ook op een andere manier be reiken dan spreekster oorspronkelijk heeft voorgesteld. Toen spreekster haar voorste! indiende zegde de Voorzitter daarop prae-advies toe in de eerstvolgende vergadering en, na een wenk van den Secretaris, in de daaropvolgende vergadering. Dat is nu 8 weken geleden en pas nu is het prae-advies verschenen. Was het toen in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergade ring verschenen, dan heeft spreekster wel eenig idee dat het anders geweest zou zijn. Het prae-advies is toch vooral daarom afwijzend, omdat in dien tijd, n.l. tusschen het indienen van het voorstel en het uitbrengen van het prae-advies, de Spaarbank al een dergelijken dienst heeft ingesteld. Spreekster zou het eigenlijk correcter hebben gevonden van het bestuur van de Spaarbank als zij zoo vrij mag zijn dat hier te zeggen wan neer het eerst eens had afgewacht wat het gemeente bestuur zou doen en dan misschien daarnaast een spe ciale dienst van de Spaarbank te maken. Spreekster weet niet of hierin misschien ook eenige vrees voor con currentie gezocht moet worden, maar zij had het toch werkelijk correcter gevonden, wanneer het bestuur van de Spaarbank eerst eens had afgewacht. Alles bij elkaar genomen lijkt het spreekster echter toe dat wij als gemeentebestuur daarvoor niet uit den weg moeten gaan, vooral, omdat het naar haar idee lang niet hetzelfde is of de gemeente het doet of dat een particuliere instelling het doet. En wel om verschillende redenen. De Spaarbank zegt ook in haar circulaire dat haar doel alleen is het sparen te bevorderen, terwijl spreekster zich toch voorstelt dat, als wij een gemeente lijken stortings- en ophaaldienst krijgen, de "bedoeling daarvan is in de eerste plaats om de burgerij te helpen en haar het betalen van de belasting gemakkelijker te maken en in de tweede plaats om het aantal oninbare posten zoo laag mogelijk te maken. Gelooft men verder ook niet dat, als de gemeente het doet en door haar het geld wordt opgehaald, de gene, bij wie het wordt opgehaald, zich meer verplicht zal gevoelen te betalen, omdat het dan meer belasting geld is, dat wordt betaald en niet zoozeer spaargeld, zooals wordt opgehaald door de Spaarbank. Laat men den dienst over aan de Spaarbank en mochten er dan baten komen, dan zullen deze vloeien in de kas van de Spaarbank hoewel er dan toch geregeld contact zal moeten zijn tusschen de Spaarbank en de gemeente en gemeente-ambtenaren daarvoor dan dus toch werk zullen moeten doen, zullen de baten dan geheel vloeien in de kas van de Spaarbank. Als spreekster Zwolle aanhaalt, weet zij wel dat de Burgemeester zal zeggen: dat is geen voorbeeld, daar voelt de ontvanger zooveel voor de zaak dat U die plaats niet als voorbeeld kunt nemen. Maar in Maassluis en Alkmaar gaat het ook goed en waarom zou het dan in Leeuwarden niet goed gaan als er hier bij de betrokken ambtenaren ook animo voor de zaak bestaat en zij voor de sociale argumenten gevoelen? Zwolle heeft altijd met winst gewerkt, in 1922 6000.in 1923 16,000.in 1924 23,000.die winst zal men hier niet direct behalen, maar spreekster zou niet weten waarom men hier geen winst zou maken, als men de zaak goed aanpakt. Men moet ook niet zeggen dat men die plaatsen waar het goed gaat niet tot voorbeeld moet nemen, omdat er ook andere plaatsen zijn waar het niet goed gaat. Ja, zoo gaat het, hier gaat het niet goed en daar wel, maar dat ligt maar aan de wijze van aan pakken. En spreekster zou niet weten, waarom men de zaak hier niet goed zou aanpakken. Verder lijkt het spreekster ook toe dat als de gemeente tot instelling van een dergelijken dienst overgaat, dan ook dadelijk de gelden voor electriciteit, gas, waterlei ding, huur, enz. door dien dienst kunnen worden op gehaald. De Spaarbank denkt daar nog niet aan maar acht dat pas mogelijk in de toekomst. Dan is er in het adres nog een argument genoemd, waar spreekster ook veel voor voelt, n.l. dit, dat de belastingbetalers veel inlichtingen moeten vragen bij den ontvanger en dat dit veel gemakkelijker gaat als alles in één hand is dan wanneer men in de toekomst, zooals het college het zich voorstelt, twee bureaux

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 5