84 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925. krijgt, waar men de zaken moet bespreken. Ten slotte meent spreekster dat er nog een bezwaar is. Er zijn natuurlijk op het oogenblik veel menschen zooals altijd het geval is die nog een achterstand hebben in het betalen van belasting. Nu stelt zij zich toch voor dat die menschen zich niet zullen aansluiten bij de Spaarbank, omdat zij dan eerst het tekort, dat er nog staat bij den ontvanger, moeten aanzuiveren en dan pas kunnen beginnen te betalen bij de Spaarbank, ter wijl, als de gelden worden opgehaald door of gestort bij de gemeente, die menschen eerst kunnen beginnen met hun achterstand in te halen. Die menschen zullen zich zeker niet aansluiten bij de Spaarbank, terwijl het voor hen toch in de eerste plaats noodig is. Spreekster meent thans in eerste instantie hare mo tieven naar voren te hebben gebracht en wil er alleen nog de aandacht op vestigen dat uit het ingekomen adres met handteekeningen blijkt dat er zeer veel sym pathie voor een gemeentelijken dienst bestaat. Zij heeft ook dien indruk gekregen op de vergadering, die inder tijd is gehouden om te komen tot een particuliere in stelling, in welke vergadering men algemeen van mee ning was dat een gemeentelijke dienst verreweg de voorkeur verdiende. De heer Visser zou, wanneer hij aan een van beide "systemen de voorkeur zou moeten geven, zijn voor een gemeentelijke instelling. Van een particuliere instelling moeten wij ons als gemeente afzijdig houden, daar heb ben wij nooit vat op. Maar z. i. zijn er ook bezwaren tegen het daarstellen van een gemeentelijke instelling. Spreker weet wel dat het mooie daarvan zou zijn, dat men daardoor de betrokken menschen in de gelegenheid zou stellen op een gemakkelijke manier aan hun verplich tingen tegenover den fiscus te voldoen, maar dat is ook het eenige mooie, wat hij eigenlijk in een dergelijke gemeentelijke instelling kan apprecieeren. Hij meent echter dat men daar heel voorzichtig mee moet zijn. Zoo'n instelling beoogt dan dat wekelijks of maande lijks het geld wordt opgehaald en wordt gestort in de gemeentekas. Maar verwekt men daardoor eigenlijk niet den indruk dat men krijgt een soort van rekening-courant tusschen de belastingbetalers en de gemeente? Stel nu dat er iemand is, die tijdelijk aan zijn verplichtingen voldoet en een bepaald bedrag stort, maar op een be paald moment weigerachtig blijft en niet meer stort. Dan heeft hij een gedeelte van zijn belasting gestort, maar niet de volle 100 en dan is er naar sprekers meening hij weet niet of hij het zuiver ziet eenigszins sprake van een conflict tusschen den belastingbetaler en de gemeente met den fiscus anderzijds. Spr. meent dus dat zoo'n instelling ook geen waarborg geeft dat er geen conflicten zullen ontstaan tusschen de belas tingbetalers en de gemeente. Men zal zeggen dat die anders ook bestaan, maar naar sprekers meening is het conflict dan anders in zijn aard en wezen. Zooals het thans is, behoudt de fiscus bij een conflict de volle aan spraken op het geld, terwijl er dan al een conflict met de gemeente aanwezig is, hetwelk voor de gemeentelijke instelling als zoodanig kosten zal meebrengen. Spreker gevoelt daar dan ook nog heel weinig voor. Hij zal zich nog niet rechtstreeks pro of contra uitspreken, dat zal afhangen van de discussies, maar hij kan wel zeggen dat hij er heel weinig voor gevoelt. Nu heeft spreker iets bevreemd in het betoog van mevrouw Buisman. Zij heeft bij haar pleidooi ook aan gehaald de Spaarkas, waarvan sprake is in dit prae- advies. Als spreker het goed heeft begrepen dan meent mevrouw Buisman dat die instelling annex is met de gemeente, althans in zekeren vorm iets met de gemeente heeft uit te staan. Spreker motiveert dat hieruit, dat mevrouw Buisman zegt dat er ambtenaren zullen moe ten zijn die moeten zorgen voor het contact tusschen de beide bureaux van de Spaarkas en de gemeente. Dat is toch haar gedachtengang, dat men voor het feit geplaatst zal worden dat de gemeente onder zekeren vorm gepa renteerd zal zijn aan de Spaarkas. Mevrouw Buisman is misschien uit het prae-advies tot die conclusie geko men, maar spreker niet. Spreker had liever gehad dat de heele Spaarkas in dit prae-advies niet was genoemd. Z. i. zouden de belastingbetalers daaruit kunnen con- cludeeren dat eigenlijk de Raad of het gemeentebestuur hen adviseert bij de betrokken, hier genoemde, Spaar kas hun gelden te beleggen en dat dit dan is een afbe taling van de aan de gemeente verschuldigde belasting. Spreker staat daar anders onder. Dat de Spaarkas aan de spaarders gelegenheid geeft hun geld te beleggen en te sparen, is haar goed recht, maar z. i. moet de ge meente absoluut neutraal blijven, ook ten opzichte van de Spaarkas. Wanneer men te kennen geeft: het is wen- schelijk dat gij Uw gelden bij de Spaarkas betaalt, daar wordt gij op een gemakkelijke manier in de gelegenheid gesteld om aan Uw belastingplicht te voldoen, dan is dit een indirect advies, waardoor de gedachte kan wor den gewekt dat de menschen op die manier hun ver plichting tegenover de gemeente nakomen. Spreker had daarom liever gehad dat de Spaarkas hier niet was ge noemd. Over de soliditeit van die instelling kan hij niet oordeelen, noch in bevestigenden, noch in ontkennenden zin, hij weet dat niet. Maar omdat men de gedachte zou kunnen wekken bij de massa dat hier thans een ander systeem van belastingophalen wordt ingevoerd, om het etiket, dat men er aan geeft dat de belasting thans via de Spaarkas zal worden geïnd, had spreker het wen- schelijker geacht dat deze niet was genoemd, om ver keerde gedachten te voorkomen. Als de menschen willen sparen om hun belasting te voldoen, dan moeten zij dat zelf weten, dat behoort tot de competenties van de be trokken spaarders zelf; als zij meenen dat dit gemakke lijker gaat via een Spaarkas, dan is daar veel voor te zeggen. Maar dan moet men hier niet een bepaalde Spaarkas noemen en niet vertellen dat dit nu het ge- wenschte lichaam is om daarover aan zijn verplichtingen te voldoen. Als de gemeente dat doet, staat zij al niet meer voor de volle 100 vrij tegenover de Spaarkas. Als resumé van zijn bespreking geeft spreker dus geen particuliere instelling, de gemeente moet ook voor zichtig zijn en de Spaarkas moet Spaarkas blijven, zon der dat de gemeente daaraan is geparenteerd. De heer Muller heeft niet veel aan het uitstekende betoog van mevrouw Buisman toe te voegen, maar meent toch dat bij deze gelegenheid ook ter dege moet worden gewezen op de sociale beteekenis van deze in stelling. Hij gelooft dat wij als gemeentebestuur niet kunnen volstaan, waar deze zaak levensvatbaarheid heeft betoond in verschillende gemeenten van ons land en dus ook verondersteld mag worden dat dit ook hier het geval zal worden, met er naar te verwijzen dat hier op 't oogenblik al zoo'n instelling bestaat. Afgescheiden van het feit, waar spreker na het uitstekende betoog van mevrouw Buisman waarmee hij het in dit opzicht overigens ook volkomen eens is niet meer wil spre ken, n.I. dat deze kwestie met het indienen van het voor stel in verband staat, meent spreker dat wij als Raad van Leeuwarden niet kunnen zeggen: hier is de Spaar bank al, die de menschen in de gelegenheid stelt en de gelden wel wil ophalen. Die gelegenheid heeft altijd al bestaan, alleen het ophalen niet; de menschen zijn altijd al in de gelegenheid gesteld om daar te sparen en als men dat aan de Spaarbank had verzocht, zou deze ook wel een gedeelte van het gestorte bedrag van den be trokkene hebben willen overboeken naar den gemeente ontvanger. Maar de kwestie moet hier op neer komen, dat de instelling het stempel krijgt van een sociale in stelling en dan moeten wij tot de conclusie komen dat, wat de Spaarbank op het oogenblik doet, heel iets an ders is dan wat de gemeente ten opzichte van deze kwestie in zooveel andere vormen kan doen. Spreker wil er op wijzen dat het niet alleen bij een Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925. 85 ophaal- en stortingsdienst behoeft te blijven, maar dat men er nog zooveel aan kan verbinden. Men kan er gewoonweg een gemeentelijke bank van maken. Wij hebben hier in Leeuwarden een aantal woningbouwver- eenigingen, die ieder over een groot complex woningen beschikken. Op het oogenblik worden al die huren we kelijks bij de banken gedeponeerd. Wat zou er nu tegen zijn, wanneer iederen Maandag of Dinsdag de huren van dat groote aantal woningen bij een dergelijke gemeen telijke bank werden gestort en aldus de rentesaldi, die nu ten bate komen van de andere banken, ten bate zou den komen van de gemeente? Wanneer men een derge lijke instelling in het leven zou roepen dan zouden ook die zaken er onder kunnen vallen en dan zou zeer zeker, ondanks de vrees, die men op het oogenblik koestert, dat een gemeentelijke dienst een tekort zal opleveren, een dergelijken dienst blijken een voordeelig saldo op te leveren. Naar aanleiding van al die gezichtspunten, die er voor een dergelijken dienst zijn te openen, meent spreker dat er voor den Raad van een stad als Leeuwarden alle reden is om het prae-advies van Burgemeester en Wet houders niet te aanvaarden, maar dat aan Burgemeester en Wethouders wordt opgedragen te komen met voor stellen omtrent het instellen van een gemeentelijken op- haal- en stortingsdienst en wat daar bij behoort. Den heer K. de Boer wil het voorkomen dat hier in dit prae-advies een paar dingen aan elkaar zijn gekop peld die niet bij elkaar behooren. Inderdaad wordt hier naar zijn meening veel te veel de aandacht gevestigd op het sparen. Ongetwijfeld is sparen een zeer nuttig werk, vooral als men de middelen heeft om dat te be reiken, maar spreker gelooft toch dat het hier om iets anders gaat. Als het hier inderdaad alleen ging om het sparen en het bevorderen van sparen, dan kon spreker zeer wel in het prae-advies meegaan, doch dan zou hij hier niet alleen de Spaarbank maar ook verschillende andere instellingen willen noemen. Daar gaat het echter niet om. Als de inwoners van Leeuwarden hun spaarpenningen hebben gebracht naar de banken van hun keuze laat spreker het zoo maar noemen dan is er nog niets gedaan voor het doel, dat hier door het adres en het voorstel tot het instellen van een ophaal- en stortings dienst aan de orde is gesteld. Alleen de menschen, die bij de Spaarbank een saldo hebben gekweekt, hebben zich dan de middelen verschaft om in de toekomst hun belasting te kunnen betalen. Spreker geeft onmiddellijk toe dat de Spaarbank door het instellen van een eigen ophaaldienst het sparen bij de Spaarbank enorm verge makkelijkt, maar als dat geld daar is, zou de gedachte kunnen worden gewekt, dat men daarmee een stap had gedaan voor het betalen van zijn belasting en dat is niet waar. Want er is tusschen de Spaarbank en het belastingkantoor naar sprekers meening geen nadere verbinding. Spreker wil dat op de volgende wijze nader aandui den. Wanneer iemand zijn gelden heeft gedeponeerd bij de bank zijner keuze en het zou met die bank niet goed gaan, dan komt er van het betalen van belasting niets. Dat is de groote hiaat, die er zit tusschen een dergelijke instelling en een ophaal- en stortingsdienst, zooals spr. c.s. zich die hebben gedacht. Dat is ook een hiaat, die niet nader kan worden aangevuld of opgeheven. Spreker kan zich ook niet voorstellen dat degenen, die op die wijze zouden sparen, hun belastingbiljet naar de Spaar bank zouden brengen om, als het saldo voldoende is, het bedrag van het spaargeld te laten overboeken op het belastingbiljet. Spreker kan zich niet voorstellen dat dit zal gebeuren, omdat dit direct heel veel macht zou leggen in handen van de Spaarbank. Nu nog iets dat spreker in het prae-advies heeft ge troffen. Dat is vooral dit, dat het gemeentebestuur zich hier als het ware verantwoordelijk stelt ten minste moreel voor de gedragingen van deze in dit stuk genoemde Spaarbank. Hierin wordt n.I. gezegd spr. zal het kort zeggen dat de gemeente niet tot een ophaal- en stortingsdienst dient over te gaan, omdat het bij haar vast staat dat het geld in even veilige han den is bij de Spaarbank als wanneer het bij de gemeente zou worden geplaatst. Spreker meent dat de gemeente met dat te zeggen en met het op die wijze te zeggen een groote moreele verantwoordelijkheid op zich laadt. Als wij nog waren in 1914, zou spreker zich dat kunnen verklaren, maar in 1925 kan dat op die wijze niet meer worden gezegd, dat het geld daar in even veilige handen is als bij de gemeente. Wij moeten rekening houden met het feit dat in 1922 en 1923 met uitzondering nog van verschillende kleine crediet-, voorschot- en spaarbanken de banken in Nederland voor een be drag van 150 millioen aan kapitaal hebben verloren. Met die feiten voor oogen meent spreker dat men hier niet zoo stellig mag spreken van ,,het geld is daar in even veilige handen als bij de gemeente", terwijl bij de ge meentenaren de indruk wordt gevestigd dat, als op die wijze wordt gespaard, daarmee ook de belasting betaald zal zijn. Spreker gelooft dus met mevrouw Buisman en met den heer Muller dat wij niet moeten aannemen en niet moeten goedkeuren wat in het prae-advies staat. De middelen voor belastingbetalerij, die voor zeer velen groote bezwaren meebrengt, omdat de dubbeltjes en kwartjes zoo gemakkelijk weg willen raken in het karige huishoudbudget, moet op de eene of andere manier worden vastgelegd, opdat men straks aan zijn belasting plicht kan voldoen. Dat is een zaak die de gemeente kan oplossen. Zij kan die uitmuntend oplossen als zij zelf zorgt dat de gelden, die aan belasting moeten worden betaald, in wekelijksche of maandelijksche termijnen in handen van de gemeente komen, opdat, als de vervaldag is gekomen, de op die wijze gekweekte saldi van het belastingbiljet kunnen worden afgeschreven. Verder is spreker het geheel eens met wat de heer Muller heeft gezegd; waar hier zooveel incasso's zijn te doen bij gemeentelijke instellingen en semi-gemeente- lijke instellingen, lijkt het hem niet zoo'n gewaagde on derneming dat de gemeente zelf die incasso's op zich neemt en de saldi, daaruit ontstaande, gebruikt voor haar eigen huishouding, omdat dit ten slotte voor de gemeente ook goedkoop geld is. Of de Spaarbank hieraan zooveel zal verdienen, daar aan twijfelt spreker. Hij gelooft inderdaad dat ook bij de Spaarbank de bedoeling voorzit om de gemeentenaren te helpen en in dat opzicht moet dit streven worden ge waardeerd. Maar het spijt hem anderzijds dat hier, voor al waar deze zaak in het college van Burgemeester en Wethouders moest worden behandeld, bij dit optreden van de Spaarbank ook, naar hij meent, de wethouder van Financiën moest worden genoemd. Dat zou inderdaad den indruk kunnen vestigen dat diens liefde voor de Spaarbank sterker is geweest dan zijn liefde voor een gemeentelijken stortings- en ophaaldienst. Spreker ge looft dat de persoon van den wethouder van Financiën objectief genoeg zal zijn ten opzichte van deze dingen, vooral waar het hier gaat om een zaak van algemeen nut, maar spreker meent toch dat die dingen beter uit elkaar hadden kunnen worden gehouden. De heer Muller heeft ook gesproken van een gemeen telijk giro-instituut; hij heeft het wel niet met die woor den genoemd, maar dat was ten slotte de kern van zijn betoog. Spreker gelooft ook dat voor een gemeentelijk giro-instituut, waaraan allerlei dingen zijn verbonden, wel iets te zeggen valt. Hij zal het niet sterker zeggen, omdat het voor hem vast staat dat er ook wel iets tegen te zeggen is, maar hij gelooft ten slotte dat de voor deden, daaraan verbonden, verreweg tegen andere din gen, die kunnen worden genoemd, opwegen. Spreker zou het echter niet kwaad vinden, wanneer men in het kleine begon, met het oprichten van een gemeentelijken op-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 6