86 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925. haal- en stortingsdienst, in het belang van de bewoners van Leeuwarden, om hun op die wijze het betalen van belasting gemakkelijker te maken. De heer Weima zou zich met den gedachtengang van Burgemeester en Wethouders wel kunnen vereenigen, maar hem blijkt dat er eigenlijk een onjuistheid is ge komen in het prae-advies en wel deze, dat er staat dat er particuliere menschen zijn geweest die hun actie hebben gestaakt. Dat is niet juist; uit de stukken blijkt toch dat door hen nog wel degelijk een actie wordt ge voerd voor een gemeentelijken dienst. Hoewel spreker in beginsel tegen alle gemeentelijke bemoeiing in dit opzicht is, lijkt het hem toch billijk dat men van die zijde ook de menschen hoort. Men heeft een onderhoud gehad met het bestuur van de Spaarbank en spreker heeft daar uit de conclusie getrokken dat het ook billijk is dat men deze menschen hoort. In dat verband zou hij dan ook willen voorstellen deze zaak te verdagen. Den heer Westra komt het voor dat men hier voor een buitengewone combinatie van tegenstellingen staat. Deze zaak is het eerst ter sprake gekomen bij de ge- meentebegrooting en, als spreker zich goed herinnert, dan heeft er in het Voorloopig Verslag gestaan dat en kele leden aandrongen op de instelling van een gemeen telijk ophaal- en stortingsdienst of steun aan een derge lijke particuliere instelling. En als spreker zich niet ver gist dan is die uitdrukking afkomstig van leden, die thans uitsluitend voorstanders zijn van een gemeente lijken ophaal- en stortingsdienst en die een particulieren dienst nu niet wenschen te steunen. Dat is één tegen stelling. Een andere is deze. Toen spreker indertijd het Voor loopig Verslag had gelezen, heeft hij direct gedacht: ik verzet mij tegen steun aan een particuliere instelling, daar hem uit andere plaatsen was gebleken dat een dergelijke dienst in zeker opzicht niet altijd ten voor- deele van de belastingbetalers werkzaam is. En nu men zich hier, als het noodzakelijk is dat een dergelijke dienst wordt opgericht, uitsluitend wil bepalen tot een ge meentelijken dienst, is spreker in dat opzicht ook eenigs- zins veranderd en kan hij zich ook niet direct vereenigen met wat hier wordt voorgesteld of gevraagd, n.i. een gemeentelijken dienst. Er is nog een andere tegenstelling. Een van de onder teekenaren van het adres, dat vandaag bij de stukken is gevoegd en waarin wordt' gevraagd een gemeente lijken dienst in te stellen, een van die onderteekenaren, spreker ineent de heer Van der Sleen, is het geweest, die oorspronkelijk de beweging voor een particulieren dienst op touw heeft gezet. Nu echter op het oogenblik reeds een particuliere stortings- en ophaaldienst door een bestaande instelling is ter hand genomen, wordt door diezelfde persoon aangevoerd dat de zaak op een der gelijke wijze niet kan worden opgelost, maar dat wij juist moeten hebben een gemeentelijken dienst, terwijl hij eerst zelf een particulieren dienst wenschte. Dat is de derde tegenstelling. Mevrouw Buisman heeft getracht aan te toonen dat een gemeentelijken dienst noodzakelijk is. Nu is het spr. nog nooit duidelijk geworden dat het absoluut noodza kelijk is dat een dergelijke dienst wordt opgericht, maar hij heeft het toch toegejuicht toen hij merkte dat de Spaarbank een dergelijke beweging op touw wilde zet ten en een dergelijke instelling in het leven wilde roepen, omdat, naar hij meent, de Spaarbank in de eerste plaats het algemeen vertrouwen geniet, zoodat men hier niet behoeft af te wachten of deze dienst vertrouwen zal heb ben, maar de Spaarbank, naar hij meent, dat vertrouwen al geniet. En verder, omdat de Spaarbank waarschijnlijk in de gelegenheid is om met zeer weinig kosten de on dervinding op te doen of hier werkelijk behoefte aan een dergelijke instelling zal blijken. Het is wel mogelijk dat men in een adres met een aantal handteekeningen een gemeentelijken ophaal- en stortingsdienst komt vragen, maar daarmee is nog niet bewezen dat werkelijk ook in de toekomst zooveel per sonen zich zullen verbinden en zullen blijven verbinden tot het doen van wekelijksche stortingen en tot het op die manier doen plaats vinden van een vervroegde be lastingbetaling. Als men de circulaire van de Spaarbank nagaat, dan blijkt dat de belastingbetaler er iets aan heeft, wanneer hij zich bij dien dienst aansluit, omdat hij als tegemoetkoming een zeker percentage rente ver goed krijgt, terwijl dat bij een gemeentelijke instelling waarschijnlijk achterwege zal blijven. Dan zal daar dus niets anders van overblijven dan een vervroegde belas tingbetaling. Nu heeft mevrouw Buisman getracht aan te toonen dat het noodzakelijk is dat iets dergelijks wordt gedaan en dat daartoe de heele manier van belastingbetalen onderstboven moet worden gezet; vroeger was het toch gebruik om de belasting te brengen bij den ontvanger en nu zou dit worden gehaald. Dat is een zeer belangrijk verschil. Meent men nu werkelijk dat daarin voordeelen zijn te vinden dan kan daartoe worden overgegaan, maar dan kan men met het systeem beginnen dat het geld wordt opgehaald door de Spaarbank. Deze zegt wij willen het geld van de menschen ophalen en wij zullen daarvoor rente uitbetalen en als wij voldoende hebben geïnd en, wordt ons last daartoe gegeven, dan willen wij ook de belastinggelden betalen. Nu heeft mevrouw Buisman daaruit opgemaakt dat er dan overleg noodig zal zijn tusschen gemeente-ambtenaren en de ambte- i naren van de Spaarbank. Spreker gelooft dat dit abso luut niet noodig is, omdat de Spaarbank met de belas tingkantoren niets te maken heeft, maar alleen ten ge rieve van de bij haar aangeslotenen de belastingbiljetten betaalt. Zij heeft dus met die kantoren niets anders te maken als iedere belastingbetaler en overleg is dus niet noodig. Hier is ook aangevoerd dat in verschillende plaatsen deze dienst weliswaar niet de gunstigste resultaten op levert, maar in Zwolle wel. Nu is hier ook al tot in den treure herhaald dat die gunstige resultaten in Zwolle een gevolg zijn van het feit dat Zwolle in hoofdzaak werkt met een Spaarbank en daardoor in staat is gunstige resultaten te verkrijgen, terwijl de kwestie van de sala- riëering van de ambtenaren daar in het duister ligt. Ook is opgemerkt dat de Spaarbank zich zou kunnen belasten met het ophalen van de gas-, electriciteits- en waterleidinggelden. Daar zullen echter de gemeentelijke instellingen wel voor zorgen. Spreker meent ook dat het verschil dan niet heel groot zou zijn, omdat die gelden op 't oogenblik reeds in termijnen worden opgehaald, die niet boven de draagkracht gaan. De betaling daarvan geschiedt nu maandelijks; wanneer dat een wekelijksche betaling zou worden, zou dat dus niet zoo'n groot ver schil opleveren. Mevrouw Buisman heeft ook nog gezegd dat de men schen, die achterop zijn, zich niet zullen aansluiten bij de Spaarbank, omdat zij dan eerst de nieuwe belasting daar moeten betalen en de oude belastingschuld dan bovendien vooraf nog moet worden aangezuiverd, terwijl zoo zegt zij bij een gemeentelijke instelling aller eerst kan worden gezorgd dat de achterstallige belas ting wordt betaald. Nu is het spr. niet duidelijk waarom de Spaarbank daar niet voor kan zorgen; spreker meent dat dit het zelfde is. Mevrouw Buisman moet niet ver geten dat een gemeentelijke instelling privaatrechtelijk absoluut niet anders tegenover den fiscus staat als de Spaarbank, omdat de belasting wordt geïnd door het Rijk; een gemeentelijke stortings- en ophaaldienst staat dus tegenover het geheele belastingstelsel geheel gelijk als de Spaarbank. De heer Visser heeft opgemerkt dat de kwestie van de Spaarbank er door Burgemeester en Wethouders niet bij gehaald had moeten zijn. Spreker zou zich daar in zeker opzicht bij kunnen aansluiten, omdat het zeer Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1925. 87 zeker niet op den weg der gemeente ligt daaraan steun te verleenen op die wijze, dat zij een zekere waarborg ten opzichte van de Spaarbank op zich neemt. Maar aan den anderen kant staan Burgemeester en Wethouders in hun voorstel op dit standpunt dat, als door een par ticuliere instelling er voldoende voor wordt gezorgd dat de menschen in de gelegenheid worden gesteld op die wijze hun belasting te betalen, het dan van gemeente wege niet noodzakelijk is dit van het particulier initia tief over te nemen. De heer Muller heeft nog iets gezegd wat spreker ook heeft verbaasd, n.l. dat het niet gaat om den stor tings- en ophaaldienst, maar dat het gaat om het sociale stempel De heer Muller: Sociale instelling De heer Westra heeft zich daarvan nog geen voor stelling gemaakt, maar het draait ten slotte neer op socialisatie van het bankwezen De heer Muller: Daar heb ik zelfs niet aan gedacht De heer Westra kan verzekeren dat hij vooralsnog niet behoort tot de voorstanders van socialisatie en dus ook niet van socialisatie van het bankwezen. In dat opzicht kan hij zich dus ook niet verklaren voor een gemeentelijken stortings- en ophaaldienst en als daar van het uitvloeisel zou wezen een socialisatie van het bankwezen, meent spreker dat het beste zal wezen dat de Raad meegaat met het prae-advies van Burge meester en Wethouders en de zaak voorloopig overlaat aan het particulier initiatief, zonder dat hij op eenigerlei wijze de verantwoording op zich neemt. Of het in deze gemeente noodig is te komen tot een stortings- en op haaldienst zal dan in de toekomst kunnen blijken. De heer Oosterhoff heeft met groote belangstelling geluisterd naar de verschillende redevoeringen, die hier zijn gehouden. Hij had, toen hij hierheen ging, eigenlijk gehoopt in die redevoeringen nu eens doorslaande aigumenten te vinden, die zouden moeten leiden tot het in het leven roepen van een ophaal- en stortingsdienst van gemeentewege. Die heeft spreker echter bijna geheel gemist; er is eigenlijk maar één zeer krachtig motief voor aangevoerd dat overigens ook wel te ontzenu wen is maar anders kwamen spreker alle argumenten voor als niet in sterke mate hout te snijden. Het mee- rendeel daarvan is reeds door den heer Westra weer legd; daar zal spreker dus niet op terug komen. Er zijn echter nog een paar punten, die nog niet zijn besproken en waarop spreker wel een nader antwoord wenscht te geven. Mevrouw Buisman is haar rede begonnen met er de Spaarbank een verwijt van te maken dat deze niet met de zaak heeft gewacht tot het prae-advies van Burge meester en Wethouders zou zijn uitgebracht. Spreker gelooft dat dit verwijt ten onrechte is gedaan. De Spaarbank is er ten allen tijde op uit om middelen in het leven te roepen om het sparen te bevorderen; dat is niet alleen nu, maar altijd het geval geweest. Zij is er in den loop der jaren steeds op uit geweest om nieuwe vormen te vinden om het sparen te bevorderen, zooals eenige jaren geleden nog is gebleken bij de invoering van de spaarbusjes. De Spaarbank had natuurlijk ook deze zaak al eens overwogen; zij is niet zoo nieuw dat zij bij de Spaarbank nog niet ter sprake was geweest. Nu lag het toch volkomen voor de hand dat, waar Bur gemeester en Wethouders prae-advies over deze zaak moesten uitbrengen, de Spaarbank er blijk van gaf dat zij het plan had opgevat die zaak tot zich te nemen. Als dat niet was gebeurd zouden Burgemeester en Wet houders zeer waarschijnlijk, het nut inziende van een dergelijke instelling, er veel eerder toe zijn gekomen te zeggen: er is hier nog niet overwogen tot het instellen van een dergelijken dienst over te gaan, laat de ge meente het dus doen. Spreker kan zich voorstellen dat het college op het standpunt staat: wij willen het liefst niet van gemeentewege doen, maar als er anders niet in wordt voorzien laten wij het dan doen. Daarom was het van het grootste belang dat Burgemeester en Wet houders wisten welke voornemens er bij de Spaarbank bestonden. Als men het dus doet voorkomen dat de Spaarbank heeft getracht de gemeente een vlieg af te vangen, meent spreker dat men de zaak onjuist voor stelt. De heer K. de Boer heeft, naar het spreker voorkomt, het eenige doorslaande motief genoemd. Het is volko men juist dat er groot bezwaar is tegen een particuliere onderneming en hoewel de Spaarbank niet gelijk staat met een dergelijke onderneming, omdat zij enkel als spaarbank in het leven is geroepen, wordt zij toch van particuliere zijde gedreven. Dat is altijd een bezwaar, omdat men daarbij de vraag kan stellen: kan men wel steeds staat maken op de soliditeit van een dergelijk lichaam? Dit eene groote bezwaar is toch echter in dit geval, dunkt spreker, ook niet overwegend. De heer De Boer heeft getracht aan te toonen dat de soliditeit niet van de Spaarbank in Leeuwarden maar in het algemeen van de banken niet zoo onomstootelijk vast staat; hij heeft medegedeeld dat in de na-oorlogsjaren de banken groote verliezen 'hebben geleden. Spreker zou echter eerst de vraag willen stellen: waren dat solide beheerde spaar banken? Hij gelooft dat de heer De Boer daarop ont kennend zal moeten antwoorden; dat waren de groote bankierszaken, maar niet de solied beheerde spaarban ken. Maar bovendien kan spreker meedeelen dat op het oogenblik het toezicht op de spaarbanken buitengewoon sterk is en dat tot op zekere hoogte dit toezicht door de Regeering is goedgekeurd. Er is een tijd geweest dat men, evenals tegenover de verzekeringsmaatschappijen, eenige vrees koesterde tegenover de spaarbanken, om dat men van verschillende kanten het toezicht van rijks wege niet voldoende achtte. Toen is er, om maatregelen, zooals de Regeering tegenover de verzekeringsmaat schappijen in het leven had geroepen, te ontgaan, een controle over de spaarbanken in het leven geroepen, die de goedkeuring der Regeering had, zoodat er weinig lichamen zijn, waarop met zoo groote zekerheid en van zoo betrouwbare zijde wordt toegezien als bij een goede spaarbank het geval is. De heer De Boer heeft bovendien de opmerking ge maakt dat hij zich niet kan voorstellen dat de Spaarbank zich geheel zou belasten met het betalen van de be lasting van de ingezetenen, die bij haar sparen. Dat is toch inderdaad wel het geval. De bedoeling is dat zij, die zich aansluiten bij dezen dienst, hun belastingbil jetten afdragen aan de Spaarbank en dat deze verder ge heel zorg draagt voor een geregelde betaling van de be lasting. Dan is het contact tusschen den belastingbetaler en den ontvanger wel verbroken zooals mevr. Buisman opmerkt maar voor den heel enkelen keer dat iemand inlichtingen moet hebben, kan hij toch wel even naar het kantoor van den ontvanger loopen. Hij behoeft dan althans niet geregeld dien gang te maken om te betalen en 't is dus voor hem niets geen bezwaar om daar voor een enkelen keer naar toe te gaan. Dit waren de punten, die nog niet behandeld waren en waarop spreker meende nog even terug te moeten komen. De Voorzitter wil ook namens Burgemeester en Wet houders nog enkele woorden voor het voorstel van Bur gemeester en Wethouders zeggen. We zijn zoo langza merhand, door hetgeen door de heeren Westra en Oos terhoff is gezegd, al op een wat ander terrein gekomen als in het begin. Bij de laatste sprekers mocht spreker veronderstellen dat deze precies wisten hoe de zaak in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 7