140 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Mei 1925. reet in één plan de bouw van 250 woningen wordt aan gesneden. De heer O. F. de Vries zou ook nog enkele woorden willen zeggen, omdat de wethouder op zoo'n eigenaar dige manier over de statistieken spreekt, vooral over Amsterdam en op grond daarvan heeft betoogd dat de statistiek geen waarde heeft. Hij heeft gezegd dat de Amsterdamsche statistiek heeft gefaald, omdat er aan de gemeentelijke Woningbeurs 600 of 700 woningen te huur staan. De Amsterdamsche Woningbeurs omvat echter woningen tot een huur van 600.per jaar en van de meeste dier woningen zal de huur dan ook wel zoo hoog zijn, dat de meeste arbeidersgezinnen ze niet kunnen bewonen. Een bewijs te meer daarvoor is, dat de Amsterdamsche Raad kort geleden nog een voorstel heeft aangenomen van wethouder De Miranda, waarbij blokken woningen zijn gekocht met een bepaalde be stemming, n.l. om aan de minst gesitueerden, aan de menschen die het minst verdienen, onderdak te ver schaffen. Dat is een positief bewijs dat het niet juist is waarop de heer Fransen zich beroept, dat de arbei ders de woningen, die te huur staan aan de Amster damsche Woningbeurs, niet kunnen bewonen De heer Fransen (wethouder)Dan bouwen ze daar verkeerd. De heer O. F. de Vries: U vergeet dat, wat ook U bekend is, de particuliere bouw, n.l. de premiebouw, in Amsterdam, wat de woningvoorziening aangaat, een mislukking is geweest. Spreker meent dat het plan-Van der Schaaf en het plan-Zuid ook middenstandswoningen omvatte. Dat zijn hier de gevolgen van den premie- bouw De heer Fransen (wethouder)Dat was dan toch een verkeerde bouw. De heer O. F. de Vries merkt op dat de gemeente daar toch niets aan kan doen. De heer Fransen heeft de statistieken aangevallen en heeft zich beroepen op een staatje van de gemeentelijke Woningbeurs. Maar spr. heeft daar toch uit gelezen en is het met de heeren Molenaar en Muller eens, die de cijfers van den wet houders hebben aangevallen dat het tekort niet 150 is, maar dat er zonder eenigen twijfel wel 250 kunnen worden gebouwd, omdat over eenige jaren door huwe lijk en andere oorzaken het tekort al weer is gestegen. De heer Fransen heeft bij zijn cijfers ook nog een factor vergeten; hij noemt alleen de cijfers van de ge meentelijke Woningbeurs, maar als men van de ver schillende woningbouwvereenigingen de jaarverslagen leest, blijkt dat daar nog een groote stroom van men schen staat ingeschreven, die allen nog een woning moeten hebben. „Beter Wonen" heeft er nog 200 op de lijst en de andere vereenigingen ook verschillende aantallen en onder die menschen zijn er vele, die niet zijn ingeschreven bij de Gemeentelijke Woningbeurs. Daardoor stijgt het aantal menschen, die noodig een woning moeten hebben. Spreker is het ook met den heer Molenaar eens dat deze 250 woningen nu direct en ineens moeten worden gebouwd, omdat op die manier met een uniforme bouw een groote besparing is te verkrijgen. Dan wil spreker nog terugkomen op hetgeen de Voor zitter heeft gezegd omtrent de distributie van de wo ningen door de woningbouwvereenigingen. Daar schuilt een groote waarheid in en wie er mee bekend is weet, dat een nadeel van de versnippering der woningvoor ziening is dat de distributie van de woningen niet op de juiste wijze plaats heeft. Nu dan ook het oogenblik is gekomen dat wordt voorgesteld binnenkort een flink aantal woningen te bouwen, waardoor men de woning voorziening beter zal kunnen overzien, verdient het be slist aanbeveling dat er samenwerking komt tusschen de verschillende woningvereenigingen, om het distributie- vraagstuk onder de oogen te zien. De heer IJ. de Vries heeft deze kwestie ook aangeraakt, maar spreker zou er tegen zijn als men deze woningen voor een bepaalde groep van menschen alleen beschikbaar ging stellen. Dat gaat moeilijk, omdat er in de woningen van de woningvereenigingen ook menschen wonen, die thans om de eene of andere reden wel voor een goedkoopere woning in aanmerking komen. Dit vraagstuk is overi gens wel belangrijk genoeg om te worden overwogen. Er is al eerder een poging gedaan om samenwerking te krijgen tusschen de besturen der vereenigingen door middel van een commissie, die de zaak regelt en spreker gelooft dat dit èn voor de huurders èn voor de gemeente èn voor de woningbouwvereenigingen van groot belang zou zijn. Verder sluit spreker zich aan bij hetgeen de heer B. Molenaar heeft gezegd, omdat ook hij meent dat, op grond van de cijfers, het wel noodzakelijk is 250 wo ningen ineens te bouwen. De Voorzitter kan den Raad meedeelen dat een amen dement is ingekomen van de heeren O. F. de Vries en B. Molenaar, 't welk luidt als volgt „Ondergeteekenden stellen voor onder la van bij lage 19 in plaats van „in totaal van ten hoogste" te lezen „onmiddellijk". Het amendement komt dus hier op neer. Er staat nu „van gemeentewege over te gaan tot den bouw, in totaal van ten hoogste 250 woningen enz." Dat wordt dan „van gemeentewege over te gaan tot den bouw van onmiddellijk 250 woningen enz." Dan vervalt natuurlijk het voorstel sub Ic. De heer Fransen (wethouder) zou nog een enkel woord willen zeggen naar aanleiding van het gespro kene door de heeren Muller, B. Molenaar en O. de Vries. Deze leden hebben er nogmaals op gewezen dat de ge gevens, die ter beschikking lagen, betroffen het woning tekort en dat die door den directeur van het Woning bedrijf zijn opgemaakt. Alle drie heeren houden er, in verband daarmee, aan vast dat het noodzakelijk is dat er onmiddellijk 250 woningen worden gebouwd. Spreker herhaalt wat hij in eerste instantie ook heeft gezegd, dat de statistieken zichzelf weerleggen. Met deze laatste cijfers, die de directeur van het Woningbedrijf heeft vastgelegd beweert die directeur nog, niettegenstaande dat het statistische cijfers zijn, dat met den bouw van 150 woningen op het oogenblik de woningnood is op geheven De heer Muller: Op het oogenblik! Maar over een jaar De heer Fransen (wethouder) Dan is de woning nood in Leeuwarden opgeheven en in verband daarmee is dit voorstel gedaan om dan te beginnen met de op ruiming van krotwoningen. De heer Muller heeft gezegd dat de woningbouw vereenigingen vroeger goed waren en dat zij nog wel meer konden doen, omdat de gemeente dan niet zoo'n groote schuld krijgt. Op het oogenblik moet de gemeente echter voor elke vereeniging voor het volle bedrag van de leening garant zijn, is zij dus in dezelfde mate aan sprakelijk voor de volle schuld, als wanneer zij zelf leent. Spreker is beslist van meening dat het, in verband met de meerdere verantwoordelijkheid van de gemeente beter door deze onmiddellijk zelf kan worden gedaan. Spreker heeft gezegd dat er over de samenwerking met de woningbouwvereenigingen, enkele gunstige uit zonderingen daargelaten, door den directeur over het algemeen niet kan worden geroemd. De heer Muller heeft daarop gezegd met „Beter Wonen" mankeert Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Mei 1925. 141 daar absoluut niets aan; die samenwerking is zoo schit terend, dat hij den wethouder van Openbare Werken tart te zeggen dat dit niet waar is. Spreker zal daar op antwoorden. Volgens de mededeelingen, die hij van den directeur van het Woningbedrijf heeft ontvangen hij weet het natuurlijk niet zoo goed uit zichzelf, maar moet het ook hebben van een ambtenaar was die samenwerking met „Beter Wonen" alles behalve gun stig. Niet dat de menschen niet willen, maar de statuten verbieden alles De heer Muller: Dat is een andere kwestie. De heer Fransen (wethouder) De directeur zei zoo: Men heeft absoluut niets te zeggen. Bij „Beter Wonen" willen de menschen wel, maar mogen het niet volgens de statuten. Wat heb je dan aan zoo'n samen werking, daar kan geen sprake van samenwerking zijn, als je wel wilt, maar het mag niet? Spreker zal niet in details treden, daar is het hier de plaats niet voor. Maar als de heer Muller genegen is eens met den directeur en hem te spreken, wil hij heel graag die zaak eens onder de oogen zien. Misschien is er dan, tenminste als de statuten het niet meer verbieden, eenige verbetering te krijgen. Die 150 woningen zullen direct noodig zijn. Spreker moet aan deze cijfers, die zijn vastgesteld, toch vast houden. De betrokken ambtenaar van het Woning bedrijf heeft tot het laatste oogenblik toe tegen spreker gezegd: geef mij 150 woningen dan is de woningnood weg. Dan kan men dus beginnen met den bouw van 100 woningen voor de opruiming van de krotten. En als dan blijkt dat 250 woningen niet voldoende zijn, spreker heeft het straks al gezegd, dan kan de Raad zeker nieuwe voorstellen van het college verwachten. In dit voorstel is echter neergelegd het aantal dat noodig en waaraan behoefte is. Er is hier nu een voorstel om op het oogenblik vast te leggen dat de bouw van 150 woningen onmiddellijk zal geschieden. Dat was aanvankelijk ook de bedoeling van Burgemeester en Wethouders; er is echter verder over de woningtoestand gesproken en toen men meende dat de menschen, die in krotten zijn ondergebracht, ook moesten worden geholpen waarmee Burgemeester en Wethouders accoord gingen is besloten om 250 woningen te bouwen, dus 100 woningen als begin voor het opruimen van krotwoningen. Toen echter in het college de 175 woningen van „Beter Wonen" en die van de gemeente zijn besproken, is er gezegd dat de onmiddellijke aanbouw van zoo'n groot complex niet een gunstige exploitatie van de wonin gen in het algemeen in de hand zou werken. Een voor hier zoo groot complex woningen plotseling op de markt te brengen was niet verstandig. Want wan neer er direct 250 woningen disponibel zouden worden gesteld, zou men eens zien wat er met de andere wo ningen van de gemeente en van de woningbouwvereeni gingen zou gebeuren. De menschen zouden er allemaal uitloopen om een goede woning voor 1a 2.- per week minder machtig te worden. Daarom moet het geleidelijk gaan en dat kan alleen als de gemeente de zaak zelf in handen heeft De heer O. F. de Vries: Dat kan in 't bestek worden opgenomen. De heer Fransen (wethouder) Ja, maar hoe vat men dat op als men zegt: direct en bloc bouwen. Dan kan men zeggen dat de zaak geleidelijk moet worden afgewikkeld, maar de gemeente kan ook zelf de zaak in handen houden en haar geleidelijk afwikkelen. Dat is maar een kwestie van uitvoering. De bedoeling is echter dat de bouw van deze 250 woningen zoo spoedig mo gelijk wordt uitgevoerd. Het voorstel van de heeren B. Molenaar en O. F. de Vries is, om het geheel aan te besteden in één blok. Zij meenen dat de kosten daardoor 4 goedkooper zullen worden. Spreker helpt het hen hopen, maar acht dat lang niet zeker. De voorstellers moeten niet meenen dat de aanbesteding van een groot complex ineens heel wat voordeeliger is, want men sluit daardoor ook heel wat concurrentie uit. Aannemers, die misschien heel gemak kelijk op 40 of 50 woningen kunnen inschrijven, sluit men uit en dus maakt men de concurrentie, wil men in één blok aanbesteden, o zoo gevaarlijk. Maar wat is er tegen, als Burgemeester en Wethouders zeggen dat het zoo spoedig mogelijk zal gebeuren, om het dan ge leidelijk te doen? Men zal heusch volkomen tevreden kunnen zijn. Laat de uitvoering nu aan het college over. De heer O. F. de Vries zegt nog dat er bij de woning vereenigingen zooveel menschen staan ingeschreven en er dus veel meer behoefte aan woningen is dan door spreker wordt verondersteld. Spr. wil dat eerste graag gelooven, maar die menschen staan allen niet op straat, al zal de een misschien minder goed wonen dan de ander. En de menschen, die over eenige maanden hun woning moeten verlaten of die geen woning hebben, hebben zich misschien wel laten inschrijven bij 4 of 5 woningbouwvereenigingen, zoodat er in totaal misschien wel een 1000 aanvragen zijn bij de verschillende veree nigingen. Daar kan men dan echter niet meer als een 25 van nemen als het werkelijk tekort en die aan vragen moet men niet toevoegen aan de cijfers van de Woningbeurs. Spreker gelooft dat hij thans de Vergadering wel duidelijk heeft gemaakt wat de bedoeling is van Burge meester en Wethouders en hij zou den Raad dan ook willen adviseeren het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals het hier ligt, onveranderd aan te nemen. De heer Muller zou naar aanleiding van wat de heer Fransen heeft gezegd, nu toch ook nog een paar woor den willen zeggen. Wanneer de wethouder nu toch wist dat de statuten van „Beter Wonen" voorschrijven dat de woningen aan de leden moeten worden verhuurd in volgorde van het nummer, gaat het dan aan hier smalend te spreken: ze willen wel maar ze kunnen niet en wat heeft de gemeente daar dan aan? Kan het bestuur van „Beter Wonen" daar wat aan doen? Dit zijn toch Ko- Koninklijk goedgekeurde statuten De heer Fransen (wethouder)Maar men kan ze alle dagen wijzigen. De heer Muller: Ja, die wijzig je zoo maar direct. Als dat den wethouder bekend was, dat de statuten het verbieden, dan vind ik het van hem niet fair dat hij van deze plaats tot het bestuur van een woningbouwveree- niging dat zegt. De heer B. Molenaar wil nog even terugkomen op de argumenten, die de wethouder van Openbare Werken tegen sprekers voorstel heeft aangevoerd. De wethouder zegt daarbij: laten de heeren niet te veel denken van de voordeelen, die men bij een aanbesteding in massa zal kunnen bedingen, maar ik help het hen hopen. Spreker heeft echter die zaak ook niet uit zijn duim gezogen, maar heeft zijn oor te luisteren gelegd bij menschen, die in staat zijn over dergelijke dingen te oordeelen. En hoewel spreker eigenlijk niet op een cijfer heeft aange drongen hoewel hij bijna meent dat bedoelde des kundige hem dat wel wilde geven heeft die deskun dige hem toch vast gezegd dat het ontegenzeggelijk be langrijk voordeeliger voor de gemeente zal zijn wanneer de woningen in massa worden aanbesteed dan anders... De heer Westra: Toon dat nu eens aan; de heer Fransen heeft het ook aangetoond. De heer B. Molenaar: Wat heeft de heer Fransen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 10