126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Mei 1925.
strekken van zwemonderricht aan sommige categorieën
van leerlingen der openbare lagere scholen ter sprake
gekomen en na Uw besluit van den 14 April 1.1. kwam,
toen bij ons college de te stellen voorwaarden aan de
orde waren, dit denkbeeld wederom in overweging, nu
ook in den boezem Uwer Vergadering de wensch was
uitgesproken, dat binnen korten tijd de kinderen van de
lagere scholen naar de Wielen konden gaan om zwem
les te ontvangen.
De daarop met het bestuur der vereeniging gevoerde
besprekingen leidden tot een bevredigend resultaat. Het
stelt de inrichting en de leerkracht voor het zwem
onderwijs beschikbaar voor de leerlingen van de 6e en
7c leerjaren der openbare lagere scholen en die van het
le leerjaar der u. I. o. scholen, ten getale van ongeveer
600; elk kind zal dan in den loop van den zomer 10 lessen
ontvangen. In totaal zullen dus voor dit doel 6000
baden worden genomen, waarvoor de vereeniging een
bedrag van 300.berekent, dat o. i. zeer billijk kan
worden genoemd en neerkomt op 5 cent per bad met
inbegrip van onderricht. Met een ondernemer van auto
busdiensten zijn wij overeengekomen, dat voor eiken rit
van een bus van de betrokken school naar het zwembad
berekend zal worden 3.50 per keer, heen en terug
samen; de bus biedt plaats voor 20 kinderen. Met het
vervoer is dus gemoeid bij benadering een bedrag van
600 20 X 3.50 X 10 1050.—; vermeerderd
met 300.als vergoeding aan de vereeniging Zwem
bad „Groote Wielen" uit te keeren, zullen de onkosten
1350.bedragen, o. i. een niet te hooge uitgave,
waar het de beoefening van een zoo nuttige sport als
het zwemmen betreft.
De post no. 352 „leermiddelen" op de gemeente-
begrooting voor 1925 ad 17.500.laat toe, dat hij
wordt verlaagd met 2000.waaruit de onkosten
kunnen worden bestreden. Bij de eerstvolgende wijzi
ging der gemeente-begrooting kan hiermede dan reke
ning worden gehouden.
Wij geven U dus in overweging te besluiten
in afwachting van hun nader voorstel betreffende de
regeling van den betrokken uitgaafpost op de gemeente-
begrooting voor 1925 Burgemeester en Wethouders te
machtigen op den boven aangegeven voet met het be
stuur der vereeniging Zwembad „Groote Wielen'" en
een ondernemer van autobus-diensten overeenkomsten
aan te gaan, ten einde in het seizoen 1925 aan de leer
lingen van het 6e en het 7e leerjaar der scholen voor
gewoon lager onderwijs en aan die van de le klasse
der school voor uitgebreid lager onderwijs zwem
onderwijs te doen geven.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries heeft zich bij de bestudeering van
dezen raadsbrief en het nazien van de betrekkelijke
stukken over een paar dingen verwonderd. Ten eerste
hierover, dat uit dit voorstel niet blijkt of er behoefte
bestaat in de kringen, waarvoor dit beschikbaar wordt
gesteld. Hij heeft er zich over verwonderd dat er geen
aanvraag lag van de betrokken ouders van de school
kinderen en ook dat er geen advies lag van de ouder
commissie noch van de commissie van toezicht op het
lager onderwijs. Bovendien heeft het spreker verwonderd
dat dit geheele bedrag zal worden beschikbaar gesteld
uit de gemeentekas, zonder aan de ouders, die daartoe
in staat zijn, een vergoeding te vragen. Daarbij komt
nog dat dit bedrag speciaal weer beschikbaar zal worden
gesteld voor de leerlingen der openbare scholen.
We hebben hier in vroeger jaren wel eens gesproken
over de behoefte aan een zweminrichting en spreker
vindt het zwemmen op zichzelf een zeer gezonde sport.
Een zweminrichting is dan ook in het algemeen een
plaatselijke behoefte en als zoo'n voorstel dan ook naar
voren komt, wordt sprekers rechtsgevoel het meest be
vredigd, wanneer dat voor ieder en in het algemeen zal
zijn. Dit is echter speciaal iets, dat van a tot z zal worden
betaald uit de gemeentekas en specifiek zal zijn voor de
leerlingen der openbare scholen.
Nu staat spreker tegenover dit voorstel in een zeer
bijzondere en eigenaardige positie. Uit de woorden, die
hij pas heeft gesproken, zal ieder voelen, dat hij niet
tegen zwemmen is, maar er voor. Wanneer wij echter
op deze wijze ontkomen aan het daarstellen van een
eigen zweminrichting, dan meent spreker dat, als wij
dien weg op willen, om speciaal de schoolkinderen
zwemles te doen geven, die lessen dan ook voor iedereen
moeten worden opengesteld en niet voor een bepaalde
categorie van schoolkinderen. Wij zijn met elkaar Leeu
warder burgers die met elkaar de Leeuwarder belasting
betalen. Als men dan ook wenscht dat er zwemlessen
moeten worden gegeven aan wie daar om vraagt, meent
spreker dat het dan ook voor iedereen moet zijn.
Spreker heeft al deze beschouwingen naar voren ge
bracht in de hoop dat aanstonds van de tafel van Bur
gemeester en Wethouders nadere inlichtingen zullen
worden gegeven, omdat hij eendeels tegen dezen post
is, waar hij geheel uit de gemeentekas zal worden be
taald en ten tweede, omdat hij maar voor een deel van
de Leeuwarder ingezetenen is. Maar wat eigenlijk ge
zegd betreft het doel het leeren zwemmen en het les
geven daarin, daartegenover staat spreker sympathiek.
Als hij nu het antwoord op zijn vragen heeft gehoord,
is het mogelijk dat spreker voor stemt; het is echter
ook mogelijk dat hij tegen zal stemmen, omdat het maar
een gedeeltelijke hulp is. Maar als spreker de toezegging
krijgt dat dit voorstel van Burgemeester en Wethouders
zal worden ingetrokken en dat zij, wanneer hun is ge
bleken dat er een algemeene behoefte is een nieuw
voorstel zullen doen dat de gemeente genegen is 50
van de kosten als subsidie te verleenen aan de ouders,
die hun kinderen zwemles willen doen geven, als dus
niet alles kosteloos zal geschieden en de lessen voor een
ieder zullen zijn opengesteld, zal spreker daar van harte
voor stemmen. Zooals de zaak nu echter staat zal spre
ker naar alle waarschijnlijkheid daartegen zijn, tenzij
hem de toezegging wordt gegeven dat het in deze lijn
zal gaan dat, wanneer men de kosten zal halen uit de
belasting, die wij allen betalen, van de zwemlessen, die
zullen worden gegeven, dan ook allen zullen kunnen
genieten.
De heer Cohen zou, nu waarschijnlijk aan de kin
deren van de lagere scholen uit het 6e en 7e leerjaar
deze gelegenheid zal worden gegeven spreker zegt
waarschijnlijk, omdat hij den heer IJ. de Vries heeft ge
hoord er de aandacht op willen vestigen dat het z. i.
een zaak van zeer veel belang is dat bij het leervak
gymnastiek op de scholen zelf aan de kinderen onder
richt in het droogzwemmen wordt gegeven. Als de
kinderen dat te pakken hebben en zij komen aan de
„Groote Wielen" dan is er daar niet zooveel tijd meer
noodig om hun les in het droogzwemmen te geven, maar
zijn zij in eens rijp om les in het water te krijgen. Spre
ker zou dat graag aan Burgemeester en Wethouders in
overweging geven. Misschien dat men al zoover is, dat
dit onderwijs wordt gegeven, maar hij heeft er nog niet
veel van gemerkt en weet niet in hoeverre er al iets aan
die zaak wordt gedaan.
De heer Botke merkt op dat de heer IJ. de Vries heeft
gezegd dat hem niet gebleken is dat er ouders zijn ge
weest, die hebben verzocht om zwemles aan hun kin
deren te geven. Spreker wil er echter op wijzen dat
eenige jaren geleden onze schoolarts, dokter De Vries,
een poging heeft gedaan om de kinderen te laten zwem
men, maar dat toen de kosten zoo groot waren dat dit
is overgegaan. Daaruit blijkt wel dat de behoefte bij
de kinderen in Leeuwarden bestaat.
Ook heeft de heer IJ. de Vries gezegd dat er geen
advies is van de commissie van toezicht. Spreker kan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Mei 1925. 127
echter meedeelen dat in het jaarverslag, dat nu zal ver
schijnen er op wordt gewezen dat, waar de kinderen
van de Leeuwarder Schoolvereeniging in de gelegenheid
worden gesteld zwemles te nemen, dit ook voor de kin
deren van de andere scholen van belang zou zijn.
De heer Visser vraagt of, waar deze gelegenheid
wordt opengesteld voor de kinderen van het openbaar
onderwijs, ook de mogelijkheid bestaat dat de kinderen
van het bijzonder onderwijs daarvan ook kunnen profi-
teeren, ook zonder zelf in de kosten te voorzien.
De heer H. de Boer (wethouder) meent wel heel kort
te kunnen zijn, omdat hij op hetgeen de heer IJ. de Vries
graag wil, dit kan antwoorden: zeer zeker, indien een
dergelijk voorstel Burgemeester en Wethouders bereikte
of wanneer de heer De Vries meent zoo'n voorstel aan
den Raad te moeten doen en daarover zou een stemming
worden gehouden, dan zal kunnen blijken in hoeverre
de Raad meent dat in dien geest zal moeten worden
gehandeld. Of. als de heer De Vries het wil overlaten
aan Burgemeester en Wethouders, dan zal later kunnen
blijken hoe dezen staan tegenover een dergelijk verzoek.
Spreker wil eerst antwoorden op de opmerking van
den heer De Vries ten opzichte van het niet vragen van
advies aan de verschillende organisaties. Spreker
meende dat dit in dit opzicht geheel onnoodig was; er
is ook geen enkel woord in het college over gesproken,
omdat wij weten dat de behoefte er is en al jaren en
jaren is gevoeld en het dus slechts ging om de vraag
hoe daarin zoo spoedig mogelijk was te voorzien. Men
behoefde dus niet te wachten op adviezen, maar moest
trachten dat de zaak in orde kwam en spreker twijfelt
niet dat de Raad aanstonds zal zorgen dat de zaak haar
beslag zal krijgen. In het college is met algemeene
stemmen hiertoe besloten en spreker zegt nog eens dat,
wanneer van de bijzondere scholen een verzoek bij het
college komt of hier in den Raad een dergelijke uit
spraak zal worden gevraagd, deze zeer zeker in wel
willende overweging zal worden genomen. Maar het
college behoefde toch zeker niet te beginnen met ook
onmiddellijk deze zaak in het algemeen te stellen. Als
er een verzoek komt bij Burgemeester en Wethouders,
zal dit zeer zeker in welwillende overweging worden
genomen. Het doel is den heer IJ. de Vries sympathiek;
dit doet spreker genoegen, omdat hij gelooft dat ieder
het een sympathiek doel vindt.
Wat betreft de vraag, die door den heer Cohen is ge
steld, kan spreker zeggen dat men, in afwachting van
dit besluit, reeds is begonnen met aan de kinderen in
het droogzwemmen enkele voorbereidende lessen te
geven.
De heer Visser vraagt of, wanneer de kinderen van
de bijzondere scholen hiervan ook zullen profiteeren, zij
daarvoor dan zullen moeten betalen dan wel of het ook
aan hen geheel gratis zal worden gegeven. Het doet
spreker genoegen dat er blijkbaar bij de voorstanders
van bijzonder onderwijs ook verschil van meening be
staat of deze lessen gratis zullen moeten worden gege
ven, neen of ja. De heer IJ. de Vries heeft toch ook nog
bezwaar dat de lessen geheel gratis zullen worden ge
geven, maar het blijkt al dat men het daarover aan dien
kant ook niet geheel eens is.
Spreker zegt echter nog eens: laat men maar met een
verzoek komen, dan kan dat worden overwogen. Spreker
gelooft daarop niet verder te moeten ingaan, onidat
Burgemeester en Wethouders daarover in het college
niet hebben gesproken, maar naar aanleiding van de
vraag van den heer Botke, of dit mogelijk zou kunnen
worden gemaakt, deze zaak aan de orde hebben gesteld.
Nu is het mogelijk gemaakt en als er nu een verzoek
komt van de bijzondere scholen, zal dat in overweging
worden genomen.
De heer IJ. de Vries heeft, om te beginnen met het
geen de heer Botke heeft gezegd, expres achterwege
gelaten het noemen van het schrijven van den school
arts, waarin deze het ontvangen van zwemonderricht
wenschelijk acht. Maar uit de rede van den heer Botke
heeft spreker nu nóg iets begrepen. Hij weet niet of zijn
conclusie juist zal zijn, maar hij krijgt eenigszins den
indruk dat dit voorstel hier is om in concurrentie te
kunnen treden met de Leeuwarder Schoolvereeniging,
dat, omdat die verleden jaar zwemonderwijs heeft doen
geven, dit nu ook aan de openbare scholen moet worden
gegeven, waar dit anders misschien een reden zou kun
nen zijn dat enkele leerlingen van de openbare school
naar de neutrale schoolvereeniging zouden overgaan.
Spreker weet niet of deze conclusie goed is, maar dien
indruk kan men nu toch krijgen. Dit is hem eergister
ook meegedeeld, maar op losse tnededeelingen gaat spr.
niet in. Als echter een collega-raadslid dat zegt in een
publieke zitting, krijgt men den indruk dat het wel zoo
moet zijn en daarom heeft spreker zich daarover ver
wonderd. Maar de kinderen van de Leeuwarder School
vereeniging krijgen toch geen subsidie uit de gemeente
kas; die ouders hebben dus toch schijnbaar wel iets
voor dat onderwijs over. Dat spreker heeft toegestemd
dat het zwemonderricht een heel goed ding is, is na
tuurlijk in het algemeen bedoeld, maar hij heeft daarmee
niet toegestemd dat het van schoolwege moet worden
gegeven, alhoewel hem dat niet een slechte maatregel
lijkt voor kinderen van ouders, die dat wenschen. Er
zullen echter misschien ook verschillende ouders zijn,
die de kinderen nog jong genoeg vinden om te zwem
men; dat blijft hierbij nog een groot vraagstuk.
Dat de wethouder van Onderwijs sympathiek tegen
over een eventueel in te dienen voorstel staat, doet spr.
genoegen, maar daarmee heeft hij nog absoluut geen
zekerheid dat het zal worden aangenomen. Die heeft
hij wel, wanneer het college van Burgemeester en Wet
houders toezegt dat, als er een verzoek komt van de
zijde, waarbij spreker hoort, men dan die menschen
precies gelijk zal behandelen, omdat zij ook gemeente
naren en ook belastingbetalers zijn. Als het college dat
unaniem zegt, vertrouwt spreker dat het ook gebeurt;
een man een man, een woord een woord. Maar een der
gelijk verzoek in ernstige overweging te nemen, zooals
de wethouder zegt, is absoluut geen toezegging.
Dan heeft spreker nog niet gehoord een toezegging
dat men ook de ouders eenige vergoeding zal laten be
talen. Dat wil men niet maar men wil het bedrag vol
komen uit de gemeentekas betalen en wel uit het hoofd
leermiddelen. Spreker heeft zich ook afgevraagd of dit
bij leermiddelen behoort. Volgens de wet behoort dit
heelemaal niet bij het onderwijs
De heer K. de Boer: Lichamelijke opvoeding.
De heer IJ. de Vries Ja, lichamelijke opvoeding
of gymnastiek, maar uit leermiddelen kan dat niet be
taald worden. Het kan onderricht zijn, maar het zijn
geen leermiddelen.
Waar hier geen toezegging is gedaan dat men ook
iets van de ouders zal vragen en ook geen toezegging
dat ook kinderen van andere scholen hieraan kunnen
deelnemen, heeft spreker geen vrijmoedigheid om voor
het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stem
men. Hij zal dus tegen stemmen op deze twee gronden:
dat alles uit de gemeentekas wordt betaald en dat alleen
de kinderen van de openbare scholen aan het onderricht
kunnen deelnemen.
De heer Visser gelooft, in tegenstelling met den heer
IJ. de Vries, te moeten voorstemmen. Waar hier, als
men de zaak technisch beschouwt, geen voorstel van
deze zijde is gedaan om de kinderen van de bijzondere
scholen ook in de gelegenheid te stellen, kan men ook
moeilijk van het college verwachten dat dit zal zeggen:
wij zullen die gelegenheid ook voor de kinderen van