150 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1925.
tusschen het op het gemelde perceel staande pand en
de Sint Jacobsstraat;
h. de N. V. Dam's Brood- en Koekfabriek, eigenares
van het perceel kadastraal bekend als onder no. 1922,
de stoep, welke is gelegen tusschen het op het gemelde
perceel staande pand en de Sint Jacobsstraat;
i. W. D. de Lepper, eigenaar van het perceel
kadastraal bekend als onder no. 481, de stoep, welke
is gelegen tusschen het op het gemelde perceel staande
pand en de Sint Jacobsstraat;
j. H. van Keulen, eigenaar van het perceel kadastraal
bekend als onder no. 477, de stoep, welke is gelegen
tusschen het op het gemelde perceel staande pand en
de Sint Jacobsstraat;
een en ander op de volgende voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt 1.voor elke stoep;
2. alle kosten op de overdracht vallende zijn voor
rekening der gemeente Leeuwarden;
3. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het uit
komende materiaal desverlangd het eigendom der ver-
koopers en wordt door de gemeente kosteloos naar een
door hen aan te wijzen plaats binnen de gemeente ver
voerd;
4. wanneer tengevolge van den trottoiraanleg, werk
zaamheden aan de gevels van bovenvermelde gebouwen
noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening der
gemeente en overigens op de gebruikelijke en verder
door Burgemeester en Wethouders noodig geachte
voorwaarden.
Met algenieene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om voor den bouw van den Pier Pander
tempel en de verbetering der gebouwen op de Noorder
begraafplaats een aanvullend crediet toe te staan.
Dit voorstel luidt als vofgt
Van den Directeur der gemeentewerken ontvingen wij
bij schrijven d.d. 31 December 1924 een rapport betrek
kelijk eene wijziging der begrooting van het bedrijf der
gemeentewerken, dienst 1924, waarop onder meer zijn
aangebracht de navolgende posten
volgno. 210c. Bouw van den Pier
Pander tempel 17.411.27
volgno. 210d. Verbetering van de ge
bouwen op de nieuwe
begraafplaats 7.231.42
Voor eerstgenoemden post werd door Uwe vergadering
bij besluit d.d. 13 Maart 1923, een crediet toegestaan
van 10.000.—. Na gehouden aanbesteding is het bou
wen van den tempel gegund voor 11.997.Blijkens
de door den architect van het tempeltje opgemaakte be
grooting was voor marmerwerk in het bestek een stel
post ad 1500.en voor de gebakken afsluitmuts op
het rieten dak geraamd 60.welke bedragen later
bleken te moeten zijn respectievelijk 1975.- en 300.-.
Deze hoogere uitgaven zijn met onze voorkennis ge
schied en bovendien hebben wij, in verband met het
daartoe door den architect te kennen gegeven verlan
gen, goedgevonden dat aan de rechterzijde in het voor
portaal een werkkast voor den watermeter, enz. en aan
de linkerzijde een ingebouwde parapluiebak met haken
werd aangebracht, waarvan de kosten werden geraamd
op 360.en dat tot den aanleg van een electrischen
kabel naar den tempel werd overgegaan, waarvoor
370.geraamd. In totaal was alzoo aan den Directeur
een crediet verleend van 11.997.-j- 475.-(-
240.— 360.— 370.— 13.442.De
totale bouwkosten, die zonder de algemeene kosten
hebben bedragen 17.411.66, hebben het bovenstaand
bedrag dus nog met 3969.66 overschreden. De Di
recteur motiveert dit in het hierbij overgelegd schrijven
d.d. 10 April 1925, waarnaar wij kortheidshalve ver
wijzen en waaraan wij verder niets hebben toe te voegen.
De 2e hiervoren aangehaalde post, volgno. 210d, betreft
de verbetering der gebouwen op de nieuwe begraaf
plaats, waarvoor door U, bij besluit d.d. 4 September
1923, een crediet werd verleend van 5750.met in
begrip der algemeene kosten. De totale uitgaven hier
voor hebben bedragen 7624.07, waaronder begrepen
392.65 wegens aandeel in de algemeene kosten over
1924. Een verschil alzoo van 1874.07, waarvan 186.75
met onze voorkennis is uitgegeven. Ook de overschrij
ding van dit crediet wordt door den Directeur nader
toegelicht in het hiervoren aangehaald schrijven.
Wij geven U in overweging te besluiten
voor den bouw van den Pier Pander tempel een aan
vullend crediet te verleenen van 7411.27 -(- 695.43
algemeene kosten is 8106.70 en voor de verbetering
van de gebouwen op de nieuwe begraafplaats een be
drag van 1481.42 -f- 392.65 algemeene kosten is
1874.07.'
De beraadslagingen worden geopend.
De heer B. Molenaar merkt op dat het misschien of
wel zeker wel eerder is gebeurd dat de Raad is komen
te staan voor het toestaan van overschrijdingen van toe
gestane credieten. Thans staat de Raad weer voor de
aanvraag van twee z. i. belangrijke overschrijdingen.
Het eerste geval betreft den Pier Pandertempel, waar
voor de Raad indertijd een crediet van 10.000.heeft
toegestaan. In dezen raadsbrief komt nu tot uiting dat
met medeweten van Burgemeester en Wethouders dit
crediet met ruim 3000.— en zonder medeweten van
Burgemeester en Wethouders nog eens met 3969.-
is overschreden. Spreker vindt dat een zeer ernstig feit
en hij meent dat het schrijven, dat tot verdediging hier
van bij de stukken is gevoegd, niet voldoende weergeeft
de redenen, die tot deze overschrijding aanleiding heb
ben gegeven. Hij wil toegeven dat er bij den bouw van
den Pier Pandertempel waarschijnlijk meer reden zijn
geweest voor overschrijding, omdat, zoo goed hij zich
herinnert, het ontwerp en de begrooting buiten den
dienst der Gemeentewerken om gemaakt zijn, maar dat
neemt niet weg dat het een ernstig af te keuren iets blijft
dat zonder medewerking van Burgemeester en Wethou
ders een crediet op zoodanige wijze wordt overschreden.
De tweede kwestie betreft de algemeene begraaf
plaats en dat feit is voor spreker van ernstiger aard. Hij
herinnert zich nog heel goed dat er bij de besprekingen
in de commissie voor Openbare Werken indertijd een
strooming was om niet mede te werken aan een dus
danige verbetering van de huizen, niet op grond dat men
niet mee wou werken om den toestand verbeterd te
krijgen, maar omdat het aangevraagde crediet en de be
grooting, die was ingediend, van dien aard waren, dat
men liever overging tot het bouwen van nieuwe huizen.
Eerst nadat de pertinente vraag was gesteld of het aan
gevraagde crediet voldoende was, hebben die leden zich
hier ten slotte bij neergelegd.
Nu blijkt achteraf, dat ook dit crediet belangrijk is
overschreden, volgens dit schrijven met 1874.waar
van 186.met voorkennis van Burgemeester en Wet
houders en volgens schrijven van den directeur met ruim
1100.Nu geeft spreker toe dat de directeur der
Gemeentewerken erkent dat de fout van de overschrij
ding hoofdzakelijk bij zijn tak van dienst berust, maar
toch is uit het begeleidende schrijven niet voldoende
reden te vinden waarom een dergelijke overschrijding
heeft moeten plaats vinden. Bij dit schrijven is een staat
gegeven van de verschillende posten, die hebben geleid
tot deze som, maar daaruit is niet de conclusie te trek
ken in hoeverre daardoor van de begrooting is afge
weken. Naar aanleiding van deze beide dingen meent
spreker dat de Raad in het algemeen heeft uit te spreken
dat het af te keuren is dat de begrootingen, in alle ge
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Juni 1925.
151
val zonder medewerking van Burgemeester en Wethou
ders, op een dergelijke wijze worden overschreden.
De heer O. F. de Vries zou een enkele vraag willen
stellen over het laatste gedeelte van dezen brief, dat
dunkt hem niet recht duidelijk is. Hier staat: „De totale
uitgaven hiervoor hebben bedragen 7624.07, waar
onder begrepen 392.65 wegens aandeel in de alge
meene onkosten over 1924". We hebben de begrooting
nu niet meer voor ons, maar spreker zou de vraag willen
stellen of op de begrooting deze post algemeene on
kosten al voorkwam of dat die daar later bij zijn ge
voegd.
De heer Fransen (wethouder) antwoordt den heer
Molenaar dat Burgemeester en Wethouders het met hem
betreuren dat de begrootingen zoodanig zijn overschre
den zonder voorkennis van Burgemeester en Wethou
ders. Zoo vreemd als de Raad er nu voor staat stonden
Burgemeester en Wethouders kort geleden voor de
cijfers, waarvan zij niet wisten dat de toegestane bedra
gen zoo belangrijk waren overschreden, ten minste voor
zoover die posten niet onder het werk door hen waren
goedgekeurd. De directeur heeft daarvan een verklaring
gegeven, in zooverre, dat hij een uiteenzetting van de
kosten heeft gegeven, waauit blijkt wat de werken wer
kelijk hebben gekost. De Raad zal die cijfers wel willen
gelooven en Burgemeester en Wethouders ook wel maar
dat neemt niet weg dat het geen wijze van werken is
Burgemeester en Wethouders er onkundig van te laten,
wanneer er een belangrijke overschrijding is. Toen het
college eenigen tijd geleden de cijfers kreeg van Ge
meentewerken, hebben de Burgemeester en spreker een
bezoek gebracht bij den directeur, te meer, daar uit de
brieven, die op verschillende tijden zijn ingekomen, niet
bleek dat de begrootingen zoo belangrijk waren over
schreden, althans niet die van de begraafplaats. Van den
Pier Pandertempel hebben Burgemeester en Wethouders
ten slotte een nota gekregen van de totale kosten en
de bedragen, die boven het crediet zijn toegestaan. De
aannemingssom was daarbij in de eerste plaats al
2000.hooger en verder waren daarbij ook nog an
dere kosten, zoodat Burgemeester en Wethouders er wel
mee bekend waren dat deze begrooting met een bedrag
van eenige beteekenis zou worden overschreden. Ten
slotte zijn de kosten echter gekomen op 17.000.
zoodat het bedrag toch nog met 5000.is overschre
den. Burgemeester en Wethouders stonden hierbij even
goed voor een verrassing als op het oogenblik de Raad
zelf.
De begrooting voor de gebouwen aan de algemeene
begraafplaats is ook belangrijk overschreden. De heer
De Vries heeft gevraagd of de algemeene onkosten reeds
in de eerste begrooting waren opgenomen. Spreker
meent zeker te weten dat daarop de gewone algemeene
onkosten stonden; de algemeene onkosten, die op de
eerste begrooting voorkwamen, zijn tijdens het werk op
gebruikt. Die, welke nu op de rekening voorkomen, zijn
van het geheele bedrag van het werk, zooals het nu is
uitgevoerd.
Spreker kan zich niet herinneren dat in de commissie
voor Openbare Werken is toegezegd dat het bedrag ab
soluut niet zou worden overschreden. Spreker was toen
nog lid van die commissie, maar hij weet niet of de toen
fungeerende wethouder dat absoluut heeft toegezegd.
Als een zaak komt in de commissie voor Openbare
Werken, heeft men daarbij eene begrooting van wat on
geveer het bedrag van de kosten zal zijn, maar het kan
natuurlijk altijd meer of minder worden; een begrooting
is ten slotte een begrooting. De directeur verdedigt zich
ook hiermee dat het werk is opgeschort, dat het een
langeren tijd heeft geduurd en dat men heeft moeten
wachten met het maken van de kap en met de bepleiste
ring van de muren tot het slechte najaar, wat altijd
duurder werk geeft.
Burgemeester en Wethouders betreuren het evenals
de Raad dat de bedragen zoo belangrijk zijn over
schreden zonder voorkennis van Burgemeester en Wet
houders. Zij hebben er al telkens op gewerkt om den
directeur onder het oog te brengen dat, als er een post
moet worden overschreden, hij daarvan dan onmiddellijk
kennis moet geven, ook al weet hij niet precies het
bedrag. Maar als het college 24 December, toen het
werk zoo goed als klaar was, een brief krijgt dat de
kosten voor de woningen aan de algemeene begraaf
plaats 350.- zouden zijn boven de begrooting, een
maand later dat de verhooging niet 350.is maar,
doordat de opbrengst van het oud lood is vergeten af te
trekken, maar 100.op 20 Maart een uiteenzetting
krijgt van verschillende uitgegeven kosten, waaronder
ook een vergoeding aan de doodgravers voor bederf
van hun goederen en dan den 22en Mei doodleuk een
berekening krijgt dat men niet 100.en ook niet
350.maar 1400.boven de begrooting komt,
kan spreker wel zeggen dat Burgemeester en Wethou
ders ook zitten te kijken, zooals de Raad op het oogen
blik. De Burgemeester, die toen nog de Financiën onder
zijn beheer had, heeft toen ook met den directeur be
sproken dat het geen manier van doen was om den
eenen keer 100.op te geven en den anderen keer
350.omdat vergeten is de opbrengst van het af
braakmateriaal af te trekken en ten slotte te komen met
de mededeeling dat men 1400.boven de begrooting
komt. Burgemeester en Wethouders staan er een beetje
machteloos tegenover wanneer van de verhoogingen
geen kennis wordt gegeven en alleen als het werk is
afgemaakt, wordt gezegd: dat heeft het gekost en zoo
veel is er te min.
Zooals spreker al heeft gezegd doen Burgemeester
en Wethouders telkens alle moeite om den directeur te
bewegen de begrootingen niet te overschrijden en vooral
niet te komen aan het percentage van algemeene on
kosten. Nu wordt telkens, als den directeur een crediet
van den Raad wordt gegeven, rekening gehouden met
de algemeene onkosten, dan krijgt de directeur het be
drag van Burgemeester en Wethouders toegestaan
minus de algemeene kosten. Spreker meent dat de
leden allen hebben kunnen lezen dat de directeur zijn
verontschuldigingen aanbiedt. We willen nu maar
hopen dat het niet weer zal voorkomen. Dit is het wat
spreker namens Burgemeester en Wethouders heeft
kunnen antwoorden.
De heer Muller zou, naar aanleiding van het feit, dat
de wethouder zegt dat er verder niets meer aan te doen
is, toch nog iets willen zeggen. Dit lijkt spreker absoluut
niet de juiste weg; z. i. is er wel iets aan te doen. Hij
zou althans dit willen zeggen dat de Raad hier dient
uit te spreken dat de directeur een brief krijgt, waarin
wordt gezegd dat er geen overschrijdingen mogen plaats
vinden zonder voorkennis van Burgemeester en Wet
houders en dat iedere overschrijding zonder voorkennis
van Burgemeester en Wethouders voor rekening komt
van de directeur der Gemeentewerken. Spreker meent
dat, als dergelijke dingen niet zijn te bereiken met goede
woorden, dan de stok maar achter de deur moet worden
gezet.
De heer Fransen (wethouder) antwoordt dat het wel
heel gemakkelijk is dat de Raad het besluit neemt dat.
wanneer de directeur weer een begrooting overschrijdt,
waarbij geen verhooging is toegestaan, het dan komt
voor zijn eigen rekening en dat men dit wel op papier
kan zetten, maar, men weet wel, er komt in de practijk
niets van terecht. Men moet niet vergeten dat, terwijl
de directie onder de werkzaamheden meent niet boven
de begrooting te zullen konien, later kan blijken dat door
wijziging van het werk een verhooging noodig is en ook
kan het gebeuren dat de aannemer meent dat hij recht
op uitbetaling voor meer werk heeft en dat de directie
ten slotte bij het nazien van de rekening moet toegeven