168 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Juni 1925. uitbreiding verbonden. Zooals ook in het aangehaald prae-advies wordt opgemerkt, heerscht de groote drukte daar ter plaatse slechts op één dag der week, den Vrijdag. Daarvoor vrij aanzienlijke kosten te maken schijnt ons vooralsnog niet gewettigd. Bovendien wordt de aanlegplaats voor schepen in de onmiddellijke nabijheid reeds eenigszins verbeterd door de doortrek king van den walmuur langs den Sneekertrekweg, het geen weer voor enkele vaartuigen de gelegenheid opent een goede los- en laadplaats te verkrijgen. Wij achten dus nog niet den tijd gekomen, om het door adressanten bedoelde gedeelte van den Harlinger- trekweg van een walmuur te voorzien en stellen U daarom voor op het adres afwijzend te beschikken. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra wil voorop stellen dat hij zich in hoofdzaak met dit prae-advies kan vereenigen; hij wil alleen maar een kleine opmerking maken waar Burge meester en Wethouders zeggen dat „de aanlegplaats voor schepen in de onmiddellijke nabijheid reeds eenigszins wordt verbeterd door de doortrekking van den walmuur langs den Sneeker trekweg". Spreker wil er den Raad toch op wijzen dat dit geen ruimte te weeg brengt; wel wordt de wal beter, maar meer ruimte geeft dat niet. In verband daarmee wil spreker er toch op wijzen, waar Burgemeester en Wet houders zeggen dat het alleen maar voor den Vrijdag is, dat het er in de morgenuren van dien dag zoo verbazend druk is met het lossen, dat het dan bijna een onhoudbare toestand is om die langer te bestendigen. Spreker heeft zich meer dan eens er persoonlijk van kunnen overtuigen dat het vee daar over 4 veebruggen wordt gelost, wat voor mensch en beest inderdaad een groot gevaar op levert; het is voor spreker haast niet verklaarbaar dat daar niet meer ongelukken gebeuren. Spreker zou daarom Burgemeester en Wethouders ernstig willen voorhouden dat zij in het vervolg in uitzicht zullen kunnen stellen een verbetering van den overkant van de Sneekerkade. Hij zal niet per se een voorstel doen, maar zou Burgemeester en Wethouders toch willen voorstellen een kostenberekening voor die verbetering te maken, opdat de Raad zich daarover een oordeel zal kunnen vormen. De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders den heer Hofstra graag willen toezeggen dat zij deze zaak in gedachten zullen houden; uit het prae-advies blijkt wel dat zijzelf ook wel inzien dat het daar op den duur zoo niet kan blijven, maar daarmee zal gepaard gaan een verbetering van den geheelen trekweg. Bur gemeester en Wethouders zijn er al lang over doende cm den trekweg zelf ook te verbeteren, maar tot nog toe is dat nog niet gelukt; zij willen graag liever de geheele zaak in haar geheel in orde maken. Spreker geeft graag toe dat de toestand daar op Vrijdag met de markt niet is zooals men die wel zou wenschen. Er is wel iets aan te doen dat men niet over 4 schepen heen behoeft te lossen, n.l. door een verdere ligplaats van de veemarkt te kiezen, maar men wil er allen liefst zoo kort mogelijk bij en daarvoor is geen ruimte genoeg. De bezwaren dat men op andere plaatsen lost, zijn dat men het vee dan een heel eind door de stad moet vervoeren, doch omgekeerd is het ook waar dat. wanneer de trekweg wordt verhard, men een veel zwaarder belasting krijgt van de Harlingervaartsbrug. die toch met de drukte op Vrijdag ook al zwaar genoeg is belast. Burgemeester en Wethouders weten wel dat het zoo niet kan blijven, maar de verbetering van den geheelen trekweg is nog niet mogelijk of nog niet geheel uitvoerbaar. Burgemeester en Wethouders zijn daar al jaren over doende en spreker kan zeer zeker toezeggen dat zij dit punt in gedachten zullen houden. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 14 (Agenda no. 15). Interpellatie van het lid den heer E. Weirr.a, betreffende het afsteken van een vuur werk op Dinsdagavond 30 Juni, vanwege een politieke partij, op het Wilhelminaplein alhier. De Voorzitter deelt mede dat de heer Weinra zijn interpellatie op tijd heeft ingediend en dat deze luidt als volgt „Ondergeteekende vraagt beleefd in de raadsver gadering van 30 Juni e.k. inlichtingen in verband met een bericht uit de pers waarin door een politieke partij wordt aangekondigd het afsteken van een vuur werk op Dinsdagavond 30 Juni op het Wilhelmina plein". Spreker stelt den heer Weima in de gelegenheid zijn interpellatie toe te lichten. De heer Weima meent dat het misschien wel goed is dat hij nog iets zegt om wat meer licht over deze zaak te geven; anders zou het kunnen zijn dat hij niet werd begrepen. Hij wil allereerst zeggen, om misverstand te voorkomen, dat het heelemaal niet gebeurt om de be paalde politieke partij, die het aangaat, te treffen; hij gelooft dat de S. D. A. P. volmaakt het recht had dit aan te vragen. Daar gaat het niet om en spreker wil dit even vastleggen voordat men er straks op wijst. Hij zou er hoogstens van kunnen zeggen dat de heeren een bij zonder beste strijdkas hebben en dat de sociaal-demo craten op het oogenblik hooren bij de menschen die het kapitaal vormen. Men mag echter zeggen wat men wil, maar hadden de andere partijen ook zooveel geld om handen, dan zouden zij misschien ook wel graag zoo'n vuurwerk hebben want uit propagandistisch oogpunt is dat zoo kwaad nog niet gezien. Dat is echter het ge val niet en dat is ook maar gelukkig, want spreker stelt zich voor, dat, als de andere partijen het ook hadden gevraagd, Burgemeester en Wethouders het dan ook hadden moeten toestaan en dan hadden we vanavond misschien het machtige verschijnsel gehad dat er 25 vuurwerken werden afgestoken. Spreker wil er niet veel van zeggen, maar toch dit dat hem dit gevaarlijk toeschijnt en dat Burgemeester en Wethouders ten aanzien van het geven van gemeen tegrond voor dergelijke doeleinden, nog wel midden in het hart van de stad en aan den vooravond van de ver kiezingen, uiterst voorzichtig moeten zijn. Spreker grondt dit niet alleen op den politieken strijd maar ook op an dere dingen. Spreker gelooft dat men ernstig nota zal moeten nemen van deze vraag en hij hoopt dat Bur gemeester en Wethouders dat hebben gedaan en zoo niet dan zou hij dit hen willen zeggen hebben Bur gemeester en Wethouders bij deze aanvraag er rekening mee gehouden dat niet alleen de aanvragers, die het vuurwerk afsteken, daarbij tegenwoordig zijn, maar dat daarbij zeer zeker menschen van alle mogelijke partijen aanwezig zullen zijn, dat die ook hunnerzijds een tegen gestelde propaganda kunnen maken en dat men daar door gevaarlijke incidenten kan scheppen? Is het niet denkbaar dat zich hierbij gevallen kunnen voordoen, waarvoor de Raad en Burgemeester en Wethouders zich zooveel mogelijk moeten wachten? Spreker zou daaraan nog deze vraag willen toevoegen: hebben Burgemeester en Wethouders daarbij stilgestaan en ook voorzorgs maatregelen genomen om iets dergelijks te voorkomen? Spreker meende goed te doen zijn interpellatie aldus toe te lichten en zou in dat verband graag antwoord willen hebben op die beide vragen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Juni 1925. 169 De heer Visser zou ook een enkele vraag willen stel len. Hij heeft gehoord dat aan de S. D. A. P. is toege staan hedenavond een vuurwerk voor politieke doel einden en reclame te doen plaats hebben. Nu is hem hedenmorgenwaarom lacht U mijnheer De Boer? Is dat zoo belachelijk? Vindt U dat zoo belachelijk?... De Voorzitter: Gaat U toch door, mijnheer Visser! De heer Visser zou in verband hiermee dit willen vragen. Hij heeft hedenmorgen bezoek gehad van iemand die hem heeft meegedeeld dat hier ook enkele menschen zijn geweest, die toestemming hebben ge vraagd voor iets, dat z. i. niet van zoo groot gewicht was als het toestaan van een plein in de stad voor het geven van politieke demonstraties. Er werd alleen ge vraagd één wagen in de stad te mogen laten rijden met een paar jongens er op en versiering enz. Er is dus voor die eene wagen toestemming gevraagd door het bestuur van de Katholieke kiesvereeniging ter plaatse en nu heeft de persoon, die daarover met den Voorzitter en den Commissaris van Politie heeft geconfereerd, spreker meegedeeld dat daarop afwijzend is beschikt men mocht wel een fietstocht houden, zooals alle partijen hebben gedaan, maar men mocht niet die eene wagen laten rijden. Ik wil wel zeggen, aldus spreker, wat mij betreft, ik houd van die reclame heel weinigneen, ik doe het niet mijnheer De Boer De heer K. de Boer: Ik zeg niks, jonge! De heer Visser vindt dat verkiezingsreclame, waar hij niet goed tegenover staat. Maar een feit is dat hier met verscheidenheid van maat wordt gemeten; aan de S. D. A. P. wordt toegestaan om voor politieke doeleinden te demonstreeren op een openbaar plein, waar duizenden menschen bijeen komen, terwijl aan een andere politieke organisatie wordt geweigerd met één wagen door de stad te rijden met een paar jongens, die daarop staan te zingen. Spreker weet niet in hoeverre het waar is wat de betrokken persoon hem heeft meegedeeld, maar is het zoo, dan vindt hij wel dat hier een bevoorrechting is van een zekere partij. Wat men den een geeft had men den ander ook niet moeten weigeren, vooral wan neer-de tweede aanvraag nog veel bescheidener is. Sprekers persoonlijke meening in dit opzicht is deze hij weet wel dat de Raad in dezen niet competent is een regeling te treffen, dat doet de Voorzitter als hoofd der Politie dat hij het wenschelijk zou achten dat bij de komende verkiezingen geen enkele politieke partij op de openbare straat politieke demonstraties mocht houden. Laat iedere partij dat in zijn eigen lokaal doen en daar reclames aanplakken enz., maar het houden van politieke demonstraties op straat moest naar sprekers meening tijdens de verkiezingen aan geen enkele partij worden toegestaan. De heer H. de Boer (wethouder)En de aanvraag om processies dan? De heer Visser: Ik heb het over de verkiezingen. De Voorzitter wil eerst even den heer Weima ant woorden, terwijl daarna even datgene, wat de heer Visser heeft gezegd, recht gezet moet worden. De heer Weima is begonnen met vast te leggen dat het niet tegen de S. D. A. P. ging, spreker wil ook beginnen met iets vast te leggen, n.l. dat Burgemeester en Wethou ders deze toestemming niet hebben gegeven omdat het de S. D. A. P. betrof; als de andere partijen hetzelfde hadden gevraagd, zouden zij die toestemming ook heb ben gekregen. Dan hadden we maar 25 vuurwerken ge kregen, dan was er nog wat meer kapitaal de lucht in gegaan en dan was het voor de vuurwerkmakers nog mooier geweest. In dat geval gelooft spreker echter dat de gemeente wijzer was geweest, n.l. door het terrein aan den meestbiedende te verpachten. Burgemeester en Wethouders hebben nu eenvoudig een bepaald bedrag gevraagd, maar als er 25 liefhebbers waren geweest, waren zij meer koopman geworden. Dan had de ge meente er ook nog een duitje aan kunnen verdienen; als de zaak toch de lucht in gaat, kunnen wij er voor de gemeente ook wel wat van hebben. Burgemeester en Wethouders hebben echter eenvou dig slechts één aanvraag gekregen en zij hebben die ingewilligd. De voorwaarde is gesteld dat de politie de regeling zal hebben en er zijn maatregelen voorge schreven als bij elk ander vuurwerk. De heer Weima vraagt: heeft men ook onder de oogen gezien dat daar vanavond iets uit kan voortvloeien. Als spreker de be doeling daarvan nagaat dan gelooft hij dat dit kloppar tijen moeten zijn of iets dergelijks. Spreker voor zich heeft wat dit betreft, vertrouwd op den nuchteren geest van het volk hier. Dan kan men bij optochten van wiel rijders met opschriften als „Stemt Sannes", „Stemt Boon" of „Stemt Colijn" of „100 gulden is een cent"... spreker bedoelt „100 centen is een gulden", ook wel tot kloppartijen komen. Spreker weet wel dat dit met een paar kwajongens van een ander geloof ook is gebeurd. Op die manier kan men ook kwesties krijgen, maar tot nog toe heeft men daar absoluut niets van gehoord, zoo dat Burgemeester en Wethouders en spreker persoonlijk ook er op hebben vertrouwd dat het publiek wel zoo zal zijn, dat er niets van zal komen. Bovendien zullen het vermoedelijk wel meest menschen van de S. D. A. P. zijn, die er heen gaan, zoodat die wel in de meerderheid zullen zijn. Wat betreft de kwestie van den heer Visser, dat spr. met twee maten zou hebben gemeten, wil spreker mee- deelen dat de eene maat wordt bediend door Burge meester en Wethouders en de andere door den Burge meester, zoodat het in zooverre wel mogelijk zou zijn dat er verschil was, waar men er verschillende bedie naars bij heeft. Maar ook dat is niet het geval, want men heeft niet gevraagd enkel één wagen door de stad te mogen laten rijden, maar men heeft gevraagd een op tocht van fietsen te mogen houden met een wagen er bij waarop jongens, die dan zouden zingen. Spreker heeft toen gezegd: dat zou ik nu niet doen; houdt liever alleen een optocht van menschen die op de fiets zitten, dan schiet gij harder op en het publiek ondervindt min der last van den optocht dan wanneer daar een lang zaam rijdende wagen met jongens er op tusschen zit. Dat hebben de anderen ook niet gedaan; we zouden er misschien ook nog allerlei allegorische voorstellingen bij krijgen en dan zou er misschien ook nog marechaus see mee moeten. Houdt dus een gewone fietstocht, zoo als ook de anderen hebben gedaan. Als echter zoo met een de Roomsch-Katholieken een reclamewagen, zooals er ook een van de S. D. A. P. met een paar flesschen of weet spreker wat er op door de stad rijdt, ook door de stad willen laten rijden met het een of ander symbool er op en „stemt die of die", dan is daar niets geen be zwaar tegen. Van middag hebben de Katholieken nog 6 sandwichmannen, die achter mekaar door de stad loopen. Hier was echter de vraag om in den fietstocht een wagen te mogen laten rijden met jongens er op, die daarop zouden staan te zingen en daarop heeft spreker gezegd: doe dat niet, maar rijdt gewoon met de fietsen door; dan kunt gij flink opschieten en heeft de politie er niet mee te maken. Anders moet ik er weer menschen bij zetten. Dat is nu het geheele verhaal. De heer Visser moet nu toch even de feiten herhalen. Wat de Voorzitter heeft betoogd is hetzelfde wat spr. heeft gezegd, n.l. dat hem ter oore was gekomen dat het bestuur van de Katholieke kiesvereeniging een confe rentie met den Voorzitter heeft gehad over het laten rijden van één wagen in den optocht

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 4