176 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1925.
waarom hij wil vragen of het niet juister is dat die 7 M.
logisch uit dit betoog blijft, opdat men ook geen last
meer zal krijgen met misschien latere bezwaren.
De heer Beekhuis (wethouder) wil in de eerste plaats
den heer IJ. de Vries antwoorden, die ook al heeft ge
zegd dat volgens een letterlijke opvatting van de veror
dening de heer Landstra daaronder valt
De heer IJ. de Vries: Misschien
De heer Beekhuis (wethouder) Ja, dat is zeer
zeker zoo; volgens de verordening moet ieder, wiens
perceel grenst aan den Stienserweg, bijdragen, onver
schillig of hij een rioolaansluiting heeft of niet. Volgens
den letter der verordening kan dus zeer zeker onmo
gelijk anders worden gehandeld dan de aanslag te hand
haven en als men daarin een onbillijkheid ziet, is er
geen andere weg dan eerst de verordening te wijzigen.
Wat nu de onbillijkheid betreft, wil spreker er op
wijzen dat de heer De Vries onjuist heeft gezegd dat
L.andstra geen gebruik van het riool kan maken. Hij
maakt daar op het oogenblik geen gebruik van, maar
loost zijn rioolwater in de sloot achter zijn erf, maar of
dit een goede toestand is zullen de raadsleden wel met
spreker betwijfelen, omdat, waar de sloot daardoor ver
ontreinigd wordt, men op die manier een toestand krijgt,
die niet wenschelijk is. Verder kan Landstra heel goed
op het riool aansluiten door een verbinding te maken
onder zijn brug door. Die mogelijkheid bestaat dus wel,
maar hij zal dat op het oogenblik niet doen, omdat hij
zijn uitloozing heeft op de sloot achter zijn terrein. Bo
vendien kan de voorste sloot ook wel gedempt worden;
het waterschap heeft daar ook geen bezwaar tegen,
mits de sloot achter het terrein wordt omgelegd. Ook
in dat opzicht kan de toestand dus wel in orde komen,
zooals hij behoort te wezen. Zooals de verordening er
nu ligt, kan het echter niet anders dan dat de heer
Landstra moet worden aangeslagen in deze belasting.
Wat de opmerking van den heer Westra betreft, spr.
heeft op 't oogenblik de stukken niet voor zich, maar
als het inderdaad is, zooals de heer Westra zegt, dan
loopt het, zooals hij dat noemt, niet mooi en dan zal
het goed zijn in het besluit wat logischer zin te brengen
dan op het oogenblik in dit voorstel staat. De bedoeling
is dat Flinten wel voor 4 of 5 M. moet worden aange
slagen, dat hij ontheffing krijgt voor datgene, waarvoor
hij te veel is aangeslagen en dat voor het overige de
aanslag wordt gehandhaafd. Als dat er niet duidelijk
in staat, dunkt spreker, dat Burgemeester en Wethou
ders goed zullen doen dat in het besluit beter te redi-
geeren.
De Voorzitter wil nog even het gesprokene door den
heer Beekhuis aanvullen. Spreker heeft het voorstel wel
voor zich en daaruit blijkt dat Flinten is aangeslagen
naar een breedte van 9.40 M. en dat hij zegt dat hij had
moeten worden aangeslagen naar een breedte van 5 M.
De zaak is echter nagemeten en toen bleek dat hij naar
7 M. aangeslagen had moeten worden. Die logica is toch
zeer duidelijk.
De heer Westra: Maar er staat dat hij blijkt gelijk te
hebben.
De Voorzitter: Zeker, voor de wijze, waarop hij moet
worden aangeslagen. De gevelbreedte is 9.40 M. Wij
moeten echter de verordening precies toepassen, zooals
zij is en nu is hier het eigenaardige dat de gevelbreedte
breeder is dan het perceel zelf aan den weg. Nu is
Flinten oorspronkelijk aangeslagen naar de gevel
breedte, maar er staat uitdrukkelijk in de verordening
dat moet worden aangeslagen naar de breedte van het
perceel aan den weg. Flinten heeft dus gelijk dat hij
niet moet worden aangeslagen naar de breedte van het
gebouwde, maar van het perceel vlak aan den weg,
maar hij heeft geen gelijk als hij schrijft dat die breedte
5 M. is, want toen het is nagemeten, bleek die 7 M. te
zijn. Men heeft hier weer ongeveer hetzelfde geval als
bij Landstra, wat betreft het letterlijk moeten toepassen
van de verordening; eigenlijk zou men moeten nemen
de breedte van het huis, maar men mag dat niet doen
volgens de verordening.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot herziening van onderscheidene verorde
ningen ex art. I14bis der Gemeentewet en van Instructies
van gemeente-ambtenaren enz. (bijlage no. 20).
Aan de orde is het voorstel sub A.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
Onderdeelen I111 worden overanderd vastgesteld.
Onderdeel IV.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer K. de Boer zou graag in onderdeel IV een
viertal redactiewijzigingen aangebracht zien. Hier staat
onder a: „een balans van de bezittingen en schulden",
spreker zou willen voorstellen daarvoor te lezen: ...,,van
de activa en passiva", omdat de bezittingen en schulden
lang niet alle bestanddeelen omvatten, die op de balans
voorkomen.
Vervolgens zou spreker onder c in plaats van „kapi-
taalstaat" en „in het bedrijf gestoken kapitaal" willen
lezen „vermogensstaat" en „aan het bedrijf overge
dragen vermogen", omdat wij volgens deze verordening
kapitaal aan de linker- en aan de rechterzijde van de
balans zouden hebben, wat toch niet geheel in overeen
stemming is met de boekhoudkunde.
Verder zou spreker onder letter no. 6 de volgende
aanvulling willen voorstellen. Daar staat op het oogen
blik „aantal M3. geproduceerd gas en de calorische
waarde van dat gas". Daarvoor in de plaats zou spreker
willen lezen „aantal M3. geproduceerd gas en een
grafisch overzicht van de calorische waarde van dat gas
van dag tot dag".
Ten slotte zou spreker onder letter no. 9 achter
„kookgas" willen toevoegen „industriegas", omdat hij
het ook van belang acht dat een overzicht in het jaar
verslag wordt gegeven wat aan de industrie als zoo
danig wordt geleverd.
De Voorzitter zou deze kwestie even willen aanhou
den, omdat deze voorstellen niet alleen steunen op wat
Burgemeester en Wethouders meenen dat goed is, maar
zij ook steunen op de voorschriften, die door Gedepu
teerde Staten zijn gegeven. Nu worden hier wel niet
zulke enorm ingrijpende wijzigingen voorgesteld, maar
spreker zou deze toch eerst even willen vergelijken met
de voorschriften van Gedeputeerde Staten. Spreker wil
er zijn spijt over uitdrukken dat de heer De Boer niet
gister of desnoods nog van morgen zijn amendementen
heeft ingezonden; hij kan nu toch ook niet zeggen dat
hij deze voorstellen niet voldoende heeft kunnen bekij
ken. Het vroeger rondzenden van de stukken schijnt dus
ook al niet veel te helpen. Als de heeren dat even in hun
geheugen willen knoopen? Het kan voor een volgenden
keer te pas komen.
De heer K. de Boer: Ik beloof beterschap.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1925. 177
De heer Dijkstra: Dat is passiva
De Voorzitter stelt voor onderdeel IV aan te houden.
Dan kan eerst worden gezien of er bezwaren zijn en kan
er daarna over worden gesproken.
Onderdeel IV wordt voorloopig aangehouden.
Onderdeelen V en VI worden onveranderd vastge
steld.
Onderdeel VIL
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Tiemersma merkt op dat, sedert de Raad
indertijd met groote meerderheid van stemmen het be
sluit nam om geen winst meer uit de gasfabriek in de
gemeentekas te laten vloeien, omdat men oordeelde dat
het leggen van een dergelijke belasting op de gasver-
bruikers niet rechtvaardig kon zijn, ook geregeld ieder
jaar weer aan het winstcijfer van de exploitatie van een
jaar als eerste post op de begrooting van een volgend
jaar verscheen. Zoo is dat cijfer nu tot het belangrijke
bedrag van 3Y2 ton opgeloopen. Nu kan men dat geld
het is inderdaad waar niet alleen door verlaging
van den gasprijs maar ook door de gelden, noodig voor
de uitbreiding en vernieuwing van het bedrijf, uit die
winst te putten, aan de gasverbruikers ten goede laten
komen, omdat, wanneer dergelijke bedragen moeten
worden geleend, de rente en aflossing daarvan den gas
prijs zullen opvoeren en dit dus bij niet leenen niet het
geval zal zijn.
De Raad heeft zich in dien zin uitgesproken en er
is meermalen door den Raad op aangedrongen om te
komen naast het reservefonds tot een uitbreidingsfonds,
omdat men meende dat men moeilijk kon aannemen dat
het steeds van jaar tot jaar opgeloopen winstcijfer, dat
thans is aangegroeid tot 3]/2 ton, verbruikt kan of moet
worden om den gasprijs te verlagen. Dat toch zou in
geen geval een juist beeld geven van den toestand van
het bedrijf. Stel dat Burgemeester en Wethouders op
het oogenblik besloten den gasprijs te verlagen met 5
cent, dan zal men oogenblikkelijk toegeven dat dit niet
een juist beeld zou geven van den toestand van de gas
fabriek. Het wil spreker dan ook juister voorkomen dat
nu er toe wordt overgegaan om naast het reservefonds
een uitbreidingsfonds te maken niet dus zooals door
het college wordt voorgesteld: een uitbreidings- en een
reservefonds in één fonds met een limiet van 2 ton
want nam men die 3/2 ton er bij, dan had men hier al
51/2 ton maar naast het reservefonds te stichten een
uitbreidingsfonds, waarin eventueel de gelden van de
winst kunnen worden gestort of waaruit, omdat men
bij den gasprijs geen rekening houdt met halve centen
of fracties van centen, gelden zouden kunnen worden
geput om een gasprijsverlaging van een volle cent
mogelijk te maken. De mogelijkheid zou niet zijn uit
gesloten dat men na afloop van een paar jaar, zonder
belangrijke wijzigingen in de steenkoolprijzen, op die
manier zijn toevlucht zou kunnen nemen tot dit fonds
en spreker meent dat men daarmee weer behouden zou
een tamelijk goed beeld van den toestand der fabriek.
Spreker meent dan ook ten opzichte van onderdeel VII
te moeten voorstellen
„VII. 2e alinea worde gelezen
„Er worden een reserve- en een uitbreidingsfonds
gevormd. Deze fondsen worden gevormd uit de even-
tueele door het bedrijf gemaakte winst; als winst
wordt aangemerkt de netto-winst volgens de laat
stelijk door den Raad vastgestelde verlies- en winst
rekening.
Zoodra en zoolang het reservefonds 200.000.
bedraagt, worden de stortingen in dat fonds gestaakt
en wordt de geheele zuivere winst in het uitbreidings
fonds gestort. Het reserve- en het uitbreidingsfonds
worden belegd door uitleening aan de gemeente of
in het bedrijf zelve aangewend."
Spreker zou nu direct, als de Voorzitter daartegen geen
bezwaar heeft, ook onderdeelen VIII en IX willen be
handelen.
De Voorzitter stelt tevens aan de orde onderdeelen
VIII en IX.
De heer Tiemersma vervolgt dat uit de consequentie
van zijn amendement op VII en zooals dit onderdeel
daardoor wordt, voortvloeit, dat er in VIII een scheiding
moet worden gebracht. Spreker meent niet beter te
kunnen doen dan voor te stellen het oude art. 28 te
handhaven. Hij weet wel dat het reservefonds in de
eerste plaats dient om geleden verliezen te dekken,
maar er kunnen toch ook, op wat manier dan ook, dingen
gebeuren, die onvoorzien zijn. Het zou kunnen gebeuren
dat men, in afwijking van gewone omstandigheden, in
een noodtoestand zou komen en het is daarom dat spre
ker zich ook met de tweede alinea van het oude art. 28
kan vereenigen. Hij meent verder dat, wat betreft het
uitbreidingsfonds, aan het oude art. 28 een nieuwe
alinea moet worden toegevoegd en wel deze:
„Uit het uitbreidingsfonds worden gelden gevoteerd
zoowel voor uitbreiding als vernieuwing van het be
drijf alsmede tot verlaging van den prijs van het gas."
Ten slotte onderdeel IX. Spreker heeft al met een enkel
woord bij VII gezegd dat men ten opzichte van het
bedrag, dat zoo zoetjes aan is opgepot en dat nu is op
geloopen tot 351.000.waar hier meermalen is ge
vraagd naar een uitbreidingsfonds, consequent zou
kunnen doorredeneeren en zeggen: dat geld is er nu
en het moet er ook in. Spreker meent echter dat dit niet
juist is, al is het eerlijkheidshalve wel juist dat de gas
verbruikers het hebben moeten betalen. Er zal in dit
artikel evenwel weer een overgangsbepaling moeten
worden opgenomen, waarom spreker wil voorstellen dat
daaraan wordt toegevoegd
„tenzij de Raad te eeniger tijd mocht besluiten
daaraan geheel of gedeeltelijk een andere bestemming
te geven."
Dit wil dus zeggen dat het bedrag, dat nu is opgepot,
wordt bestemd voor het vernieuwingsfonds, maar tevens
dat de Raad er ten allen tijde zeggenschap over houdt
om het geheel of gedeeltelijk een andere bestemming
te geven.
Dit zijn de amendementen, die spreker namens zijn
fractie bij de onderdeelen VII, VIII en IX voorstelt.
De heer Westra zegt dat de amendementen op deze
artikelen zoo rauwelings in de vergadering worden ge
bracht, dat het voor de leden niet mogelijk is een juist
oordeel over de gevolgen daarvan te vellen. Spreker
zou daarom willen vragen of het niet mogelijk is dat deze
amendementen naar Burgemeester en Wethouders gaan
cm nader prae-advies.
De Voorzitter zou, alvorens het voorstel-Westra af te
handelen, willen vragen of misschien de leden niet vol
komen op de hoogte zouden zijn te brengen door het
geen hier door meerdere raadsleden of van de tafel van
Burgemeester en Wethouders zal worden gezegd. Dan
kan men zien waarom het gaat en dan zal men zijn stem
kunnen bepalen. Naar sprekers meening betreft het hier
een niet zoo vreeselijk ingewikkelde kwestie. Het gaat
meer over de kwestie of voor den gewonen dienst uit
de winst van de gasfabriek zal worden geput of niet
en of men de fondsen een reserve- en uitbreidingsfonds
of een reservefonds en een uitbreidingsfonds zal noemen
of wat dan ook. Spreker zou daarom even willen
doorgaan.
Den heer Beekhuis (wethouder) komt het voor dat de