186 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1925. n.l. om de gelegenheid te openen om de winst geheel of gedeeltelijk te storten in de gemeentekas. Als dat niet gebeurde, zou de winst jaarlijks worden overgebracht als eerste post op de begrooting van de gasfabriek. Wanneer men er echter niet over kan beschikken, wat heeft men er dan aan die post telkens over te brengen? Dan krijgt men op het laatst een saldo van, laat zeggen 3 ton en blijft daar mee zitten. Dat is toch ook onmo gelijk, wanneer de Raad er niet eenig doel mee heeft. Spreker gelooft dat er niet veel anders overblijft dan de winst voortaan in het uitbreidingsfonds te storten en vraagt of een van de leden daarover nog stemming wenscht. De heer Beekhuis (wethouder) volhardt niet bij zijn voorstel. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van den heer Tiemersma (sub c). De heer K. de Boer zou nog iets willen vragen. Bij deze zelfde artikelen heeft de Voorzitter een opmerking gemaakt omtrent het beleggen en het uitleenen aan de gemeente van de fondsgelden van de gasfabriek. Daar over is nu zeker niet beslist? Wat zal er nu gebeuren? Spreker gelooft dat de Voorzitter volkomen gelijk heeft en dat het niet gewenscht is alles bij de gemeente te beleggen, omdat men dan straks te zeer gebonden is. De Voorzitter wou toch nog met een nieuwe redactie in den Raad komen; dan kan hij meteen nader in het college over deze kwestie spreken. Hij heeft dit punt in de vergadering van Burgemeester en Wethouders niet ter sprake gebracht, maar het hier in den Raad in het midden gebracht. Spreker gelooft niet dat het heele- maal goed is dat het totale bedrag van de fondsen wordt vastgelegd; hij hoopt die kwestie nog even in het col lege ter sprake te brengen. Spreker zou tevens willen voorstellen om ook onder deel IV met de daarop door den heer K. de Boer inge diende amendementen den volgenden keer te behan delen. Dan kunnen Burgemeester en Wethouders eerst eens even nakijken of daar van hun kant ook bezwaren tegen zijn; misschien dat zij dan wel met alle amen dementen kunnen meegaan, misschien ook met geen van alle. Dat moet eerst eens even worden bekeken tegen de voorschriften van Gedeputeerde Staten. De beraadslagingen worden gesloten. De behandeling van onderdeel IV, de vaststelling van de onderdeelen VII, VIII en IX en de vaststelling van de geheele verordeningswijziging sub A worden tot de volgende vergadering aangehouden. Met algemeene stemmen wordt achtereenvolgens be sloten overeenkomstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub B tot en met O. Aan de orde is de verordening sub P. De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wet houders alsnog voorstellen in onderdeel I in plaats van „twee adjunct-commiezen" te lezen „een adjunct-com mies-kassier en een adjunct-commies". Met inachtneming van deze wijziging wordt met alge meene stemmen besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub P en overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub Q tot en met T. VI. De Voorzitter stelt aan de orde de interpellatie van den heer Van der Laan (sub IV), luidende als volgt: „Ondergeteekende zoude gaarne de volgende vragen aan Burgemeester en Wethouders willen stellen in de eerst te houden raadsvergadering Hebben Burgemeester en Wethouders zich over tuigd of het z.g. wachtlokaal voor de politie op het kermisterrein geschikt is voor hetgeen er van kan worden verwacht? Zoo ja, zijn Burgemeester en Wethouders dan niet van meening met ondergeteekende dat een dergelijk hok totaal ongeschikt is voor wachtlokaal der politie? Is het niet gewenscht dat direct het hok plusminus 2 M. naar links wordt geplaatst en er een waterleiding in wordt gebracht in verband met het eventueel binnen brengen en behandelen van gewonden?" Spreker vraagt of de Raad er ook bezwaar tegen heeft dat de heer Van der Laan deze vragen aan Burgemeester en Wethouders stelt. De Raad heeft hiertegen geen bezwaar. De interpellatie wordt geopend. De heer Van der Laan zou, toen men hem vroeg of dat het wachtlokaal was voor de politie, eerst zeggen „neen"- Het stond er echter met groote letters op, doch spreker kwam tot de conclusie dat het een hok was, beter geschikt voor hut op een gardeniersland dan voor de politie. Spreker kon er niet binnen komen om te zien hoe het er van binnen uitzag, maar gistermorgen heeft hij het van nabij beschouwd. Het is beslist ongeschikt. Zooals men zal zien, is in de linksche schutting geen deur, terwijl het hok aan den anderen kant maar 1 M. van de naastbijzijnde tent is verwijderd. Zoodoende kan de deur niet eens open en moet men, als er iemand moet worden binnengebracht, eerst de deur voorbij, waarna hij met eenige buiging naar binnen kan worden gebracht. Anders kan men niet binnenkomen. Er is ook heelemaal geen waterleiding in, dus als er een gewonde moet worden behandeld heeft men geen water bij de hand om de wond uit te wasschen. Er is ook geen drinkwater voor de politie; als men dat dus wil hebben, moet men naar de café's gaan, wat naar spre kers meening zeer verkeerd is. Als het lokaal 2 M. werd verplaatst maar dat kan misschien niet om de gasleiding zou het, als het dan ten minste nog niet in elkaar valt, althans een betere plaats hebben. Als het eenigszins kan dan dient hierin wel verbetering te worden gebracht. De Voorzitter zegt dat de heer Van der Laan volkomen gelijk heeft dat het geen geschikt verblijf is, maar dat het er uit zuinigheidsoogpunt is geplaatst. Spreker heeft er ook met den Commissaris over gesproken; het blijkt dat het niet zoozeer een wachtlokaal is als wel om aan eenige reserve-agenten zoo noodig een droge verblijf plaats te verschaffen. Spreker geeft toe, eenige luxe is er ook niet aan te bekennen, het ziet er zelfs een beetje schunnig uit, maar het dient eigenlijk ook meer hiervoor dat een agent, als hij zijn boterham meeneemt, die be hoorlijk kan opeten. Zoolang het mooi weer is, gaan de agenten toch niet naar binnen, ook al was het lokaal nog zoo mooi geverfd. Er is wel over gesproken een nieuwe tent te maken spreker moet eerlijk zeggen dat alle mooie of betere tenten op het oogenblik in beslag zijn genomen door Lichamelijke Opvoeding aan het ter rein aan de Fonteinstraat maar dat men het de kosten niet waard achtte. Men heeft het zoo zuinig mogelijk willen doen. Spreker herhaalt, erg schitterend is het verblijf niet, maar zoo'n tent kan ook eenvoudig blijven. De Commis saris heeft ook al gevraagd een dergelijk tentje te maken als in Den Haag, een dat men behoorlijk op wielen kan rollen waarheen men wil en waar het noodig is. Zooiets is misschien nog beter. Over de kwestie van de waterleiding heeft spreker ook met den Commissaris gesproken, toen hij dezen brief las. Ja, als het noodig was, dan moest die er Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1925. 187 komen, als zij er was zou dat wel mooi zijn en dan zouden de agenten er ook wel eens uit drinken. Wat echter de kwestie van de gewonden betreft, heeft spre ker ook tegen den Commissaris gezegd dat, als er ooit gewonden mochten komen, het dan veel eenvoudiger is ze maar direct tien huizen verder, naar het Stadszieken huis te brengen. De heer Van der Laan vraagt of het niet verstandiger is dat het tentje een beetje verder naar links wordt verplaatst. De Commissaris meende dat dit op het oogenblik niet noodig was. Intusschen wil spreker wel deze toezegging doen dat er in elk geval over gedacht zal worden of het niet mogelijk zal zijn als gelegenheid voor onderdak van de politie een rijdend tentje te maken, dat ook een beetje beter onderhouden kan worden. De interpellatie wordt gesloten. Op voorstel van den Voorzitter wordt in geheime ver gadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering wordt, niets meer te behandelen zijnde, deze door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 8