194 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Juli 1925.
er, gezien den hoogen huurprijs van de woningen, alles
zins reden geweest om dat verzoek in te willigen. Im
mers het laatste lid van art. 6 der Bouwverordening
luidt als volgt
„Vrijstelling van de betaling der bijdrage in de
kosten van het voortdurend onderhoud kan door den
Raad worden verleend, voor zoover te zijner beoor
deeling de aanvrage klaarblijkelijk geschiedt in het
belang van verbetering der volkshuisvesting of met
het oog op den bouw van arbeiderswoningen".
Deze straten zijn in het belang der volkhuisvesting daar
gekomen, zij zijn in het belang van den arbeiderswo
ningbouw. Nu vraagt de vereeniging niet de straten
gratis te mogen overdragen, maar zij vraagt ze te mogen
overdragen tegen den prijs, dien de Raad meent dat op
het oogenblik voldoende is.
Nu zegt het college van Burgemeester en Wethouders:
er is indertijd bepaald dat gij 4.50 zoudt betalen, dat
zult gij nu ook betalen, ook al was de prijs nu nog hoo-
ger. Spreker meent dat men dat kan zeggen als men
vindt dat hier niets anders geldt dan wet, maar als men
ook de billijkheid wil laten spreken, meent spreker dat
er alleszins reden is dat de Raad niet tot in lengte van
dagen de bewoners van de woningen aan deze straten
een cijns laat betalen van 10 cent per week.
Spreker zou zich hierna gevoeglijk kunnen aansluiten
bij hetgeen de heer De Boer heeft gezegd, maar hij zou
toch nog wel één vraag willen stellen. Het heeft hem
gefrappeerd dat, zooals dit stuk in de portefeuille heeft
gelegen, daar absoluut niets bij lag. Wij zijn gewoon
dat, als er dergelijke stukken zijn, daaromtrent dan in
den regel door het college advies wordt ingewonnen bij
de betrekkelijke diensten. Is er nu in dit geval geen
advies gevraagd aan de directie van Openbare Werken
en indien dat wel is gevraagd, mag spreker dan weten
hoe dat luidt? Als het niet is gevraagd, kunnen Burge
meester en Wethouders dan zeggen waarom het niet is
gevraagd en wanneer het wel is gevraagd zou spreker
graag weten hoe het luidt en daarnaast waarom het niet
is overgelegd.
Den heer Fransen (wethouder) wil het voorkomen dat
het prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het verzoek van „Beter Wonen" geheel voor zichzelf
spreekt. Toen indertijd de vereeniging „Beter Wonen"
het verzoek heeft gericht een complex woningen te
mogen bouwen en daarvoor de straten en rioleeringen
aan te leggen, is dat plan door den Raad goedgekeurd
en zijn daarbij de voorwaarden gesteld, o. a. dat de
straten zouden worden overgenomen onder bijbetaling
door de vereeniging van 4.50 per M2., zooals indertijd
de verordening luidde. Men heeft toen aan de vereeni
ging de vrijheid gegeven het complex straten niet in
eenen te leggen maar geleidelijk, in verband met den
bouw van de woningen. Nu is in den tusschentijd, voor
dat het laatste gedeelte van de straten was overgedragen
doch wel aangelegd, een prijsdaling ingetreden en heeft
de Raad voor het vervolg het cijfer van 4.50, dat met
„Beter Wonen" was overeengekomen en waarop daar
de geheele zaak was opgebouwd, vastgesteld op 2.70
per M2. Maar nu zou spreker deze vraag willen doen:
wanneer in plaats van een prijsdaling een prijsverhoo-
ging was ingetreden en de prijs in plaats van 2.70 op
6.was gesteld, zou de vereeniging dan ook bereid
zijn geweest om die 6.te betalen? Spreker gelooft
dat men zich dan zou hebben beroepen op de overeen
komst van vroeger en zou hebben gezegd: wij zouden
voor het geheele complex 4.50 per M2. betalen, onver
schillig of er intusschen een verhooging zou komen of
dat de prijs lager zou worden. Zoo geldt nu ook de
prijsdaling alleen voor nieuwe aanvragen en niet voor
een overeenkomst, zooals met „Beter Wonen" is aan
gegaan.
Op het oogenblik betalen de bewoners het, zooals de
heer Muller zegt. Ja, maar daar is in verband met den
omslag en de exploitatie van den beginne af rekening
mee gehouden. Als „Beter Wonen" onmiddellijk alle
straten had aangelegd, had de vereeniging natuurlijk
4.50 betaald. Maar alleen omdat Burgemeester en
Wethouders vrijheid hebben gegeven om niet ineens alle
straten aan te leggen, omdat dit te veel rente zou slikken
en om de straten er niet noodeloos een tijdlang rente
loos te laten liggen, komt men nu met dit verzoek. Het
doet er niet toe of intusschen dat bedrag is verlaagd
of verhoogd. Alleen omdat het is verlaagd, vraagt men
nu vermindering, maar wanneer het was verhoogd, zou
„Beter Wonen" zich wel hebben beroepen op de over
eenkomst en niet een verhooging tot 6.hebben
betaald.
Spreker gelooft dus dat Burgemeester en Wethouders
de zaak zoo zuiver mogelijk hebben gesteld en dat er
niet de minste reden is om de bijdrage te verlagen omdat
bij de overeenkomst, die indertijd is aangegaan, de ver
eeniging zich heeft verbonden om voor het geheele
complex 4.50 per M2. te betalen.
Dan heeft de heer Muller nog gevraagd of er ook
advies is gevraagd aan Gemeentewerken. Spreker her
innert zich dat eigenlijk niet, maar Burgemeester en
Wethouders behoeven eigenlijk ook niet een advies te
vragen aan Gemeentewerken over een wijziging van een
raadsbesluit, te meer waar Burgemeester en Wethouders
niet van plan waren een wijziging in te dienen. „Beter
Wonen" had ook reeds aan Burgemeester en Wethou
ders verzocht om het besluit te wijzigen, maar Burge
meester en Wethouders hebben toen ook gezegd dat zij
daartoe niet wilden overgaan, omdat er een overeen
komst met „Beter Wonen" was dat dit de bijdrage van
4.50 zou betalen zij konden dus ook moeilijk het
advies van den directeur vragen over zoo'n overeen
komst, ten minste over dat deel der overeenkomst.
Spreker gelooft dat er geen reden is om het verzoek
in te willigen en hij hoopt ook dat de Raad daartoe niet
zal overgaan, omdat, zooals ook in het slot van den
raadsbrief staat en daar baseeren Burgemeester en
Wethouders hun afwijzend advies ook op men ook
niet bij andere personen van het besluit kan afwijken.
Toen het raadsbesluit omtrent het stratenplan-Jelsma is
genomen, was de prijs lager, doch men heeft Jelsma
ook niet het verhoogde cijfer laten betalen. Eerst is de
prijs verhoogd en later is hij wel weer verlaagd, doch
de laatste prijs is toch nog hooger dan die is overeen
gekomen met Jelsma. Toch heeft men van hem niet meer
kunnen eischen maar alleen wat met hem was overeen
gekomen, toen de zaak in kalk en cement was gezet
voor het geheele complex.
De heer K, de Boer merkt op dat de wethouder van
Openbare Werken is begonnen met te zeggen dat het
prae-advies voor zichzelf spreekt. Men zou daar ge
voegelijk uit kunnen afleiden dat er niets aan toegevoegd
behoefde te worden. Dat is echter wel gebeurd en daarop
wil spreker even ingaan.
Spreker wil in de eerste plaats zeggen dat de wet
houder niet in dit geval de kardinale kwestie heeft aan
geroerd, dat de gemeente, tengevolge van de hoogere
prijs, die in de verordening stond, feitelijk van de ver
eeniging „Beter Wonen" een te hoog bedrag voor over
drachtskosten heeft geïnd, niet te hoog in verband met
de verordening, maar te hoog in verband met de wer
kelijke prijzen, zooals die toen golden. Nu kan men zich
op het standpunt plaatsen dat „Beter Wonen" inderdaad
op grond van de verordening een verbintenis heeft aan
gegaan om 4.50 te betalen. Dat is juist, maar „Beter
Wonen" kon toen niets anders doen, omdat er geen
andere mogelijkheid was. Die mogelijkheid zou zijn om
niet te bouwen, maar een woningvereeniging is er om
wél te bouwen en niet om dat te laten.
Nu zit in het systeem van de verordening deze fout,
dat er een verordeningswijziging tot stand moet worden
gebracht, voordat de prijzen kunnen worden gewijzigd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Juli 1925. 195
Het ware daarom veel beter dat de verordening zoo was
dat op grond van de verordening bij eenvoudig raads
besluit de prijzen gewijzigd konden worden; dan was
zeer zeker, toen de prijsdaling is ingetreden, ook „Beter
Wonen" onder de lagere prijzen, die toen golden, ge
vallen en had het niet deze hooge kosten betaald. Het
feit doet zich nu voor dat de bewoners van dit complex
door te hooge overdrachtskosten jaarlijks een bepaald
bedrag moeten storten in de gemeentekas, waarvoor
feitelijk niets wordt ontvangen. Dat is zuiver winst voor
de gemeente, die niet behoort en niet behoeft geïnd te
worden. Men moet in dit verband de verordening los
laten en zich plaatsen op den bodem der billijkheid en
zeggen: de vereeniging betaalt een te hoog bedrag aan
overdrachtskosten en derhalve dient het verzoek te
worden ingewilligd.
De heer O. F. de Vries merkt op dat de wethouder
zich op het laatste gedeelte van den raadsbrief heeft
beroepen en heeft gezegd: als wij het verzoek van „Beter
Wonen" zouden toestaan, komen wij in onaangenaam
heden met andere menschen, die ook straten moeten of
zullen overdragen. Spreker gelooft dat dit niet het geval
kan zijn, omdat, zooals de heer Muller reeds heeft aan
gehaald, in art. 6 der verordening staat dat de Raad
algeheele vrijstelling kan verleenen van de betaling der
bijdrage in de kosten van onderhoud der straten.
Spreker gelooft dat, waar het hier een woningvereeni
ging betreft, er alleszins reden is om de billijkheid te
betrachten. De wethouder heeft volkomen gelijk dat
formeel de raadsbrief geheel aansluit bij de verordening;
daar is niets tegen te zeggen. Maar waar hier een ge
legenheid is om de toch al te hooge huren bij dit com
plex arbeiderswoningen op een geschikte manier te ver
lagen al is het dan niet heel veel gelooft spreker
dat dit wel eenige reden kan zijn om het verzoek toe
te staan en dus de lagere prijs, die nader is vastgesteld,
voor overdrachtskosten in rekening te brengen.
Den heer Fransen (wethouder) doet het eenigszins
vreemd aan dat, terwijl men het volkomen eens is met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat ge
heel de hand wordt gehouden aan de verordening en de
zaak zuiver wordt gesteld, men die verordening uit bil
lijkheidsoogpunt niet wil toepassen maar wil tegemoet
komen aan de adresseerende vereeniging. Spreker zou
nogmaals de vraag willen stellen hoe „Beter Wonen"
zich zou gedragen, als door omstandigheden de prijs
was verhoogd en was gebracht op 6.Zou die ver
eeniging dan ook 6.betalen, omdat dat de werkelijke
kosten waren? Spreker gelooft dat men dan zou vast
houden aan de overeenkomst die is aangegaan voor dit
complex woningen en dat men dan voor dat aantal
straten zou betalen 4.50, met de mededeeling: wat er
gebeurt kan ons niet schelen, maar dit is volgens over
eenkomst. Toevallig zijn nu de prijzen gedaald, maar
zij hadden toch even goed omhoog kunnen gaan en dan
had men toch ook niet meer kunnen eischen, maar had
men even goed tevreden moeten zijn met 4.50 omdat
dit volgens overeenkomst was. Daarom bevreemdt het
spreker dat men zegt het geheel met Burgemeester en
Wethouders eens te zijn en dat men er toch tegen in
wenscht te gaan.
De heer Muller merkt op dat de wethouder van Open
bare Werken heeft gezegd dat aan „Beter Wonen" de
vrijheid is gegeven om de straten in twee tempo's te
leggen. Ja, dat is inderdaad juist, maar Beter Wonen"
had het ook kunnen laten. „Beter Wonen" heeft eerst
20 woningen gebouwd met voorschot en toen nog 50
met voorschot. Daar gold het eerste stratenplan voor.
Toen was er nog de helft van het terrein, dat met voor
schot van het Rijk was gekregen en dat lag er renteloos.
De woningvereeniging heeft toen alle moeite gedaan om
ook dat stuk grond rendabel te doen worden, door ook
daar woningen op te bouwen. Het gevolg is geweest dat
men met premie moest bouwen, omdat het Rijk geen
voorschotten meer voor arbeiderswoningen wilde geven.
Ook dat terrein is dus, met premie, in twee tempo's be
bouwd met 67 woningen. Als „Beter Wonen" dat echter
niet had gedaan, wat was dan het gevolg geweest? Dat
dit stuk grond daar op het oogenblik nog renteloos had
gelegen en wat was op zijn beurt daarvan weer het
gevolg geweest? Dat de onkosten daarvan op „Beter
Wonen" waren gevallen, dat er geen denken aan was
geweest dat de vereeniging die had kunnen betalen en
dat het op die manier ten slotte èn voor het Rijk én
voor de gemeente een heele groote strop was geworden.
Nu heeft men echter, door met premie daar 67 woningen
te bouwen, de volkshuisvesting bevorderd, maar de
woningen zijn eenigszins duurder geworden dan die met
voorschot zijn gebouwd. Nu bestaat hier de mogelijk
heid om in de hooge huren van 5.60, 5.65 en 5.70
eenigszins tegemoet te komen, door de overdrachts
kosten op den tegenwoordigen prijs te brengen, die voor
de gemeente op het oogenblik rendabel is. Nu zeggen
Burgemeester en Wethouders: toen en toen is besloten
dat men 4.50 zou betalen, nu moet men dat ook be
talen. Het gevolg is echter dat de bewoners tot in lengte
van dagen aan de gemeente 5.per jaar moeten be
talen, terwijl de gemeente zelf verklaart dat het niet
noodig is.
Als wij de zaken zoo stellen, dunkt spreker dat nie
mand Burgemeester en Wethouders zal kunnen volgen
om de bewoners van de vereeniging op een dergelijke
wijze te tracteeren.
De heer Beekhuis (wethouder) ziet hier zoo de bil
lijkheid op den voorgrond gesteld. Hij juicht dat toe,
hij vindt ook dat de billijkheid moet worden betracht,
maar hij zou toch deze vraag willen stellen: is het dan
billijk dat de gemeente altijd het risico der kwade kansen
moet dragen? Er is al meer dan eens gevraagd of, als
de prijs duurder was geworden „Beter Wonen" dan ook
het meerdere zou hebben betaald. Spreker gelooft dat
daar geen kwestie van zou wezen maar moet dan, nu
de omstandigheden anders zijn geworden, de som wel
worden verlaagd?
Spreker wil ook hierop wijzen dat bij de vaststelling
van het cijfer 4.50 de vereeniging „Beter Wonen" ook
de berekening der exploitatie heeft gemaakt op dat
cijfer
De heer Muller: Natuurlijk!
De heer Beekhuis (wethouder) de geheele
opzet is dus gebaseerd op het cijfer van 4.50 voor
overdracht. Wat billijkheid kan er dan in zijn gelegen
om dezen prijs te verlagen en daarmee het geheele risico
te brengen op de gemeente Worden de tijden beter
dan zou de gemeente geen voordeel hebben en worden
de tijden ongunstiger dan lijdt de gemeente de schade.
Spreker gelooft dat daarin de billijkheid verre is te
zoeken. Spreker voor zich gelooft inderdaad dat, waar
we het er allen er over eens zijn dat, met de verordening
en met het contract in de hand, er geen sprake kan zijn
van inwilliging van het verzoek, ook voor de billijkheid
heel weinig is te zeggen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter brengt in stemming het voorstel van
den heer K. de Boer om de bijdrage in de kosten van
het voortdurend onderhoud te bepalen op 2.70 per M2.
Dit voorstel wordt met 13 tegen 12 stemmen aange
nomen.
Vóór stemmen: de heeren Van der Laan, H. de Boer,
O. F. de Vries, Dijkstra, K. de Boer, Tiemersma. Muller,