222 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Augustus 1925.
De heer Fransen (wethouder): 't Is nooit in den
Raad geweest, maar ik wil daarmee aantoonen dat het
van veel ouderen datum is.
De heer Weima: Maar er is geen beslissing op ge
nomen.
De heer Fransen (wethouder): Neen, maar ik heb dit
medegedeeld om aan te toonen dat de gemeente veel
vroeger met plannen voor een nieuwe school bezig was
dan het schoolbestuur.
De heer H. de Boer (wethouder) vindt het zoo eigen
aardig dat men hier weer den schijn wil wekken het
is niet den eersten keer alsof het hier een kwestie is
tusschen het openbaar en het bijzonder onderwijs,
waarbij weer het een of het ander in het gedrang zou
komen. Als er echter één kwestie ruim en breed is be
handeld, dan is het deze, juist omdat men wist voor
welke vragen men zou kunnen komen, 't Is zooals de
heer Fransen heeft gezegd: Burgemeester en Wethou
ders wilden een dubbele school bouwen, maar het
schoolbestuur wilde daar niet op ingaan. Toen spreker
wethouder werd heeft hij gezegd het nog eens met het
bestuur te willen probeeren om op deze wijze tot over
eenstemming te komen, dat de verschillende kinderen
onder één dak zouden worden ondergebracht, terwijl,
als later mocht blijken, dat het openbaar onderwijs een
dubbele school noodig had, dan elders een school voor
het bijzonder onderwijs kon worden gebouwd. Ook die
pogingen zijn mislukt. Het recht om dat te weigeren
ontzegt spreker het bestuur niet, hij zegt alleen, dat alles
is gedaan om tot overeenstemming te komen. Burge
meester en Wethouders hadden toen kunnen zeggen: wij
zullen het gymnastieklokaal bij onze school bouwen,
maar zij hebben dat niet gedaan, zij hebben nogmaals
overleg gepleegd en, hoewel de exploitatie duurder zou
zijn, het bestuur zoover tegemoet willen komen, dat het
lokaal op de helft tusschen beide scholen werd ge
bouwd. Nu vindt de heer Weima dat zoo eigenaardig en
doet hij het voorkomen alsof de afstand tusschen de
openbare school en de school van den heer Boonstra in
de Leeuwrikstraat zooveel kleiner zou zijn als de afstand
tusschen de nieuwe openbare en de nieuwe bijzondere
school. Op de kaart gemeten is die afstand echter pre
cies gelijk.
Het is best mogelijk, dat Burgemeester en Wethou
ders het verliezen, maar waar het schoolbestuur een
eigen school wil en komt met een plan waarbij ook een
gymnastieklokaal, hebben Burgemeester en Wethouders
gezegd: wij zullen dat op grond van die overwegingen
niet toestaan. Dan kan de Kroon een beslissing nemen.
De heer Weima heeft naar buiten den indruk gewekt,
dat het gemeentebestuur het uit een ander oogpunt heeft
gedaan, maar de zaak is zoo dat men aan de andere zijde
de voorstellen, die zijn gedaan, niet heeft gewild.
De heer Weima wil nog graag iets recht zetten. Spr.
heeft er de kwestie van de school aan de Fonteinstraat
niet in willen betrekken, maar de heer De Boer heeft die
er zelf bij gehaald. Spreker heeft gezegd dat, nu men
een school met gymnastieklokaal aan de Leeuwrikstraat
wenscht te bouwen, hij van meening is dat, waar daar
reeds staat een school met gymnastieklokaal en het be
stuur dier school dat lokaal beschikbaar wil stellen voor
de nieuwe school, hij het bouwen van een gymnastiek
lokaal bij de nieuwe school overbodig acht. Over de
school aan de Fonteinstraat heeft spreker verder niet
willen spreken; die heeft de heer De Boer er zelf bij
gehaald.
De Voorzitter stelt voor dit incident te sluiten.
De heer IJ. de Vries zou toch nog wel graag even het
woord willen hebben. Hij ziet hierin een kwestie van
rechtvaardigheid. De wethouder van Onderwijs brengt
de zaak in een richting, waarin zij niet had moeten wor
den gebracht. Door den heer Weima is alleen gevraagd
- en spreker is het volkomen met hem eens is het
wel noodig dat bij deze zesklassige school een gymnas
tieklokaal wordt gebouwd, waar in dezelfde straat een
christelijke school staat met gymnastieklokaal
In zijn antwoord zegt de wethouder van Onderwijs
nu: de bedoeling van den heer Weima is anders, want
hetzelfde schoolbestuur wil nog een andere school bou
wen en daarvoor hebben wij een gymnastieklokaal ge
weigerd. Maar als het gemeentebestuur weigert een
gymnastieklokaal te bouwen bij een christelijke school,
is de Raad dan verantwoord om wel een gymnastiek
lokaal te doen bouwen bij een zesklassige school in
een straat waar een dergelijk lokaal beschikbaar is
Spreker gelooft van niet. Het draait hier niet om chris
telijk of openbaar onderwijs, maar het draait om de
centenkwestie. En als de wethouder van Onderwijs wel
geld meent te mogen voteeren voor een school voor het
openbaar onderwijs, vraagt spreker: waarom dan ook
niet voor het christelijk onderwijs? Dan maakt de wet
houder er zelf een rechtskwestie van.
De kwestie van de Fonteinstraat heeft de heer De
Boer zelf in debat gebracht; die was niet in bespreking,
omdat die zaak niet officieel hoewel wel officieus
bekend was.
De Voorzitter: De heer De Boer heeft dus verkeerd
begrepen wat de heer Weima heeft gezegd. Ik stel voor
daar nu niet meer over te spreken.
De heer IJ. de Vries bestrijdt verder nog, dat de beide
afstanden tusschen de drie scholen gelijk zijn. Hemels
breed gemeten mag dit waar zijn, maar zoolang de weg
nog niet is doorgetrokken, moeten de kinderen van de
Leeuwrikstraat naar de Fonteinstraat nog een heel eind
omloopen. Spreker meent, dat het ongelijk is aan den
kant van den wethouder van Onderwijs.
De heer Visser kan niet nagaan of de discussies hier
gaan over het bijzonder en het openbaar onderwijs, want
hij weet niets van de zaak af. Maar als hij het goed be
grijpt, dan staan de feiten zoo dat er een christelijke
school met gymnastieklokaal staat in de nabijheid van
de nieuw te bouwen openbare school. Spreker zou nu
deze vraag willen stellen: waar er een aanbieding is
zooals hij van den heer Weima heeft begrepen van
de bijzondere school om haar lokaal te laten gebruiken
door de kinderen van de openbare school, kan men daar
bij de te bouwen school het niet doen zonder gymnas
tieklokaal en zou men daar die wenschelijkheid niet eens
onder de oogen zien? Anders krijgt men 3 scholen, in
een centrum, dicht bij elkaar, die ieder een flink gym
nastieklokaal hebben. Men dient dat wel te overwegen.
Spreker zou willen voorstellen dat die twee scholen wel
met één lokaal toe kunnen.
De heer H. de Boer (wethouder): Dan alle drie. Dan
zouden één twaalfklassige en twee zesklassige scholen
het met één lokaal moeten doen.
De heer Visser weet toch wel dat zooiets wel meer
wordt gedaan en dat zou hier een heele besparing geven.
Hij weet niet wat een nieuw gymnastieklokaal kost,
maar het komt toch zeker wel op eenige duizenden.
Spreker laat de heele kwestie van openbaar of bijzon
der onderwijs zwemmen; het is voor hem enkel een
kwestie van de financiën. Waarom zou men twee lokalen
nemen, als men met één kan volstaan? Spreker wordt
hierbij absoluut niet beïnvloed door bijzonder of open
baar onderwijs, het is voor hem een zaak van financi-
eelen aard. En voorzoover hij dan de zaak kan beoor-
deelen, zou het weggegooid geld zijn, wanneer men vlak
naast het eene lokaal nog een ander zou plaatsen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Augustus 1925. 223
De heer K. de Boer gelooft, dat op één ding hier nog
niet het volle licht is geworpen. Er moeten 3 scholen
met 2 gymnastieklokalen zijn en nu is het voorstel van
de heeren, dat de beide bijzondere scholen ieder een
gymnastieklokaal zullen hebben en de openbare school
niet. Daar komt het op neer en als men dat rechtuit had
gezegd, zou spreker hebben gezegd wij hebben met
eerlijke lui te doen. Dat zegt hij nu niet.
De heer H. de Boer (wethouder) merkt op, dat de
zelfde zuinigheidsoverwegingen, die den heer Visser
leiden, ook Burgemeester en Wethouders hebben geleid.
De school van den heer Boonstra is een 12-klassige
school en wanneer daar nu ook nog de kinderen van de
openbare school gymnastiekles moesten ontvangen,
zouden 18 klassen van dat lokaal gebruik moeten ma
ken, terwijl, wanneer ook de zes klassen van de bijzon
dere school er nog gebruik van zouden maken, het lo
kaal door 24 klassen zou worden gebruikt. Dit is boven
dien onmogelijk en hier paste dan ook eerder een woord
van dank aan Burgemeester en Wethouders, omdat zij
alles hebben geprobeerd.
Wat spreker heeft gezegd moest hij zeggen, omdat
anders een verkeerde indruk naar buiten werd gewekt.
Burgemeester en Wethouders konden niet zeggen: een
lokaal daar en een lokaal daar. Toen is voorgesteld het
lokaal er tusschen in te plaatsen en dat wilde men niet.
Daarna heeft het college gezegd: wij kunnen het niet
helpen, maar dan komt het lokaal aan de openbare
school. Verder kan men afwachten wat er gebeurt en
meer moet er ook niet achter worden gezocht.
Het denkbeeld van den heer Visser heeft ook Burge
meester en Wethouders geleid, n.l. dat niet 3 lokalen
noodig waren maar dat men met 2 wel kon volstaan.
Bovendien zou het niet een economische verdeeling zijn,
door 18 klassen naar het eene lokaal te sturen en 6
naar het andere.
En wat men hier nu verder achter ziet, laat men dat
achterwege laten en eenvoudig gaan stemmen. We we
ten nu hoe de kwestie zit en verder redeneeren geeft
toch niet meer.
De Voorzitter stelt voor de discussies te sluiten.
De heer IJ. de Vries weerspreekt nog de opmerking
van den heer K. de Boer, dat het hier draait om de beide
christelijke scholen. Het spijt spreker eerlijk, dat het
bestuur der christelijke school niet is ingegaan op het
voorstel om het lokaal op de helft te plaatsen, want zoo
als het nu komt, zullen er in de Leeuwrikstraat en in de
Fonteinstraat een gymnastieklokaal komen. Dat behoeft
niet, dat is onpractisch.
De beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter wil het voorstel van Burgemeester en
Wethouders in stemming brengen.
De heer Weima: Daar kan ik dan toch niet voor stem
men. Ik ben daar heelemaal niet tegen, maar ben alleen
tegen de onderafdeeling, het gymnastieklokaal. Ik ben
voor de school maar tegen het gymnastieklokaal.
De Voorzitter: Dan moet U een amendement indienen.
De heer K. de Boer: Dan stemt U tegen. Ze zijn toch
oud en wijs genoeg om een amendement in te dienen.
De heer IJ. de Vries: Wij zijn wel capabel om een
amendement in te dienen, maar wie zal uitmaken of wij
daar b.v. 25.000.-voor mogen aftrekken? Moeten
we dan een som noemen van 100.000.voor de
school? Dat is juist het moeilijke; wij zijn wel voor de
school maar tegen het gymnastieklokaal.
De Voorzitter: Het blijkt dat er geen amendement in
komt; ik breng dus in stemming het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
Het voorstel van Burgemeesiei en Wethouders wordt
met 23 stemmen tegen 1 stem aangenomen.
Tegen stemt de heer IJ. de Vries.
19 (Agenda no. 20). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening op het open
baar lager onderwijs (bijlage no. 22).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter stelt thans aan de c-de
20 (aan de agenda toegevoegd als volgno. 21).
V oorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging
van een gedeelte rooilijn aan de Bleeklaan.
De heer Fransen (wethouder) zegt dat een paar jaar
geleden een gewijzigde rooilijn is vastgesteld voor de
Bleeklaan en wel als gevolg van een vergissing bij een
bouwplan. De nieuwe rooilijn is 2.50 M. meer naar voren
gebracht, n.l. vanaf de Vijverstraat tot de Jacob Binc-
kesstraat en van de Jacob Binckesstraat tot het Noord-
vliet de eerste twaalf meter gelijk de voorgaande rooilijn
en dan 2.50 M. weer terug. Nu blijkt dat na deze twaalf
meter nog een perceel kan worden gebouwd op grond
aan de gemeente behoorende, welke grond kort geleden
in erfpacht is uitgegeven. Dit te bouwen perceel zou nu
2.50 M. terug moeten worden gebouwd. Burgemeester
en Wethouders meencn dat het wenschelijker is de rooi
lijn in dezelfde richting door te trekken zoover het eigen
dom der gemeente strekt en voor het verdere terrein deze
vast te stellen wanneer dit als bouwterrein in exploitatie
wordt gebracht. Namens Burgemeester en Wethouders
stelt spreker den Raad voor aldus de rooilijn te wijzigen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorste! van Burgemeester en Wethouders.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering
door den Voorzitter gesloten.