200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Augustus 1925.
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders
sub 1 en 2 (agenda sub 2 en 3).
3 (Agenda no. 4). Benoeming van een onderwijzer
aan gemeenteschool 11b wegens uitbreiding van personeel.
De voordracht van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
1. J. van Oostrum, reserve-onderwijzer, alhier;
2. P. van der Meulen, benoemd reserve-onderwijzer,
alhier;
3. R. van der Bij, hoofd der school te Garijp.
Wordt benoemd J. van Oostrum, voornoemd, met 22
stemmen en 2 stemmen op P. van der Meulen.
4 (Agenda no. 5). Benoeming van een reserve-
onderwijzer aan de scholen voor openbaar lager onder
wijs (vacature J. van Oostrum).
De voordracht van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
1. A. van der Veen, onderwijzer te Appelscha;
2. R. van der Bij, hoofd der school te Garijp;
3. L. B. Bos, hoofd der school te Bergumerheide.
Met algemeene stemmen wordt benoemd A. van der
Veen, voornoemd.
5 (Agenda no. 6). Benoeming aan de gemeentelijke
hoogere burgerschool met 3-jarigen cursus en daarop
aansluitende hoogere handelsschool met 2-jarigen cursus
van tijdelijke leeraren in de natuurlijke historie en in
de geschiedenis.
De aanbevelingen van Burgemeester en Wethouders
luiden als volgt
A. tijdelijk leeraar in de natuurlijke historie
1. J. Jensma, leeraar aan de Rijks Hoogere burger
school, alhier;
2. drs. L. S. Wildervanck te Groningen;
3. Mej. G. G. Tieniersma te Groningen;
B. tijdelijk leeraar in de geschiedenis
A. Sjouw, leeraar aan de rijks hoogere burgerschool,
alhier.
Met algemeene stemmen worden benoemd
sub A: J. Jensma, voornoemd;
sub B: A. Sjouw, voornoemd.
6 (Agenda no. 7). Benoeming aan het gymnasium
van tijdelijke leeraren in de Hoog-Duitsche taal en
letterkunde, in de wis- en natuurkundige aardrijkskunde
en in de lichamelijke oefening.
Overeenkomstig de aanbevelingen van Curatoren
worden met algemeene stemmen benoemd
a. tot tijdelijk leeraar in de Hoogduitsche taal en
letterkunde G. Dijkstra;
b. tot tijdelijk leeraar in de wis- en natuurkundige
aardrijkskunde Dr. H. F. Huisken;
c. tot tijdelijk leeraar in de lichamelijke oefening
W. de Vries,
allen reeds tijdelijk als zoodanig werkzaam.
7 (Agenda no. 8). Benoeming van een commissie
van drie leden voor het nazien der gemeente-rekening,
dienst 1924.
Worden benoemd
tot eerste lid: de heer Oosterhoff met 21 stemmen.
Op den heer Hooiring zijn 2 stemmen en op den heer
Cohen is 1 stem uitgebracht;
tot tweede lid: de heer Hooiring met 15 stemmen.
Op den heer IJ. de Vries zijn 6 stemmen uitgebracht en
op ieder der heeren Visser, Van der Laan en Hofstra
1 stem;
tot derde lid: de heer IJ. de Vries met 20 stemmen.
Op ieder der heeren Cohen, Van der Laan, Weima en
Hofstra is 1 stem uitgebracht.
8 (Agenda no. 9). Voorstellen van Burgemeester en
Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein aan:
a. F. Brenninkmeijer (Auke Stellingwerfstraat)
b. J. en M. Lerk Tjerk Hiddesstraat).
Deze voorstellen luiden als volgt
a.
Bij adres van 13 Juli 1925 richtte de heer F. Brennink
meijer tot ons het verzoek om aan hem een perceel
bouwterrein aan de noordoostzijde van de Auke Stel
lingwerfstraat, hoek Groningerstraatweg, in erfpacht af
te staan.
Het door den adressant bedoelde terrein is thans
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie F no.
3870, groot 3.79 A.
De adressant heeft met de gebruikelijke voorwaarden,
waarmede wij hem in kennis hebben gesteld, genoegen
genomen. De bedongen grondprijs bedraagt 10.
per M2., welk bedrag ook voor het aanliggende terrein
als grondslag van den erfpachtscanon is vastgesteld.
De Directeur der Gemeentewerken kan zich met dezen
afstand in erfpacht vereenigen.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging te besluiten
aan F. Brenninkmeijer, alhier, tot 31 December 1990
in erfpacht af te staan een perceel bouwterrein aan de
noordoostzijde van de Auke Stellingwerfstraat, hoek
Groningerstraatweg, zijnde het perceel kadastraal be
kend gemeente Leeuwarden sectie F no. 3870, groot
3.79 A., zulks op de volgende voorwaarden
1. de canon wordt berekend naar een grondwaarde
van 10.per M2. en een rentevoet van 6 per jaar;
2. de erfpachter moet binnen tweemaal 24 uren,
nadat hij van de toewijzing in erfpacht kennis heeft be
komen, een waarborgsom van 190.storten ten kan
tore van het gemeentelijk grondbedrijf voor de nakoming
der voorwaarden, welk bedrag hem, na voldoening
daaraan, op aanvraag wordt teruggegeven;
3. de rooiïng der te stichten gebouwen zal nader
door den dienst der gemeentewerken worden aange
geven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag ge
durende dien tijd bebouwing door derden niet plaats
vinden;
5. de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht
van bouwterreinen gelegen tusschen Oostersingel en
Cambuursterpad en toebehoorende aan de gemeente
Leeuwarden worden voorzoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd voor dezen afstand in
erfpacht van kracht verklaard.
b.
De heeren J. Lerk en M. Lerk, alhier, hebben tot ons
een verzoek gericht om hun een perceel bouwterrein aan
de westzijde van de Tjerk Hiddesstraat, tusschen de
Koestraat en het Cambuursterpad, in erfpacht af te staan.
Wij hebben de adressanten met de gebruikelijke voor
waarden in kennis gesteld en van hen bericht ontvan
gen, dat zij deze aannemen. De bedongen grondprijs is
8.50 per M2., welke prijs ook werd bepaald voor
andere bouwterreinen aan de Tjerk Hiddesstraat.
De Directeur der Gemeentewerken kan zich met dezen
afstand in erfpacht vereenigen.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging te besluiten
aan J. Lerk en M. Lerk, alhier, tot 31 December 1990
in erfpacht af te staan het perceel bouwterrein aan de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Augustus 1925.
201
westzijde van de Tjerk Hiddesstraat tusschen de Koe
straat en het Cambuursterpad, zooals op de bijbehoo-
rende situatieteekening in rood is aangegeven, ter
grootte van ongeveer 1165 M2., de juiste grootte nader
door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks
op de volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 8.50 per M-'. en een rentevoet van
6 per jaar;
2. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den
dienst der gemeentewerken worden aangegeven;
3. de erfpachters storten binnen tweemaal 24 uren,
nadat zij van het raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis hebben bekomen, een bedrag van 495.ten
kantore van het gemeentelijk grondbedrijf als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hun,
na voldoening daaraan, op aanvraag zal worden terug
gegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag ge
durende dien tijd bebouwing door derden niet plaats
hebben;
5. de gemeente heeft het recht om het erfpachtsrecht
van een oostelijke strook van het bovenbedoelde terrein,
gelegen buiten de rooilijn aan de Tjerk Hiddesstraat,
met een opzeggingstermijn van een maand geheel of
ten deele op te zeggen, in welk geval de canon naar
evenredigheid zal worden verminderd;
6. voor het overige zijn van toepassing voor
zoover mogelijk en niet in strijd met het bovenstaande
de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van
bouwterreinen gelegen tusschen Oostersingel en Cam- j
buursterpad en toebehoorende aan de gemeente Leeu
warden.
9 Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om toe te treden tot een door de Regeering
aangeboden accoord omtrent uitkeering aan de gemeenten
uit het restitutiefonds van de N. V. Centraal Verreken-
kantoor voor Brandstoffen" (C. V. B.) te 's Gravenhage.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij Uw besluit van 14 Februari 1922 no. 58r/18 werd,
op daartoe door Burgemeester en Wethouders gedaan
voorstel d.d. 19 Januari te voren, goedgekeurd dat tegen
de Naamlooze Vennootschap „Centraal Verrekenkantoor
voor Brandstoffen" (C. V. B.) te 's Gravenhage eene
rechtsvordering namens de gemeente Leeuwarden werd
ingesteld door het comité tot behartiging van de be
langen der deelgerechtigden in het zoogenaamde resti
tutiefonds van genoemde naamlooze vennootschap tot
uitkeering van het der gemeente aankomende uit het ge-
heele bedrag van het nog niet uitgekeerde gedeelte ad
22.073.656.69 van dat restitutiefonds. Dit fonds is,
zooals in bovengemeld voorstel nader is uiteengezet,
gevormd door de aflossing van Duitsche schatkistbil
jetten. De Staat nu maakte aanspraak op een deel, ten
beloope van 3.471.624.52 van genoemd bedrag, ge
vormd door het agio der Duitsche schatkistbiljetten met
de rente, welk deel naar zijn oordeel niet aan de be
langhebbenden behoorde te worden uitgekeerd. Naar
aanleiding van dit geschil werd door het Centraal Ver
rekenkantoor voor Brandstoffen de betaling uitgesteld.
De ingestelde rechtsvordering is in eerste instantie
toegewezen. De Staat, die daardoor zijn beweerde aan
spraak op het gemelde bedrag van 3.471.624.52 zou
verliezen, heeft echter tegen het vonnis appèl aange-
teekend. Thans echter heeft volgens mededeeling van
het comité de Regeering zich bereid verklaard een ac
coord aan te gaan, waarbij de deelgerechtigden volle
dige uitbetaling zouden verkrijgen van de hun toeko
mende hoofdsommen, doch zouden afzien van de hun
krachtens het vonnis der Haagsche Rechtbank van
30 December 1924 toekomende rente, bedragende 6
's jaars van het tijdstip der dagvaarding af, zijnde
11 November 1922. De uitbetaling zou dan kunnen
geschieden zoodra de daartoe noodige gelden door de
Staten-Generaal zijn toegestaan.
Het comité meent de aanvaarding van dit accoord ten
stelligste te moeten aanraden. Het schrijft dat weliswaar
de bij het vonnis toegekende rente gederfd wordt, doch
dat daar tegenover staat dat over de hoofdsom zooveel
eerder beschikt zal kunnen worden en dat de steeds
onberekenbare kansen van den afloop van het proces
in appèl en eventueel in cassatie worden vermeden.
Met de opvatting van het comité zijn wij het geheel
eens. Nu de gemeente de kans heeft de geheele hoofd
som 40.824.68, in plaats van 34.488.30) uitbetaald
te krijgen, lijkt het ons beter om, hoewel daarmede de
rente verloren gaat, waartegenover echter staat de da
delijke betaling der vordering, het proces niet door te
zetten, waarvan het succes, evenals van elk geding, voor
de gemeente misschien nog twijfelachtig kan zijn.
Wij hebben derhalve de eer D voor te stellen te be
sluiten in het bovenomschreven door de Regeering aan
geboden accoord te bewilligen.
10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om in rechten op te treden betreffende den
door S. A. Spanninga te Joure tegen de gemeente in-
gestelden eisch tot terugbetaling van gelden wegens
beleening van goud- en zilverwerken door een derde
bij de Stads Bank van Leening.
Dit voorstel luidt als volgt
Zooals blijkt uit een schrijven van 1 December 1924
van Mr. P. S. Gerbrandy, advocaat te Sneek, is een
aantal goud- en zilverwerken door diens cliënt S. Aller
Spanninga te Joure op verschillende tijdstippen tus
schen Juli en December 1923 in commissie verstrekt aan
een zekeren De Haas te Oranjewoud, welke deze nimmer
verrekend heeft, doch in stede daarvan naar de Stads
Bank van Leening te Leeuwarden heeft gebracht.
Bij het overlijden van De Haas in het daarop
volgende jaar is dit uitgekomen en zijn, toen
de boedel daarna in staat van faillissement werd
verklaard, de beleeningsbriefjes aan Spanninga terug
gegeven, die, ten einde de goederen weer in zijn
bezit te krijgen, ze bij de Bank, tegen storting
der beleeningsgelden, gelost heeft. Op grond daar
van, dat De Haas, gelijk het in vermelden brief luidt,
reeds niet te best bekend stond, en het de aandacht
had moeten trekken dat telkens nieuwe goederen met
hetzelfde fabrieksmerk achtereenvolgens beleend werden,
verzoekt Mr. Gerbrandy namens zijn cliënt terugbetaling
der beleeningsgelden. Na onderzoek werd ons door de
commissie van administratie der Stads Bank van Leening
bij brief van 9 December 1924 bericht dat deze belee
ningen allerminst de aandacht hebben getrokken en dat
de bewering, welke ook in den brief van Mr. Gerbrandy
voorkomt, dat de directeur der Bank verklaard had, de
zaak niet te vertrouwen, onjuist is. Hierom is op 29
December d.a.v. aan gene geschreven dat Burgemeester
en Wethouders geen stappen konden doen teneinde te
bevorderen dat de beleeningsgelden werden terug
betaald. Desniettegenstaande is bij exploit van 9 Juni
1.1. de gemeente gedagvaard om aan S. A. Spanninga te
Joure de som van 1865.62 door dezen aan de Stads
Bank van Leening betaald, om de zilveren en gouden
voorwerpen, die De Haas daar beleend had, weder in
zijn bezit te krijgen, terug te betalen. De dagvaarding
is daarop gegrond dat de directeur van de Bank kon
vermoeden en ook heeft vermoed en begrepen dat de
aangeboden voorwerpen door misdrijf (verduistering)
waren verkregen en hij dus krachtens het betreffende
reglement verplicht was de bevoegde autoriteit kennis
te geven, en niet gerechtigd was de goederen ter be
leening aan te nemen.