204 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Augustus 1925.
de cellen moesten worden ingericht en ook de directeur
van het ziekenhuis gaat daar geheel mee accoord.
Dat de zieke zusters nu juist een kamer krijgen boven
de cellen van de zwakzinnigen, die het door hun ge
schreeuw en rumoer dikwijls lastig maken, is waar, maar
de directie van het ziekenhuis heeft zelf om dezen bo
venbouw gevraagd. Burgemeester en Wethouders had
den die eerst niet opgenomen, maar de directeur en de
commissie en ook de directrice, met wie eveneens uit
voerige besprekingen zijn gehouden, meenden dat er ook
een bovenbouw moest worden gemaakt, die dan zou zijn
te benutten voor een paar isoleerkamers en ook voor
een ziekenkamer voor de zusters, omdat er geen be
hoorlijke plaats in het ziekenhuis is om hen te verplegen
en de verpleging daar veel gemakkelijker is dan in het
zusterhuis. Dit voorstel is dus geheel en al op verzoek
van de directie naar voren gebracht en Burgemeester en
Wethouders hebben zich daar dan ook bij neergelegd.
Zoo is het ook met de trap, die vooral als veiligheids
maatregel zal worden aangebracht, omdat er in het
ziekenhuis maar één trap is, zoodat er bij brand, wan
neer de trap is aangetast, geen ontkomen aan is. Door
dezen verbouw zal men nu, door den verbindingsgang
en langs die nieuwe trap, ook in de buitenlucht kunnen
komen. Zooals het voorstel hier ligt, is het dus geheel
volgens den wensch van de directie van het ziekenhuis.
De heer Visser heeft zich geheel aangesloten bij de
woorden van den heer Oosterhoff en de heer Weima
meent dat dit een lapmiddel is en dat Burgemeester en
Wethouders liever plannen moeten beramen omtrent
bouw van een nieuw Stadsziekenhuis. Ja, daar is in het
college al dikwijls over gesproken, maar waar in het
college vast staat dat daar de eerste jaren absoluut geen
kans op is, omdat dit zoo'n ontzettend bedrag zou kos
ten dat onze financiën daarvoor niet toereikend zouden
zijn, moet men dit geen lapmiddel noemen. Ook de di
rectie zou liever een nieuw ziekenhuis zien, maar zij
voelt zelf dat den eersten tijd daaraan niet valt te den
ken en is met dit z.g. lapmiddel zeer wel content.
Dat het hulpziekenhuis op eenigen afstand ligt van
het ziekenhuis, is waar, maar ook omtrent die zaak zijn
plannen bij Burgemeester en Wethouders in behande
ling, n.l. om ten opzichte van de verpleging van patiën
ten, lijdende aan besmettelijke ziekten, maatregelen te
treffen door met verschillende gemeenten om Leeuwar
den heen daarvoor een gemeenschappelijke barak te
maken, waarvan dan ook een groot aantal gemeenten
gebruik zouden kunnen maken. Die zaak is echter nog
in onderzoek.
Wat betreft de onderhoudskosten van het ziekenhuis
en het hulpziekenhuis, gelooft spreker dat dit wat mee
valt; het gewoon onderhoud kost niet zoo heel veel en
het zusterhuis moet er toch blijven. Van Burgemeester
en Wethouders is echter niet te verwachten dat zij den
eersten tijd den Raad plannen omtrent den bouw van
een nieuw ziekenhuis zullen voorleggen.
De heer Visser heeft zich niet alleen aangesloten bij
het betoog van den heer Oosterhoff, maar heeft ook het
voorstel willen doen deze zaak aan te houden. Het is
waar wat de wethouder zegt, dat de betrokken com
missie heeft geadviseerd aldus te werk te gaan, maar
is er nu bezwaar tegen dat van de zijde van Burge
meester en Wethouders nog eens een serieus onderzoek
wordt ingesteld of de klachten van den heer Oosterhoff
gegrond zijn? Spreker zou graag deze zaak uitstellen.
Het gaat hier om een bedrag van 15.000.waarom
spreker er beslist voor zou zijn dat nog eens onderzocht
werd of dit wel een radicale verbetering wordt. Hij voelt
ook het bezwaar van den heer Oosterhoff en acht het
ook niet gewenscht al kan hij het misschien niet be-
oordeelen dat aan de zieke zusters een dergelijke
plaats wordt aangewezen. Spreker zou daarom graag
voor de beslissing nog een onderzoek willen hebben;
kan dat niet, dan zal hij genoopt zijn hier tegen te
stemmen.
Den Voorzitter lijkt het toe dat er tweeërlei redenen
zijn aangevoerd om deze zaak uit te stellen; de heeren
Visser en Oosterhoff willen het om te doen onderzoeken
of deze verbouw wel practisch is, de heer Weima daar
entegen wil het om in overweging te doen nemen of men
niet een geheel nieuw ziekenhuis zal bouwen. Dit zijn
twee heel verschillende motieven, die hen aanleiding
geven tot uitstel.
Wat het eerste betreft dunkt spreker dat de heer
Oosterhoff wel zal zijn tevreden gesteld door het ant
woord van den wethouder van Openbare Werken, die
er op gewezen heeft dat deze verbouw geheel geschiedt
op aandringen van de menschen die er het naast bij be
trokken zijn, de medici en het personeel van het zieken
huis zelf. Van dien kant is er geen bezwaar geopperd,
zoodat men de zaak niet te breed moet uitmeten. Spr.
gelooft dat men den toestand ook wat verkeerd voor
stelt; de cellen voor de krankzinnigen zijn gelukkig maar
zeer sporadisch bezet met luidruchtige patiënten al
thans naar spreker meent te weten en, wat nog ge
lukkiger is, de ziekenkamer voor de zusters zal, naar
wij willen hopen, nog veel minder bezet zijn. Spreker
stelt zich bovendien voor dat, wanneer de krankzinnigen
het eventueel zieke zusters werkelijk lastig zouden
maken, er dan wel op een gegeven oogenblik een andere
plaats voor de zieke zusters zou zijn te vinden in een
van de kamers van het ziekenhuis. Spreker denkt dat
er in den regel niet zooveel bezwaar zal zijn tegen deze
regeling, zoodat, wat dat betreft, uitstel hem niet noodig
voorkomt.
Wat betreft de reden, die de heer Weima aanvoert,
de bouw van een nieuw ziekenhuis is, zoolang spreker
in den Raad is, al aanhangig, maar die is ook telkens
weer afgestuit op de enorme kosten, die deze bouw met
zich zou sleepen, waarbij zich echter het gelukkige ver
schijnsel heeft voorgedaan dat er altijd weer een goede
uitweg is gevonden waarmee de medici zich konden
vereenigen. Als men de medici hier hoort, zijn zij over
het ziekenhuis niet geheel en al ontevreden. Zij willen
natuurlijk ook liever een geheel naar de eischen inge
richt en modern nieuw ziekenhuis, maar als men hun
vraagt of de toestand hier bepaald slecht is, zullen zij
antwoorden dat wij hier, behalve voor de besmettelijke
zieken waaromtrent ook verandering zal komen
een draaglijken toestand hebben. Daarover is men het
tamelijk wel eens en als dat het geval is en de toestand
kan ter plaatse nog worden verbeterd, dan kan er geen
aanleiding zijn om in dezen tijd over te gaan tot bouw
van een nieuw ziekenhuis, dat zoo kolossaal veel geld
zou kosten. Spreker zou dus zeggen dat, tenzij de Raad
er inderdaad voor voelt om daarvoor een zoo groote som
te besteden, men dit voorstel om die reden ook niet
behoeft uit te stellen en hij herhaalt dat, wat de andere
reden tot uitstel betreft, in verband met wat de wet
houder van Openbare Werken heeft gezegd, de bezwa
ren niet te breed moeten worden uitgemeten.
De heer Weima kan zich toch allerminst met het be
toog van den Voorzitter vereenigen, althans niet met het
eerste gedeelte, waar de Voorzitter zegt: we zullen ho
pen dat het zich zeer sporadisch zal voordoen dat er
lastige patiënten en zieke zusters zijn. Dat gaat toch
niet aan, men moet er toch rekening mee houden dat
er zieke zusters kunnen zijn en dat doet het gemeente
bestuur ook, anders behoefde men deze kamers niet te
bouwen. Ook moet men rekening houden met lastige
patiënten en het lijkt spreker al zeer onmogelijk om deze
in de naaste omgeving van de zieke zusters te plaatsen,
omdat dit voor deze zeer zeker ook slechte gevolgen zou
kunnen hebben. Dit staat bij spreker op den voorgrond
en hij zou daarom willen vragen: tracht dan ten minste
een andere kamer te krijgen voor de zusters. Het Iiikt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Augustus 1925. 205
spreker vreemd toe dat hierover met de directie niet is
gesproken en hij meent dat het goed is dat het college
er nog eens met den directeur over spreekt en hem de
vraag voorlegt: dit is in den Raad naar voren gekomen,
is daar Uwerzijds wel ernstig bij stilgestaan? Spreker
meent dat dan de doctoren wel zoo verstandig zullen
zijn toe te geven dat het eene niet met het andere is te
combineeren.
Het doet spreker genoegen te hooren dat het college
van plan is wijziging te brengen in den toestand aan
het hulpziekenhuis door een barak te maken. Dat is het
juist wat spreker bedoelde; hij heeft juist in 't laatst
gezegd: kan men ook in overleg met en met hulp van
andere gemeenten komen tot den bouw van een nieuw
ziekenhuis? Hij voelt wel dat Burgemeester en Wet
houders dien weg wel op willen, maar dat slechts ge
deeltelijk willen doen, door in overleg met andere ge
meenten te komen tot het inrichten van een barak voor
besmettelijke ziekten. Spreker zou zeggen: als men dat
wil doen, laat men dan een stap verder gaan en trachten
in samenwerking met andere gemeenten een nieuw zie
kenhuis te bouwen dat aan de eischen voldoet. Als men
het eene met andere gemeenten meent te kunnen doen,
kan men ook gemakkelijk een stap verder gaan en daar
om zou spreker willen dat het college in die richting
eens zijn voelhorens uitstak om te kijken wat daarvan
terecht kwam. Blijkt het dan dat andere gemeenten niet
willen meewerken en dat het voor Leeuwarden alleen
te duur zal zijn, dan zal spreker graag zijn idee terug
trekken, maar daar is hij in de eerste plaats voor. Spr.
is in de eerste plaats voor uitstel in verband met
de bemerking van den heer Oosterhoff, opdat aan den
directeur-dokter kan worden gevraagd: is er wel ernstig
stilgestaan bij de gevolgen, die deze zaak na zich kan
sleepen?
De heer Oosterhoff merkt op dat de Voorzitter de
veronderstelling heeft uitgesproken dat spreker door het
antwoord van Burgemeester en Wethouders is bevre
digd. Spreker moet toegeven dat Burgemeester en Wet
houders in dezen vrij sterk staan, omdat dit voorstel hun
als het ware is ingegeven door de commissie voor het
Stadsziekenhuis met hare adviseurs. Als het een tech
nische kwestie gold, zou spreker dan ook onmiddellijk
zwijgen; over den toestand van de cellen zal hij het dan
ook niet verder meer hebben. Het andere is echter niet
een technische maar een ervaringskwestie, waaromtrent
spreker persoonlijk ondervinding heeft opgedaan. De
Voorzitter heeft gezegd dat de cellen niet geregeld zijn
bezet, spreker zal ook niet zeggen dat dit het geheele
jaar het geval is, maar toch soms wel een heelen langen
tijd achter elkaar. Trouwens, het feit, dat men er twee
cellen bij wil bouwen, wijst er ook op dat men het te
genwoordig aantal niet voldoende acht. Dit ligt niet aan
het feit dat er zooveel krankzinnigen zijn, maar dat men
vaak zoo lang moet wachten alvorens men hen in een
krankzinnigengesticht kan plaatsen. Het gevolg daarvan
is dat de cellen, althans gedurende sommige tijden van
het jaar, bijna altijd zijn bezet.
Spreker stelt zich verder voor dat de nieuwe cellen
veel meer last zullen veroorzaken dan de oude. De laatste
zijn meer buitenshuis aangebracht, althans met de
deuren in de buitenwanden, waardoor het geluid veel
sterker naar buiten dringt, de nieuwe cellen komen
echter binnenshuis, waardoor het geluid en lawaai naar
binnen veel sterker zal zijn. Het betreft hier dus niet een
technische kwestie maar een kwestie van inzicht en
ervaring en spreker kan zich niet anders voorstellen of
men zal in de kamer naast de cellen zeer veel last en
hinder ondervinden. Spreker zou het daarom op prijs
stellen wanneer alsnog aan de commissie werd gevraagd
of deze zaak wel voldoende onder de oogen is gezien.
De heer K. de Boer heeft met belangstelling gehoord
naar hetgeen de heer Weima heeft gezegd, maar ge
looft dat, wat de heer Weima heeft gezegd, niet nieuw
is voor dezen Raad. Er is hier wel meer gesproken over
een nieuw ziekenhuis en spreker gelooft dat de Raad
over het algemeen de wenschelijkheid daarvan deelt.
Maar hij gelooft niet dat een nieuw ziekenhuis in de
plaats moet komen van dit plan, dat door Burgemeester
en Wethouders is naar voren gebracht. Wanneer de
Raad, veronderstel dat inderdaad gebeurde wat de heer
Weima wil, tot den bouw van een nieuw ziekenhuis be
sloot, zou daar zooveel tijd mee heengaan, dat deze
verbetering toch niet achterwege mocht blijven. Spreker
weet niet hoe groot de mogelijkheid is dat in de naaste
toekomst tot den bouw van een nieuw ziekenhuis zal
kunnen worden besloten, maar in alle geval is dat besluit
nog niet genomen en was het genomen, dan was het
nog niet goedgekeurd. In dat opzicht meent spreker dan
ook te moeten afraden op het idee van den heer Weima
in te gaan en uitstel te moeten bestrijden.
De heer Oosterhoff heeft technische bezwaren ge
opperd en is in zeker opzicht door het antwoord van
Burgemeester en Wethouders tevreden gesteld, maar
meent toch dat er nog ernstige bezwaren aan dit voor
stel blijven kleven. Spreker meent toch dat in elk geval,
waar dergelijke patiënten worden ondergebracht, der
gelijke bezwaren zullen blijven bestaan. Dat is iets wat
men in elk ziekenhuis aantreft; dat de eene zieke hinder
heeft van de andere is niet te ontloopen. Spreker ge
looft dat in dit opzicht de heer Oosterhoff tot de con
clusie moet komen dat de voorgestelde verbetering moet
worden aanvaard in het belang van de patiënten zelf,
die in het ziekenhuis zijn ondergebracht.
De heer Dijkstra kan zich aansluiten bij het betoog
van den heer K. de Boer.
De heer O. F. de Vries zegt dat de klanken, die hier
zijn gehoord omtrent den bouw van een nieuw zieken
huis, ook hem sympathiek zijn. We weten echter allen
wel dat, zelfs al zou, zooals de heer De Boer ook al zei,
binnen korten tijd tot dien bouw worden besloten, het
nog jaren duurde voor het zoover gereed zou zijn dat
daarin patiënten zouden kunnen worden opgenomen.
De heer Oosterhoff heeft bij deze kwestie aangesne
den een zaak, die buiten dit voorstel om gaat, n.l. de
verpleging van krankzinnigen voor langeren tijd. Dat
geval hebben we hier niet. De cellen in het Stadszieken
huis zijn de eenige gelegenheid hier in de stad, waarin
de menschen, die moeten worden opgezonden, een of
twee dagen of een halve dag kunnen worden opgebor
gen. Spreker wil er den nadruk op leggen dat dit de
eenige gelegenheid in de stad is en dat de toestand zoo
verbazend slecht is, dat daar zoo spoedig mogelijk ver
betering in moet komen. Als men de laatste verslagen
van den directeur-geneesheer opslaat, ziet men dat er
telkens weer op gewezen wordt hoe verschrikkelijk
slecht de toestand is, zoo slecht, dat men zelfs de pa
tiënten in den winter niet kan opsluiten, omdat er ge
vaar bestaat voor kou vatten. De toestand is onhoud
baar en daarom heeft de commissie voor het ziekenhuis
de zaak uitvoerig besproken. Spreker meent dat ook nog
is besproken dat de zusterkamer zoo dicht bij de isoleer
kamers en bij de cellen kwam en dat er ook nog over
gesproken is om geluiddempende stoffen tusschen de
vloeren en wanden aan te brengen, opdat de zusters
zoo weinig mogelijk hinder zullen hebben.
De ruimte is hier zoo beperkt dat men niet een ideale
inrichting kan krijgen. Spreker zou den Raad willen
adviseeren het voorstel aan te nemen, anders zijn wij
weer voor een tijd van deze kwestie af, terwijl het toch
noodig is dat er zoo spoedig mogelijk verbetering komt.
Hij wil er nog op wijzen dat op het oogenblik de zieke
zusters ook liggen direct naast een van de ziekenzalen,
zoodat zij daar dus ook hinder ondervinden van pa
tiënten die lastig zijn. In dat opzicht zal de toestand
dus gelijk blijven, maar men kan met de gemaakte op-