230 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 September 1925.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 4 en 5 (agenda sub 5 en 6). De wethouders
onthouden zich, wat punt 5 (agenda no. 6) betreft, van
stemming.
De Voorzitter wil van deze gelegenheid tevens ge
bruik maken met voor te stellen een paar heele oude
adressen, die indertijd van het personeel der gemeente
lijke waterleiding dat thans niet meer in dienst der
gemeente is zijn ingekomen, voor kennisgeving aan
te nemen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om tegen J. de Cocq van Delwijnen wegens
wanbetaling van huur eene rechtsvordering in te stellen
tot ontruiming van de woning Pieterseliewaltje no. 44 enz.
Dit voorstel luidt als volgt
De huurder der bovenwoning van het perceel Pieter
seliewaltje no. 44, J. de Cocq van Delwijnen, is achter
stallig met de betaling der huurpenningen af 1.50 per
week. Den 22en Juni werd hij bij deurwaardersexploit
gesommeerd tot ontruiming van de woning en tot be
taling van de op 6 Juli verschuldigde huur ten bedrage
van 18.waaraan geen gevolg werd gegeven. Sedert
heeft de huurder geen poging gedaan om het achter
stallige bedrag bij gedeelten af te betalen en bleef hij
de verschenen huurtermijnen opnieuw schuldig.
De rechtskundige raadsman der gemeente, Mr. J. M.
van Hettinga Tromp, geeft bij zijn overgelegd advies
van den 24 Augustus in overweging om tegen de Cocq
van Delwijnen bij het Kantongerecht een eisch in te
stellen tot ontruiming der bovenwoning Pieterseliewaltje
no. 44, met betaling van de achterstallige huurpenningen.
Wij hebben de eer U voor te stellen in dien geest
een besluit te nemen.
7 Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om ie hesluiten dat de gemeente zich zal
verweren tegen den eisch van J. de Groot om te hooren
verklaren dat de gemeente de bevoegdheid mist om het
beeindigen der levering van gas en electriciteit aan hem
ten uitvoer te leggen.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij exploit van 20 Juli 1925 is bij de Rechtbank alhier
aanhangig gemaakt de eisch van Jan de Groot alhier
om te hooren verklaren dat de gemeente de bevoegd
heid mist om het beëindigen der levering van gas en
electriciteit, ter uitvoering der verordening betreffende
de overdracht van particuliere straten (gemeenteblad
1923 no. 4 en 1925 no. 3) aan eischer ten uitvoer te
leggen.
Blijkens het overgelegd rechtskundig advies van Mr.
J. M. van Hettinga Tromp, advocaat en procureur alhier,
zal de gemeente zich met alle kans op succes tegen
dezen eisch kunnen verweren, daar de tot steun daarvan
aangevoerde middelen en gronden z. i. onjuist zijn.
Wij geven U daarom in overweging te besluiten dat
de gemeente zich zoo in eersten aanleg als c. q. in
hooger beroep en in cassatie tegen dezen eisch zal
verweren.
8 Agenda no. 9). Voorstellen van Burgemeester en
Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein
aan de Bildtsche straat:
a. aan J. W. Feenstra
b. aan mej. T. Colerus.
Deze voorstellen luiden als volgt
a
Bij adres van den 15 Juli 1.1. richtte de heer J. W.
Feenstra, alhier, zich tot ons college met het verzoek
hem in erfpacht af te staan een perceel bouwterrein aan
de noordoostzijde van de Bildtschestraat.
Blijkens het overgelegd schrijven van den 18 Augustus
1.1. neemt hij genoegen met de hem gestelde, gebruike
lijke voorwaarden, waaronder een grondprijs van 10.
per M2., die, als in andere gevallen in den omtrek, wordt
geacht te zijn in overeenstemming met de waarde van
den grond. Met dezen afstand in erfpacht kan de direc
teur der Gemeentewerken, blijkens zijn brief van den
22 Juli 1.1., no. 1120, zich vereenigen.
Wij hebben daarom de eer U voor te stellen te be
sluiten
aan den heer J. W. Feenstra, alhier, tot 31 December
1990 in erfpacht af te staan een perceel bouwterrein aan
de noordzijde van de Bildtschestraat, ter breedte van
7.50 M. langs den weg gemeten, aanvangende bij de
zuidoostelijke grens van het perceel, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden sectie D no. 1890, zooals op de
overgelegde situatieteekening in rood is aangegeven,
zijnde een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend
alsvoren no. 1894, ter grootte van ongeveer 223 M2., de
juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster
uit te meten, onder de volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 10.— per M-'. en een rentevoet van
6 per jaar;
2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren,
nadat hij van het raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis heeft bekomen, een bedrag van 110.ten
kantore van het gemeentelijk grondbedrijf, als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem,
na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden terug
gegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den
dienst der gemeentewerken worden aangegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag be
bouwing door derden niet plaats hebben;
5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
van toepassing voorzoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tus-
schen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo-
rende aan de gemeente Leeuwarden.
b
Van mej. T. Colerus, alhier, ontvingen wij het verzoek
haar een perceel bouwterrein aan de Bildtschestraat in
erfpacht af te staan.
Wij hebben adressante met de gebruikelijke voor
waarden in kennis gesteld en van haar bericht ont
vangen, dat zij deze aanvaardt. De overeengekomen
grondprijs is 10.per M2., welke ook is bedongen
voor een erfpachtsterrein van Hoeksma en Tiemersma
aan de Bildtschestraathoek Molenstraat en dien wij
ook thans voldoende achten.
Bij den directeur der Gemeentewerken bestaan geen
bezwaren tegen dezen afstand in erfpacht.
Onder overlegging van stukken geven wij U in over
weging te besluiten
aan mej. T. Colerus, alhier, tot 31 December 1990
in erfpacht af te staan een perceel bouwterrein aan de
noord-oostzijde van de Bildtschestraat, ter breedte van
7.50 M. langs den weg gemeten, aanvangende op 7.50
M. uit de zuid-oostgrens van het perceel, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie D no. 1890, zooals
op de overgelegde situatieteekening in rood is aange
geven, zijnde een gedeelte van het perceel kadastraal
bekend alsvoren no. 1894, ter grootte van ongeveer
223 M2., de juiste grootte nader door den landmeter
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 September 1925. 231
van het kadaster uit te meten, onder de volgende voor
waarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 10.per M2. en een rentevoet van
6 per jaar;
2. de erfpachtster stort binnen tweemaal 24 uren,
nadat zij van het raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis heeft bekomen, een bedrag van 110.ten
kantore van het gemeentelijk grondbedrijf, als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag haar,
na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden terug
gegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den
dienst der gemeentewerken worden aangegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag be
bouwing door derden niet plaats hebben;
5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
van toepassing voorzoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tus-
schen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo-
rende aan de gemeente Leeuwarden.
9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verhuring van twee perceelen weiland
nabij den Weg Achter de Hoven aan P. Bergsma.
Dit voorstel iuidt als volgt
De beide perceelen sectie G nos. 3655 en 3658, nabij
den weg Achter de Hoven, eertijds bouwland en weder
om tot weiland aangelegd, zijn thans in dien staat, dat
zij gevoegelijk kunnen worden verhuurd. Van den des
kundige voor de gemeentelijke landerijen ontvingen wij
het advies, deze perceelen te verhuren aan P. Bergsma,
huurder van een kleine gemeentelijke zathe aan de Pot-
marge, voor wien ze zeer geschikt zijn gelegen, en die
ons reeds had verzocht, daarvoor in aanmerking te
mogen komen. Wegens de langdurige droogte, waardoor
de perceelen eerst laat konden worden ingezaaid, zal
de opbrengst van deze landen in dit jaar gering zijn;
bovendien moet de huurder in het a.s. najaar vrij be
langrijke kosten maken voor het slatten van omringende
slooten. Met den deskundige achten wij daarom een
huurprijs, neerkomende op 10.per 36% are, voor
het loopende jaar billijk; vervolgens dient voor de
andere vier huurjaren 50.per 36% are betaald te
worden. Met den 5 Maart 1930 eindigt dus de huur en
ook die van de overige aan hem verhuurde perceelen.
Bergsma verklaarde met den huurprijs en de andere
gebruikelijke voorwaarden genoegen te nemen, waarom
wij U in overweging geven te besluiten
aan P. Bergsma, alhier, voor het tijdvak, ingaande
met den datum van goedkeuring van het raadsbesluit
door Gedeputeerde Staten, tot den 5 Maart 1930 te ver
huren de beide perceelen weiland nabij den weg Achter
de Hoven, kadastraal bekend sectie G nos. 3655 en
3658, groot onderscheidenlijk 2.34.50 H.A. en 3.39.60
H.A., samen 5.74.10 H.A., voor een huurprijs van
Honderd zeven en vijftig gulden 50 cent (f 157.50) voor
het tijdvak tot 5 Maart 1926 en voor de volgende huur
jaren Zeven honderd zeven en tachtig gulden 50 cent
(f 787.50) per jaar en verder op de gebruikelijke, over
eengekomen voorwaarden.
10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan D. van der Werff te Huizum
vergunning te verkenen tot demping van de sloot voor
zijn bouwterrein aan den Stienserweg.
Dit voorstel luidt als volgt
Aan D. van der Werff te Huizum is vergunning ver
leend voor den bouw van twee woonhuizen aan den
Stienserweg, op het perceel kadastraal bekend sectie
E no. 3045. Alvorens tot uitvoering van den bouw zal
mogen worden overgegaan, moet de voor gemeld per
ceel liggende sloot worden gedempt, waartoe vergun
ning van Uwe Vergadering noodig is.
Op deze demping zullen van toepassing zijn de voor
waarden 1 tot en met 4 en 7, vastgesteld bij Uw besluit
van 14 November 1922 no. 484R/312.
Wij geven U alzoo in overweging te besluiten
aan D. van der Werff te Huizum vergunning te ver-
leenen tot het dempen van de sloot vóór zijn perceel
aan den Stienserweg, kadastraal bekend sectie E no.
3045, ter lengte van de volle breedte van zijn bouw
terrein, op de voorwaarden 1 tot en met 4 en 7, vermeld
in het raadsbesluit van 14 November 1922 no. 484R/312
en met bepaling dat de voortuin 7 M. diep wordt.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 610 (agenda sub 711).
11 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot definitieve vaststelling van de bijdrage
in de kosten van het vervolgonderwijs aan besturen
van bijzondere scholen volgens artikel 102 der Lager
Onderwijs-wet 1920 over de jaren 1921, 1922 en 1923.
Dit voorstel luidt als volgt
Krachtens artikel 102, le lid, der Lager Onderwijswet
1920 kent iedere gemeentewaar openbaar vervolgonder
wijs wordt gegeven aan de in art. 97 dier wet bedoelde
besturen, alsmede aan de besturen van andere rechtsper
soonlijkheid bezittende instellingen en vereenigingen,
die vervolgonderwijs doen geven, een bijdrage toe in de
kosten van het bijzonder vervolgonderwijs, mits dat on
derwijs voldoet aan de eischen, gesteld in het 2e, 3e en
5e lid van art. 21 dier wet. Het 3e lid van vorengenoemd
artikel 102 bepaalt voorts, dat om de drie jaren de bij
drage verminderd wordt tot het bedrag, hetwelk noodig
is tot goedmaking van de kosten wegens het vervolg
onderwijs, welke over dat tijdvak door het in het le lid
bedoelde bestuur werkelijk zijn gemaakt.
Op grond van genoemd artikel 102 zijn bij raadsbe
sluit d.d. 12 Februari 1924, no. 41R/19, over 1921 aan
het bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolvereeniging,
alhier, voor den vervolgcursus voor jongens en aan het
bestuur van het Roomsch-Katholiek Meisjespatronaat
,,St. Gertrudis" te Rotterdam voor den vervolgcursus
voor meisjes, bijdragen verleend tot een bedrag van
onderscheidenlijk 213.26 en 230.18. Over 1922 zijn
aan de hiervoor gemelde besturen geen bijdragen toe
gekend (raadsbesluit d.d. 12 Februari 1924, no.42R/18),
wijl niet aan de in de wet geëischte voorwaarden werd
voldaan. Een door beide besturen ingesteld beroep werd
ongegrond verklaard, terwijl bij raadsbesluit d.d. 14 Oc
tober 1924 no. 373R/207, over 1923 bijdragen tot een
bedrag van onderscheidenlijk 756.60 en 689.35 aan
genoemde besturen zijn uitgekeerd.
Thans kan dus een definitieve afrekening plaats heb
ben en gevolg gevende aan de in artikel 103 der wet
opgenomen bepaling, dat na afloop van het 3-jarig tijd
vak moeten worden overgelegd de bescheiden tot sta
ving van de over dat tijdvak gedane uitgaven, heeft bij
schrijven d.d. 31 December 1924 het bestuur der
Roomsch-Katholieke Schoolvereeniging voor den ver
volgcursus voor jongens en het bestuur van het
Roomsch-Katholiek Meisjespatronaat „St. Gertrudis"
voor den vervolgcursus voor meisjes ingezonden de
kwitanties van de uitgaven, gedaan over de tijdvakken
October 1921-December 1921 en het geheele jaar 1923.
Blijkens de overgelegde bescheiden is in totaal uit
gegeven
a. voor den vervolgcursus voor jongens 58.44
814.32 872.76