304 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. kan men alleen bij een onteigeningsgeval, dan moet je er uit, maar anders kan men altijd uitbreiden door er een ander perceel bij te koopen. Men moet hierbij echter ook andere dingen in oogenschouw nemen, de belangen van den dienst. Of nu het belang van den dienst gediend wordt door hier weer een ander gebouwtje bij te nemen, waagt spreker te betwijfelen. Wat is hier het geval? Wij krijgen hier voor betrek kelijk weinig geld een gebouw voor Gemeentewerken, dat nog minstens een nienschenleeftijd mee kan. Het gebouw van de Infirmerie is er en al zou Gemeente werken, in het algemeen gesproken, er niet uit puilen op den hoek van de St. Jacobsstraat, dan was het nog wenschelijk, waar wij de Infirmerie voor niets hebben gekregen, dat gebouw daarvoor te nemen. Als wij de Infirmerie niet hadden en het gebouw van Gemeente werken niet te klein was en men dus op het standpunt zou staan dat die dienst daar wel kon blijven, zou men daarvoor niet een kolossaal nieuw gebouw gaan stich ten, maar waar wij hier een van de belangrijkste ge meentediensten kunnen overbrengen naar uitstekende kantoren, die voor betrekkelijk weinig geld in orde zijn te maken, zou men dit, naar sprekers meening, mogen doen en was men daarmee verantwoord, ook al zouden zelfs de andere kantoren voldoende zijn. Wij werken hier toch niet alleen voor het oogenblik, maar ook voor de toekomst. Er wordt hier aan deze zaak ook steeds vastgekoppeld de geneeskundige dienst. De heer K. de Boer zei dat deze geen goede huisvesting heeft, maar spreker wil opmerken dat de huisvesting van het stuk van den ge neeskundigen dienst, dat in de Infirmerie zou komen, een huisvesting is, voor iets dat op het oogenblik nog niet bestaat. Dit is de polykliniek; deze heeft op het oogenblik nog heelemaal geen huisvesting, want zij bestaat nog niet. Het is dus niet zoo, dat op het oogen blik iets, dat bestaat, niet is te helpen, maar dit is iets, wat er nog moet komen en dat is dus niet zoo erg. Als men nu zegt dat men dat liever direct of iets eerder zag en dat dit er bij moet, kan spreker zich dat begrijpen en als er zoo goed als heelemaal geen onderdak was te vinden voor besmettelijke typhus-patienten, enz., dan moest het ook gebeuren. Het betreft hier echter een uitbreiding, die wij misschien allemaal graag zoo gauw mogelijk tot stand zien gebracht, maar waarvan het toch ook niet zoo heel erg is als zij 3 of 4 weken langer duurt. Burgemeester en Wethouders vinden toch, zij het dan ook op andere en minder krachtige gronden dan de heer Fransen, dat deze zaak één geheel is en dat het hier bovendien een principieele kwestie geldt. Nu kan men achteraf wel uitmaken: als wij het verliezen met de Infirmerie, dan betalen wij het in 5 jaar; spreker ge looft ook wel dat wij er overheen zullen komen om een bedrag van een 25.000.in 5 jaar te betalen, zoo erg is het met Leeuwarden nu nog niet. Het gaat bij Bur gemeester en Wethouders echter om de principieele kwestie; als men bij dergelijke dingen en dat is ook de verklaring van het woord „normaal", dat spreke» heeft gebruikt waarvoor iedereen het normaal vindt om voor 40 jaar te leenen, in plaats daarvan het bedrag in 5 jaar moet aflossen, dan zeggen Burgemeester en Wethouders: dan beginnen wij maar liever in 't geheel niet aan de zaak. Als hier aanstonds een brug moet worden verbeterd spreker heeft zoopas al een paar namen genoemd en men zal bij dergelijke besluiten ook steeds op een zoo korten termijn moeten leenen, waar gaan wij dan heen? Dat is de kwestie, die er bij Burgemeester en Wethouders achter zit. Mevrouw Buisman heeft gevraagd: wat vinden Gede puteerde Staten dan wel dat mag? Spreker zou zeggen: Gedeputeerde Staten hébben op dit punt niets te vinden; dat vinden is aan den Raad. Zij hebben alleen te be- oordeelen of de uitgaven, die de Raad wil doen, toelaat baar zijn in financieelen zin, maar zij hebben niet te vinden of het bureau van Gemeentewerken moet worden overgebracht naar de Infirmerie, of het Stadhuis moet worden uitgebreid, enz., zij hebben alleen te zien naar de financieele lasten. Dat college doet het wel eens anders, maar dat is een tweede kwestie. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Waarom kwa men Gedeputeerde Staten dan hier om de zaak te bezien? De Voorzitter: Omdat zij het graag wilden zien. Wij konden toch moeilijk tegen hen zeggen: U hebt daar niets mee te maken. Toen ze kwamen, hebben wij hen ontvangen en behoorlijk ook, maar waaróm zij kwamen moeten zij zelf voor hun verantwoording nemen. De heer H. de Boer (wethouder) zal geen aandacht meer van deze Vergadering vragen. Hij heeft de ge dachte, straks door hem ontwikkeld, geformuleerd en gelooft dat het 't beste is, daarover aanstonds te laten stemmen, opdat wij precies zullen weten, waaraan wij ons straks hebben te houden, ook als college van Burgemeester en Wethouders. Ik wil nog even op den voorgrond stellen aldus spreker dat ik voor mij en mijn fractie met mij hoop, dat de meerderheid natuurlijk niet zal zijn tegen het voorstel van het college van Burgemeester en Wet houders, om deze begrootingswijziging bij Gedepu teerde Staten aanhangig te maken. Daar zijn wij natuur lijk voor en als dat loopt in de goede richting, zijn wij daar ook ten hoogste mee ingenomen, daar stellen wij ook prijs op. Maar aan den anderen kant meenen wij, dat wij kunnen beginnen met datgene, waarvoor wij toestemming hebben gekregen en daaronder is ook begrepen dat wij dat gebouw ook mogen inrichten voor den geneeskundigen dienst, omdat die kwestie daarbij ook aanhangig is gemaakt. Ik stel dus voor ,,De Raad draagt het college van Burgemeester en Wethouders op, zoo spoedig mogelijk bij den Raad te komen met nadere plannen en een begrooting voor de inrichting van het gebouw der Infirmerie ten be hoeve van een deel van den geneeskundigen dienst en voor vergaderzalen, dat is onder b 1 van bijlage no. 21 aangenomen opdat het voormalig Militair Hospitaal volledig worde ingericht voor de doeleinden, waarvoor de Raad het in zijn vergadering van 22 September 1.1. bestemde.'' Dan krijgen wij dus de inrichting van dit gebouw voor Gemeentewerken plus een opdracht aan Burgemeester en Wethouders omtrent de inrichting die straks noodig is voor den geneeskundigen dienst. De Voorzitter doet lecture van het voorstel van den heer H. de Boer, dat mede is onderteekend door de heeren O. F. de Vries en B. Molenaar. Spreker zou het voorstel nog even moeten bekijken, maar zou toch, bij den eersten indruk daarvan, zeggen dat daar niets geen bezwaar tegen is. Daarin wordt alleen gevraagd bij den Raad te komen „met nadere plannen en een begrooting voor de inrichting van het gebouw der Infirmerie ten behoeve van een deel van den geneeskundigen dienst en voor vergaderzalen, opdat enz." Dan gebeurt er dus verder nog niets. De heer H. de Boer (wethouder)Dat staat er nog bij. De Voorzitter: „opdat het voormalig Militair Hospi taal volledig worde ingericht voor de doeleinden, waar voor de Raad het in zijn vergadering van 22 September 1.1. bestemde." De heer Visser vraagt of het voorstel van den heer De Boer niet vervalt door het voorstel, dat door Bur gemeester en Wethouders is gedaan. De heer H. de Boer (wethouder)Neen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 305 Den heer Visser is het dan toch niet duidelijk. Hier is een voorstel om over te gaan tot verbouw van de Infir merie en dat voorstel zou in stemming worden gebracht. Neen, zegt de heer De Boer, Burgemeester en Wethou ders moeten met plannen komen. Maar dat kan toch niet; als er een voorstel is van verder strekkenden aard, kan men toch niet meer met plannen komen. Als dit voor stel van Burgemeester en Wethouders wordt aange nomen, vervalt daarmee dit voorstel van den heer De Boer. De heer H. de Boer (wethouder) merkt op dat reeds in de vergadering van 22 September is aangenomen voor de inrichting van het voormalig Militair Hospitaal voor de bureaux van Gemeentewerken, Woningtoezicht. Woningbedrijf en Woningbeurs een crediet te verleenen van 18.200.en dat daarbij het college is uitgenoo- digd met verschillende plannen bij den Raad te komen. Eén van die plannen was „de inrichting mede van dat gebouw ten behoeve van een deel van den geneeskundigen dienst, zulks in afwachting van nadere voorstellen voor de reorga nisatie van dien diensttak en voor vergaderzalen." Nu is van Gedeputeerde Staten bericht gekomen dat zij hun goedkeuring hechten aan den verbouw van de Infirmerie, om die in te richten voor de doeleinden, waarvoor de Raad dat gebouw bestemde. Natuurlijk behoeft nu het college niet met nadere plannen te komen ten opzichte van het onderbrengen van Gemeentewerken, enz.; daarvoor is reeds een crediet van 18.200. toegestaan, maar hij zou er tegen wezen, hoewel hij natuurlijk op het standpunt staat dat men er onmiddellijk mee moet beginnen, dat dit gebeurt voor de plannen omtrent inrichting voor den geneeskundigen dienst be staan. Anders zou men, bij wijze van spreken, morgen beginnen met de inrichting voor Gemeentewerken en over 4 weken weer moeten beginnen met de inrichting voor den geneeskundigen dienst. Met sprekers voorstel wordt dus het besluit van den Raad uitgevoerd; daarin staat niet alleen dat men on middellijk moet beginnen met de inrichting voor Ge meentewerken maar dat, waar die zaak nog maar alleen in beginsel is aangenomen, Burgemeester en Wethou ders ook zoo spoedig mogelijk moeten komen met plan nen en een begrooting, betrekking hebbende op den ge neeskundigen dienst. Wanneer die zaak dan over 4 weken wordt aangenomen, kunnen wij beginnen met de inrichting van het gebouw voor de doeleinden, waar voor de Raad het bestemde, eensdeels Gemeentewerken en anderdeels de geneeskundige dienst. De Voorzitter zou willen vragen de discussies te be korten; er resten ons nog meer vergaderuren in de naaste toekomst, sprekers vreest daarvan ten minste het ergste. Verder wil spreker opmerken dat eigenlijk dit voor stel van den heer De Boer met het voorstel van Burge meester en Wethouders tot wijziging van de begrooting niets heeft te maken. Met de begrootingswijziging, die Burgemeester en Wethouders voorstellen, wil men Ge deputeerde Staten laten zien dat de gemeente wil af lossen over een 40-jarigen termijn, om te kijken of daar geen bezwaar tegen is. Het voorstel van den heer De Boer c. a. echter is eigenlijk alleen het uithalen van een bepaald punt uit de stukken n.l. punt b 1 uit bijlage no. 21 om dat een beetje vlugger te bespoedigen dan oorspronkelijk in die bijlage te zien was. De opdracht aan Burgemeester en Wethouders in het voorstel is precies hetzelfde, wat in bijlage no. 21 staat onder punt b 1 en daarna krijgt men in het voorstel een soort ont boezeming, een reden, waarom dat wordt gevraagd: „opdat het voormalig Militair Hospitaal volledig worde ingericht voor de doeleinden, waarvoor de Raad het in zijn vergadering van 22 September 1.1. bestemde." Als de Raad nu dit voorstel aanneemt, gebeurt er verder nog niets; dan zullen Burgemeester en Wethouders al leen de andere plannen omtrent Gemeentewerken be staan al - zoo spoedig mogelijk komen met plannen tot inrichting van de rest van het gebouw. Spreker geeft daarom den Raad in overweging te wachten tot over de kwestie van den 40-jarigen termijn is beslist. De heer H. de Boer (wethouder)Daar gaat het juist om, daar zit het verschil. Ik wil daarmee juist niet wachten. Als dit wordt aangenomen, dat aan het college van Burgemeester en Wethouders wordt opgedragen om te komen met plannen, die betrekking hebben op den geneeskundigen dienst De heer Visser Dan komen wij op een onzuiver standpunt. De heer H. de Boer (wethouder) Dat is géén onzuiver standpunt, dat is heel zuiver. Wij hebben machtiging om de Infirmerie in te richten voor Gemeen tewerken, nog sterker, voor de doeleinden, waarvoor de Raad het gebouw heeft bestemd De heer Van der Schoot: U wilt opschieten. De heer H. de Boer (wethouder)Juist. De heer Van der Schoot: Maar U bereikt Uw doe! niet. De heer H. de Boer (wethouder): Er is hier een mis verstand, dat ik even wil ophelderen De heer Van der Schoot: Bij U. De heer H. de Boer (wethouder): Niet bij mij, maar bij de meerderheid van den Raad. Als wij aanne men wat de minderheid van Burgemeester en Wethou ders voorstelt, kunnen wij direct de Infirmerie inrichten voor Gemeentewerken De heer Van der Schoot: Dat staat er niet. De Voorzitter: Dat kan ik hier met den besten wil niet uit lezen. De heer H. de Boer (wethouder): Dat staat hier in den raadsbrief. Ik ga uit van de veronderstelling ik meen dit althans te hebben begrepen dat wij de In firmerie mogen inrichten voor Gemeentewerken, daar heeft het college van Gedeputeerde Staten toch geen bezwaar tegen. Nu kunnen wij dit direct doen alleen voor Gemeentewerken, maar niet voor den geneeskun digen dienst; daarvoor moeten eerst plannen komen en die uitnoodiging is hier. Als ons voorstel zoo wordt op gevat, dat kan worden begonnen met Gemeentewerken onder te brengen in de Infirmerie en dat het college tevens opdracht krijgt om zoo spoedig mogelijk te vol doen aan de uitnoodiging die het met betrekking tot den geneeskundigen dienst reeds den 22en September is ge daan, dan zal, na bespreking van die plannen, onmid dellijk kunnen worden begonnen met de inrichting van het gebouw der Infirmerie voor de doeleinden, waarvoor de Raad het heeft bestemd. Zoo moet het voorstel wor den opgevat, maar ik wil wel een ander voorstel indie nen, omdat het niet moet afspringen op een misverstand. De Voorzitter Zou het dan niet het eenvoudigste wezen dat de heeren voorstellen: de Raad draagt Bur gemeester en Wethouders op om terstond te beginnen met de geheele verbouwing voor Gemeentewerken en den geneeskundigen dienst? Den heer IJ. de Vries komt het voor dat het heele voorstel van den heer De Boer is het intrappen van een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 10