7 <V "W 332 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925. ,t lit De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 11 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 111 en 112 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 116. Onderhoud van privaten en water plaatsen 400. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller heeft in de sectie de vraag gesteld of het niet gewenscht zou zijn het aantal waterplaatsen hier ter stede uit te breiden, waarop Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Antwoord hebben mee gedeeld dat hun bij het onderzoek, dat zij het vorig jaar hebben toegezegd, de wenschelijkheid daarvan niet is gebleken. Spreker moet eenigszins betwijfelen of dat onderzoek wel zoo serieus is geweest en indien dat wel het geval is geweest, kan hij zich niet voorstellen dat Burgemeester en Wethouders een dergelijk antwoord geven. Als men in de oude stad blijft, zou men kunnen zeggen dat er voldoende gelegenheid is, maar als men de buitenwijken beschouwt, vindt men zoowat nergens een waterplaats. Om nu in deze zaak, die inderdaad niet van belang ontbloot mag worden geacht, dit jaar eenige verbetering te krijgen, zou spreker willen voorstellen dezen post van 400.met 1tè verhoogen en daarbij dan deze opmerking willen maken, dat daarmee wordt uit gesproken dat voor het stadsgedeelte, eindigende Achter de Hoven vlak over den overweg, een waterplaats wordt geplaatst, dat in het stadsgedeelte buiten de Vrouwenpoort op een plaats, aan te wijzen door Open bare Werken, een waterplaats zal komen en dat er ook een zal worden geplaatst in het stadsgedeelte, dat wordt begrensd door een gedeelte van het Noordvliet, den Groningerstraatweg en de Bleeklaan. Spreker meent dat dit absoluut geen overtollige weelde is en doet met die bedoeling zijn voorstel om dezen post met 1. te verhoogen. De heer Van der Schoot merkt op dat hij het vorig jaar bij hetzelfde punt de opmerking heeft gemaakt, die nu door den heer Muller is naar voren gebracht. Als antwoord op de vraag, door den heer Muller in de secties gedaan, leest spreker in de Memorie van Ant woord dat het ingestelde onderzoek Burgemeester en Wethouders geen aanleiding heeft gegeven om meer van die gelegenheden daar te stellen, zonder meer. Spreker zou de reden wel willen weten, waarom Bur gemeester en Wethouders dat daar neerschrijven. Hij kan volkomen meegaan met den gedachtengang van den heer Muller omtrent uitbreiding van die gelegenheden in de buitenwijken, omdat daar absoluut geen gelegen heden zijn en dat misschien ook oorzaak is dat er men- schen worden verbaliseerd voor het betrokken feit. Spreker wil daarom in overweging geven hier en daar in de buitenwijken op een eenvoudige manier water plaatsen aan te brengen en dan gaarne voor 2 personen; dat kost weinig meer en het heeft meer zin. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Muller, zooals deze dat mondeling heeft aangebracht, wordt met 22 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren B. Molenaar, Visser, O. F. de Vries, H. de Boer, Van der Veen, K. de Hoer, Tie- mersma, Posthuma, Hofstra, Van der Schoot, Oosterhoff, Dijkstra, Muller, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Weima, IJ. de Vries, Westra, Hooiring, Koop- mans, Cohen, M. Molenaar en Botke. Tegen stemmen: de heeren Beekhuis, Fransen en Lautenbach. Volgno. 116 wordt in verband hiermede met 1. verhoogd en dienovereenkomstig vastgesteld. Volgno. 115. den Wissesdwinger Onderhoud van de hadinrichting aan 3.071.—. De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter: Als de Raad er geen bezwaar tegen heeft, zouden wij dan voor het gemak volgno. 115 niet met 1.verlagen De heer K. de Boer: Als dat dan maar niet beteekent dat het onderhoud weg gaat. De heer Van der Veen: U noemt nu volgno. 115, maar juist omdat U dat noemt, kan ik daar niet zoo onver hoeds mee accoord gaan. Ik zou juist over dit volgno. het woord willen hebben. In het Verslag van Rapporteurs staat onder volgno. 115 ,,Een lid wil meer hulp in de badinrichting op Vrijdag en Zaterdag." Dat is, zooals het daar staat, niet juist en daardoor is het antwoord in de Memorie van Antwoord ook niet juist, waar daar staat „Klachten over te weinig hulp op de hier genoemde dagen in de badinrichting hebben den directeur der gemeentewerken nimmer bereikt; inmiddels zal door hem een nader onderzoek worden ingesteld." In de sectievergadering is door spreker gesproken in den volgenden zin dat hij het toejuicht dat dezen zomer door Burgemeester en Wethouders het tarief voor de badinrichting is gewijzigd, dat hem is gebleken dat tengevolge van deze wijziging het bezoek drukker is geworden dan tot dien tijd, dat het hem echter bij een oppervlakkig oordeel toeleek dat het bezoek nog drukker zou worden, wanneer Burgemeester en Wethou ders, misschien na onderzoek, nog tot nadere wijziging van de tarieven zouden kunnen besluiten, dat daarvan misschien het gevolg zou zijn dat het op Vrijdag en Zaterdag nog drukker zou worden met het bezoek en dat er dan misschien meer hulp noodig zou zijn. Spreker zou daarom graag willen dat Burgemeester en Wethou ders een onderzoek, als door hem bedoeld, zouden willen toezeggen. Op grond dat er dan misschien eerder een grootere dan een kleinere uitgaaf voor dezen post noodig zal zijn, lijkt spreker het in mindering brengen op dezen post, gezien zijn verzoek, niet erg rationeel en zou hij daarvoor liever een anderen post zien aange wezen. De Voorzitter: Als U daar zoo op staat, zullen wij die vermindering op volgno. 114 aanbrengen, als de portée van de zaak niet begrijpt. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 115 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 114. Onderhoud drinkfonteinen en uitgaven voor waterverbruik88. De Voorzitter vraagt of de Raad bezwaar heeft dat deze post met 1.— wordt verlaagd. Spreker zegt nog dat het door den heer Van der Veen gevraagde onderzoek omtrent de badinrichting door Burgemeester en Wethouders wordt toegezegd. Volgno. 114 wordt met 1. eenkomstig vastgesteld. verlaagd en dienover- Volgno. 113. Onderhoud van reddingsmiddelenenz. 1.512.50. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 333 Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925. De beraadslagingen worden geopend. De heer Cohen zegt dat het allerminst zijn bedoeling is geweest om bij volgno. 113 af te dingen op den toe stand van de reddingsmiddelen bij de bruggen; integen deel, deze zijn uitstekend in orde. Spreker heeft echter het vorig jaar ook reeds verzocht reddingshaken bij de bruggen aan te brengen. Nu zeggen Burgemeester en Wethouders dat zij alsnog bereid zijn na te gaan in hoeverre dat zin heeft, maar spreker hoopt dan dat het nu in den loop van 1926 niet weer bij goede bedoelingen zal blijven, maar hij zou Burgemeester en Wethouders willen verzoeken die haken aan te brengen. Zij zullen maar een kleinigheid kosten en zijn, vooral bij de Beurs- brug, zeer noodzakelijk. De Voorzitter kan namens Burgemeester en Wethou ders toezeggen dat zij nog ernstiger, dan zij den vorigen keer hebben gedaan, over deze zaak zullen denken. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 113 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 117119 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 123. Onderhoud van wegen en voetpaden f 15.480.—. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra zou een enkel woord willen spreken over het onderhoud van de Dokkumertrekweg, dat hij ook in de sectie heeft aangesneden en waarop is geant woord dat er een adres omtrent dien trekweg of een aanbod tot overname is ingekomen en dat dit in studie is bij Openbare Werken. Dat is dus het kleine adres dat in December 1924 is ingekomen en waarop dus enkele weken geleden nog geen vervolg op was. Nu is dit een betrekkelijk oude kwestie, maar spreker meent toch dat het zoo langzamerhand tijd wordt om die kwestie van den Dokkumertrekweg ernstig onder de oogen te zien. Zijn bedoeling is, dat zoo mogelijk bereikt zal worden dat deze trekweg zal worden herschapen in een zeer behoorlijk wandelpad. Wat zal daarvoor moeten gebeuren In de eerste plaats, dat de weg door de gemeente wordt overge nomen. En dat wij die van de respectievelijke eigenaren voor een zwart gezicht wel over zullen krijgen, gelooft spreker ook wel. In de tweede plaats wil spreker er de aandacht op vestigen dat men zich direct niet blind moet staren op het aanbrengen van kademuren; daar mee behoeft niet in de eerste plaats te worden begonnen. Het onderhoud van het vaarwater is toch, voor zoover spreker weet, bij Gedeputeerde Staten of de provincie en de toestand, waarin die zaak verkeert, is wel zoo desolaat, dat die niet is in het belang van het vaarwater. Dat is dus in de eerste plaats een zaak,waar Gedepu teerde Staten mee hebben te maken als spreker zich vergist, zal de Voorzitter hem dat wel zeggen. Het is zelfs nog erger, er worden ladingen takkebossen in de wallen gegooid en wanneer dan het water gaat stijgen, gaan die natuurlijk het vaarwater in, een toestand, dien men toch niet verdedigen kan. Spreker meent dus dat men in de eerste plaats onder de oogen moet zien en hij gelooft ook wel dat dit vlug kan, waar het adres al een jaar geleden is binnen gekomen de kwestie van overname en wat daaraan vast zit. En dan zal men in de eerste plaats moeten beginnen met een paar bruggen in orde te maken, omdat daarbij een toestand heerscht, die niet te verdedigen is. Spreker heeft het verleden jaar gezien dat een dame, die daar langs fietste, in het water terecht kwam, ge lukkig nog buiten de brug en niet op palen of balken; op die manier kunnen er zeer ernstige ongelukken ge beuren. Men kan voor betrekkelijk weinig geld een goede betonnen brug bouwen, het behoeven maar kleine te wezen en er zijn ook betonbruggen die dit aan het adres van sprekers linker-buurman in het beeld van het landschap passen, terwijl zoo'n brug niet zoo veel aan dagelijksch onderhoud noodig is. Verder zal de weg geëgaliseerd moeten worden en hier en daar een gedeelte wal verbeterd. Als men dus wil, kan men, met niet zoo veel kosten, een mooie wandeling maken. Leeuwarden beschikt niet over veel wandelwegen en als spreker nagaat dat men, gaande langs de Dokkumer Ee, den Vierhuister weg en den Stienserweg terug, een mooi geheel zal krijgen, dringt hij er op aan deze zaak ernstig onder de oogen te zien. De heer Beekhuis (wethouder) wil den heer Dijkstra in herinnering brengen dat deze zaak lang niet nieuw is, maar ook al in veel vroeger jaren reeds in den Raad is geweest, dat er toen zelfs een commissie uit den Raai is benoemd, waarin spreker toen zelf ook zitting had, om hetzelfde doel, dat de heer Dijkstra zich nu voor oogen stelt, te trachten te bereiken en dat toen ge bleken is dat dit - de heer Dijkstra loopt daar nu wel wat licht overheen heel veel geld zou kosten. De zaak is dat het vaarwater wel in onderhoud is bij de provincie, maar niet de wallen, die in onderhoud zijn bij de eigenaren van den Dokkumertrekweg. Nu is het eigenaardige spreker weet niet of het op het oogen- blik nog zoo is dat die weg destijds in handen was van een totaal onvermogende. Aan den Dokkumertrek weg is een heele geschiedenis verbonden; spreker zal die nu niet geheel ophalen, maar die weg was vroeger gemeenschappelijk eigendom van, naar hij meent, Har- lingen en Leeuwarden en nu heeft indertijd Harlingen zijn gedeelte, met toestemming van Gedeputeerde Sta ten, overgedragen aan iemand, die niets in de wereld bezat, die dus, hoewel tot onderhoud verplicht, dat niet kon doen en op wien ook geen verhaal was. Als de gemeente echter den weg zou overnemen, dan staan, ten spijt van de redeneering van sommigen, onze finan ciën er toch niet zoo slecht voor, dat op ons geen ver haal mogelijk zou zijn en dan gelooft spreker dat dit voor Leeuwarden een heel duur werk zou worden. In ieder geval is destijds de zaak èn bij de commissie èn bij den Raad afgestuit op de hooge kosten. Er is toen ook nog geprobeerd het werk in orde te maken met sub sidie van de provincie. Wel is toen in het vooruitzicht gesteld dat, als de weg werd doorgetrokken tot den Vierhuisterweg, waardoor hij dan een verbindingsweg zou worden, het werk dan als zoodanig voor een sub sidie in aanmerking zou komen, maar toch is de zaak ten slotte op de te hooge kosten afgestuit. Spreker mag nu misschien wel namens het college toezeggen dat dit de kwestie nog wel eens onder de oogen wil zien, maar de Raad moet er zich toch niet te veel van voorstellen dat dit veel succes zal hebben. De heer Dijkstra zegt dat, wat de heer Beekhuis ver telt, hem ook niet geheel onbekend is, maar dat dit voor hem toch geen reden is om de zaak niet nog eens krach tig aan te pakken. Spreker noemt juist met opzet het onderhoud van het vaarwater, omdat er een provinciaal belang in is gele gen dat de wallen goed worden onderhouden en de pro vincie dus ook graag zal willen dat het onderhoud niet is bij iemand, waarop niets is te verhalen. Als dat er aan vast zit, meent spreker dat er met eenigen goeden wil iets is te bereiken. Spreker heeft zoopas nog iets vergeten. De brug over de Jelsumervaart, die in dezelfde weg ligt, is, als spreker zich niet vergist, in onderhoud bij de gemeenten Leeu warden en Leeuwarderadeel; in ieder geval, dat kan worden nagezien, maar spreker meent dat het zoo is. Spreker gelooft wel dat het college dat op het oogen- blik niet weet, ten aanzien van dergelijke kleinigheden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 24