Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925.
zij een goede oplossing hebben, deze zoo gauw mogelijk
aan den Raad zullen mededeelen.
De heer Posthuma had zich oorspronkelijk voorge
steld om van zijn idee een voorstel te maken; hij voelt
echter aan de stemming in den Raad dat dit er niet door
zou komen. Spreker wil wel zeggen dat hij, ondanks
het bezwaar, dat allicht het terrein op den hoek van de
Bleeklaan en den Groningerstraatweg in erfpacht zal
kunnen worden uitgegeven, zijn voorstel toch zou heb
ben gehandhaafd, als hij zou hebben gevoeld, dat dit
door den Raad zou worden aangenomen; hij gelooft dat
het gevaar aan het Hoeksterend zoo groot is, dat wij
inderdaad over een uitgaaf in dezen zouden moeten
heenstappen. Spreker voelt echter dat de geest in den
Raad daar tegen is en zal daarom dat voorstel niet doen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 121a wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 121Verbetering van bestrating en het ver
vangen van een gedeelte der veldkcibestrating door be
strating met andere steensoorten 6.000.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller heeft meerdere malen bij dezen post
gesproken en ziet op het oogenblik dat, terwijl het vo
rige jaar de post is geraamd op 12.000.en ook het
afgeloopen jaar de werkelijke uitgaven daarop
12.000.zijn geweest, de post nu is geraamd op
6000.Spreker heeft er indertijd al een paar keer
op aangedrongen om de veldkeibestrating van het uiter
ste gedeelte van het Vliet, van het Ruiterskwartier bij
de Harmonie en van de Oldegalileën te vervangen door
andere bestrating. Nu zinspeelt de heer Molenaar er op
dat dit met het uiterste gedeelte van Oldegalileën al
is gebeurd, maar het komt spreker voor dat dit ook met
het achterste gedeelte van het Vliet dient te gebeuren.
Spreker heeft die zaak ook in de sectie besproken en
men heeft hem toen verwezen naar den Kapitaaldienst,
waar de post „Voortzetting van het maken van een wal-
muur met bestrating aan het Noordvliet (Slot)" voor
memorie is uitgetrokken. Het komt spreker voor dat wij
daar niet veel mee opschieten. Die post heeft hier al
eenige jaren gestaan als memoriepost en er is reeds eer
der toegezegd dat dit in den loop van het volgende
dienstjaar zou gebeuren. Dat is twee jaar geleden al
toegezegd, het vorig jaar heeft spreker de behandeling
van de begrooting wegens ziekte-omstandigheden niet
kunnen meemaken, maar hij zou nu wel van het college
willen vernemen of nu in het komende boekjaar de be
strating van het Noordvliet (Slot) zal kunnen worden
vervangen door een bestrating van andere steensoorten.
De Voorzitter merkt op dat de vraag omtrent het
Noordvliet (Slot) behoort te worden gesteld bij den be-
trekkelijken post, dus bij volgno. 205 en nergens anders
bij. Als de heer Muller meent dat men met een memorie-
post niet opschiet, moet hij bij dien post voorstellen
daar een cijferpost van te maken.
Zoodoende blijft dus alleen zijn andere vraag omtrent
de verbetering der bestrating.
De heer Fransen (wethouder) merkt op dat op de
staat, die omtrent de straatverbetering is gevoegd bij
de stukken, enkele straten voorkomen, die dit jaar in
aanmerking komen voor het vervangen van de veldkei
bestrating door ander materiaal. Daarvoor is op de be
grooting gezet een bedrag van 6000.en spreker is
daarin meegegaan. Welk gedeelte het eerst aan bod
komt, m. a. w. welk gedeelte het noodigste is, is moeilijk
te zeggen: dat wordt door Gemeentewerken aangege
ven en in overleg met het college bepaald, maar de
Eestraat staat er ook op. Zoolang het materiaal niet op
is en de post niet is uitgeput, gaat Gemeentewerken
door, maar men neemt eerst de straten, die het nood
zakelijkst zijn. Zoo worden geleidelijk de veldkeibestra-
tingen vervangen door bestratingen van andere steen
soorten. Spreker meent dat het Ruiterskwartier en het
Groot Schavernek ook op de staat staan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 121 worden onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 122 en
23 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 125. Onderhoud van
slooten, vijvers, ponten, statten, enz.
kanalen, vaarten,
f 2.260.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Botke heeft in de secties bij dezen post ook
een opmerking gemaakt, maar het is misschien niet
kwaad die hier in openbare vergadering te herhalen.
Spreker komt dikwijls langs de Spoorsloot, welke
jaarlijks vanwege de gemeente wordt schoongemaakt
en hij ergert er zich dan altijd aan hoeveel vuil er in
die sloot wordt gegooid door de bewoners van de
Spoorstraat. Het schijnt, dat de inenschen in die omge
ving meenen, dat zij die sloot kunnen gebruiken als een
plaats, waar zij overtollige dingen kunnen deponeeren;
spreker ziet daarin soms oude stroozakken, gebruikte
emmers en aschvaten, enz.
Het is ook eigenaardig, hoe weinig de menschen er
zich van aantrekken dat gemeente-eigendommen worden
weggegooid. Het is in den laatsten tijd niet zoo erg meer
als vroeger, dat de jeugd daar gaten breekt in het trot
toir en dan de steenen gooit in de Spoorsloot; daarin
is nu wat verbetering gekomen, omdat er een trottoir
band van beton is gelegd, maar toen die bestond uit
hout en er beweging in was te krijgen, werden er
massa's steenen in de sloot gegooid en spreker heeft
gezien, dat het publiek er langs liep, zonder dat daar
over een opmerking werd gemaakt. Hij zegt dit in het
openbaar, omdat het zijn nut kan hebben, opdat men
dergelijke dingen en vooral het vuil maken van die sloot
misschien zal kunnen verhinderen.
Spreker wil ook nog wijzen op de tuintjes langs de
spoorbaan. Daar is misschien niet veel aan te doen,
maar men zou een bericht naar de spoorwegmaat
schappij kunnen zenden met verzoek dat de betrokken
menschen zullen zorgen dat die tuintjes langs den spoor
weg ook in den nazomer behoorlijk in orde zijn. Dat zou
misschien nog verbetering kunnen brengen. In den zo
mer gaat het heel goed; dan moet de oogst nog groeien
en moeten de tuintjes dus worden onderhouden, maar
als de vrucht er af is, laat men ze precies zoo liggen als
ze zijn. Wanneer zij, die daar een tuintje hebben, daar
een klein beetje moeite op deden, zou het aanzien daar
een stuk worden verbeterd.
De heer Cohen zegt dat hij degene is geweest, die in
de sectievergadering de opmerking heeft gemaakt om
trent het reinigen van de verschilllende bochten in de
grachten. Het is hem dikwijls opgevallen dat, vooral op
Zondag, in de bochten van den Harlinger- en den Noor
dersingel, waar juist het water stilstaat, veel drijvend
vuil wordt gevonden, van die ongerechtigheden, die ook
door den heer Botke zijn genoemd, als stroozakken,
oude stoelen en matten, enz. In de week is het al erg,
maar wanneer men op Zondag, wanneer ieder wandelt,
in de hoeken en bochten van de grachten dat vuil ziet
drijven, is dat toch niet zooals 't behoort. Spreker zou
Burgemeester en Wethouders willen aansporen daarop
te letten.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 337
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925.
De heer Lautenbach (wethouder) heeft met den di
recteur van de Reiniging gesproken over de klacht van
den heer Cohen, omdat die klacht toevallig in sprekers
sectie is geuit. De directeur heeft daarop geantwoord,
dat het schoonmaken of het „afroomen" van de grach
ten", zooals men het zou kunnen noemen, veel beter
plaats vindt dan vroeger, maar dat, zoolang het politie
toezicht niet scherper is -als men er van de Reiniging
om 3 uur vandaan komt en men komt er om 4 uur weer,
dan is er weer van allerlei rommel in gesmeten de
Reiniging daar totaal machteloos tegenover staat, zoo
wel wat betreft de buiten- als de binnengrachten.
Den Voorzitter verwondert het dat de politie hierbij
wordt gehaald; het is in Leeuwarden niet erger dan in
andere plaatsen. Spreker ziet het ook wel eens: er
komt iemand z'n huis uit, kijkt eerst dien kant uit en
dan dien kant en dan gooit hij het er in. Kan iemand
raad geven hoe men zoo iemand moet betrappen? Spr.
wil graag aannemen dat men een verordeing kan maken
dat het zoo niet mag en die is er ook wel, maar het gaat
zoo: eerst kijkt men dien kant uit en dan dien kant en
als de politie er dan niet is, dan gaat het er in.
De heer Lautenbach (wethouder) zegt dat het alleen
zijn bedoeling is geweest en hij gelooft ook van den
directeur van de Reiniging om met het volste recht
die opmerking te maken dat de toestand, zooals die hier
herhaalde malen is opgemerkt, niet de schuld is van
de Reiniging.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 125 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 126. Kosten van het baggeren van grachten
en vaarten10.000.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Veen merkt op dat Burgemeester en
Wethouders in de Memorie van Antwoord vragen dat
zij
„gaarne op de hoogte worden gesteld in hoeverre
in het oog van hem, van wie de opmerking afkomstig
is, het baggeren in de gracht bij de kazerne noodig
of wenschelijk is."
In de sectie is door spreker de opmerking gemaakt dat
een deei van de gracht, vanaf het Molenpad tot aan half
weg de kazerne, op het oogenblik noodig moet worden
gebaggerd en wel om deze reden, dat vooral in den
zomer door de brug van den Oostergrachtswal tot de
Oosterkade de zwaar geladen schepen voor Burmania
niet kunnen passeeren, maar dat deze, voordat zij door
de brug kunnen, eerst half afgeladen moeten worden
of, als zij er al zoo doorgaan, zij herhaaldelijk in de brug
blijven zitten en daar met de lier door gedraaid moeten
worden. Dit is hinderlijk voor het verkeer, waarom het
wenschelijk zou zijn om vanaf het Molenpad, door de
brug en tot halfweg de kazerne te baggeren. De zware
schepen en booten, die daar vlak achter de brug draaien,
slaan de geul daar met de schroef dicht.
De heer Fransen (wethouder) kan hierop antwoorden
dat hij deze zaak inet Gemeentewerken zal bespreken
en dat, als het noodig is te baggeren op die plaats, hij
in overleg met Gemeentewerken dit zal bevorderen.
Den heer IJ. de Vries heeft het meer dan eens ge
troffen dat een schip vastzit in de brug over het Vliet
en nu is het voor hem de vraag: is daar wel beter te
baggeren? Als daar beter gebaggerd wordt, heeft men
dan ook kans dat de bruggehoofden verzakken en dat
men het dus niet doet om het behoud van de hoofden?
Men kan er wel wat meer modder uit halen, dat is niet
zoo slim, maar de stevigheid van den walmuur staat er
ook mee in verband en dus moet men daar buitenge
woon voorzichtig mee zijn. Het Vliet is er niet op be
rekend, dat daar dergelijke groote en beladen schepen
passeeren; dit is iets, waar meer haken en oogen aan
vast zitten.
De heer Fransen (wethouder) zegt dat uitbaggeren
nooit geen kwaad kan doen aan den grond en aan de
wallen. Alleen uitdiepen kan gevaar opleveren, maar
uitbaggeren kan absoluut geen kwaad, omdat men daar
mee niet in den vasten grond komt. Spreker meent dat
men daar gaat tot 2.10 M. beneden Zomerpeil daar
wordt de machine op gezet en dieper gaat men dan niet.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 126 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 127-131 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 132. Onderhoud van de rijwielbewaarplaats
achter het beurs- en waaggebouw 228.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Schoot zegt dat door hem in de sec
tie een opmerking is gemaakt omtrent de rijwielbewaar
plaats achter de Beurs. Hij is daar af en toe geweest
en dan heeft het zijn aandacht getrokken dat dit bij
slecht weer een absoluut slechte bewaarplaats is voor
rijwielen; als de wind er achter op staat, slaat de regen
op de rijwielen en is het daar voor de bewaarders ab
soluut niet om te verkeeren, het waait daar van alle
kanten. Geeft het nu zoo'n groote moeite en kosten om
daar een goede bewaarplaats van te maken, door het
achterschot dicht te maken? Het is daar nu voor de
menschen, die er moeten verkeeren, een ideale plaats
om er ziek te worden. Spreker zou tot Burgemeester en
Wethouders het verzoek willen richten om de bewaar
plaats te verbeteren.
De heer Fransen (wethouder) wil den heer Van der
Schoot opmerken dat Burgemeester en Wethouders in
de Memorie van Antwoord zijn opmerking reeds hebben
beantwoord, maar wil hem toch nog wel de toezegging
doen dat zij de zaak nog eens onder de oogen zullen
zien en, als er niet te veel kosten mee gepaard gaan,
zullen trachten aan zijn verzoek tegemoet te komen.
De heer Beekhuis (wethouder) wil alleen deze op
merking maken, dat hier een ontvangstpost van slechts
285.tegenover staat, zoodat dit niet zoo'n heel
voordeelig zaakje is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 132 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 133 en 134 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 135. Onderhoud van plantsoenen
30.228.—.
Volgno. 136. Onderhoud van het Rengerspark
5.380.—.
Volgno. 137. Onderhoud van kweekerij, plantenkas
sen en broeikassen1.479.40.
Volgno. 138. Onderhoud van den Prinsentuin, enz.
7.697.80.
Volgno. 13.9. Onderhoud van hoornen, afkeeringen,
enzf 4 080.—.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi merkt op dat er