338 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925.
in de secties diverse aan- en opmerkingen zijn gemaakt
omtrent den Prinsentuin; zoo ook in haar sectie, waar
van staat in het sectierapport (Gemeentebegrooting
volgno. 129)
„Een lid vraagt, of de Prinsentuin beheerd wordt
in overeenstemming met den wil van den schenker."
Zoo heeft spreekster echter heelemaal de opmerking
niet gemaakt. Zij heeft alleen bedoeld dat zij het zoo
jammer vindt dat de tuin daar zoo ligt en dat daarvan
zoo weinig gebruik wordt gemaakt. Zij heeft gevraagd
of er ook wat anders mee kan gebeuren, maar meende
dat een reorganisatie zou afstuiten op den wil van hem,
die den tuin geschonken heeft. Wat hier staat, slaat dus
betrekkelijk wel op haar vraag, maar toch heeft zij die
heel anders gesteld en vandaar dat ook het antwoord
van Burgemeester en Wethouders niet bevredigend voor
haar is. Spreekster vraagt of de Voorzitter haar niet
begrijpt.
De Voorzitter: Wij kunnen er toch niets aan doen dat
het sectierapport zoo is.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wil daarom laten
uitkomen dat de bedoeling van haar vraag is dat er op
het oogenblik zoo weinig gebruik wordt gemaakt van
den Prinsentuin en dat zij het zoo jammer vindt dat
zoo'n mooie tuin zoo weinig wordt bezocht. Is daar
niets aan te veranderen? Zij weet niet hoe de deskun
digen daarover denken, maar zij moet het werkelijk be
treuren dat er zoo weinig gebruik van wordt gemaakt.
De Voorzitter: Ik begrijp nog niet heelemaal precies
Uw bedoeling. Meent U wat betreft de uitvoeringen of
in het algemeen?
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: In het algemeen.
De heer Hofstra heeft in de secties naar aanleiding
van de volgnos. 135139, betreffende het onderhoud
van de plantsoenen, de vraag gesteld of, gezien het vrij
hooge kostenbedrag, dat voor alle onderhoud over die
volgnos. door spreker is berekend op 52.000.-het
ook mogelijk zou zijn hierop te bezuinigen. Nu zijn
Burgemeester en Wethouders daaraan in zooverre te
gemoet gekomen, dat zij zeggen onder volgno. 135 van
hun Memorie: „Zooveel mogelijk zal op de kosten van
bestaande plantsoenen worden bezuinigd", en nu zou
spreker daardoor bevredigd kunnen wezen indien Bur
gemeester en Wethouders niet daaraan nog een con
clusie vastknoopten, door te zeggen: „doch men diene
niet te vergeten dat de gemeente door natuurschoon al
zoo weinig is bedeeld". Ja, dat is het voor spreker nu
niet. Hij gaat accoord met de bewering van Burge
meester en Wethouders dat wij niet ruim bedeeld zijn
met natuurschoon, maar naar aanleiding van dat niet
ruim bedeeld zijn, komen hem de kosten wèl ruim voor.
Als wij veel plantsoenen hadden, zou hij zich die kosten
kunnen getroosten, maar omdat wij die niet veel hebben,
heeft hij tegen een bedrag van 50.000.wel eenige
bedenking en zou hij in overweging willen geven die
kosten nader onder de oogen te zien.
In de tweede plaats meent spreker ook bij volgno.
135 de vraag te hebben gesteld of het niet mogelijk is
de schutting om den Prinsentuin weg te nemen. Ook
daaraan zijn Burgemeester en Wethouders tegemoet
gekomen, door te zeggen dat t. z. t. door Burgemeester
en Wethouders die zaak in hun college onder de oogen
zal worden gezien. Maar als dan onder volgno. 138 staat
dat men 200 M. afkeering wenscht te vernieuwen, dunkt
spreker dat het des te meer tijd wordt om die schutting
er weg te nemen. Als Burgemeester en Wethouders van
plan zijn om die zaak te bezien, dunkt spreker dat het
daarvoor op het oogenblik de aangewezen tijd is, want
wanneer men nu eerst nog gaat vernieuwen en straks
de zaak onder de oogen gaat zien, krijgt men dubbel
werk. Het lijkt spreker het beste om nu direct maar die
schutting er weg te nemen.
De heer Van der Schoot heeft in de sectie ook bij het
onderhoud der plantsoenen gevraagd of het niet mogelijk
is en goed zou zijn om de plantsoenen, gelegen achter
het Gerechtshof en de Harmonie, die toch van zeer
weinig waarde zijn en waarvan niet veel gebruik wordt
gemaakt, op te ruimen en daarvan te maken een soort
van marktterrein. Spreker heeft die opmerking in het
sectierapport niet gevonden, zoodat daarop ook geen
antwoord kon komen, maar hij meende haar hier toch
onder de aandacht te moeten brengen. Hij meent dat
de markt te klein wordt en dat het daar voornamelijk
voor veilingen een zeer mooie, kleine plaats zou zijn,
terwijl een dergelijke inrichting ook het vervoer daar
langs ten goede zou komen. Spreker zou daarom deze
kwestie graag onder de aandacht van Burgemeester en
Wethouders willen brengen, opdat zij t. z. t. kunnen
nagaan of die terreinen rendabel zijn te maken.
Aan een voorstel, om van den Prinsentuin evenals
het Rengerspark een open park te maken, dus de schut
ting weg te nemen en het park voor het publiek open
te stellen, zou spreker gaarne zijn stem geven.
De heer M. Molenaar heeft in de sectie ook een op
merking gemaakt, waarop, evenals op die van mevrouw
Buisman, geen antwoord is gekomen. Hij heeft, naar
aanleiding van het feit dat er zoo weinig bezoekers in
den Prinsentuin komen, in de sectie gevraagd om daar
twee uitgangen open te stellen en hij deed dit naar aan
leiding van het verslag van den directeur der gemeente
werken over 1924, waarin deze ook de opmerking heeft
gemaakt, dat het naar zijn meening wenschelijk zou zijn
den Prinsentuin zoo in te richten, dat die in de wande
ling van het publiek kan worden opgenomen. Nu ant
woordt het college wel dat van de vier uitgangen er
twee steeds open zijn, maar die liggen zoo dicht bij
elkaar, dat het wandelend publiek daar geen gebruik
van kan maken; het kan dat alleen, als het vóór in kan
gaan en er achter uit door den uitgang bij school 9.
Spreker meent dat dit de oplossing zal wezen en dat
langs dien weg veel meer bezoekers van den Prinsentuin
zullen genieten.
In verband hiermee heeft spreker ook gesproken over
een tweeden uitgang in het Rengerspark. Zijn bedoeling
was hij weet niet of hij voldoende duidelijk is ge
weest, maar het sectie-rapport was dat althans niet
om een verbinding te maken tusschen het Rengerspark
en het daarnaast liggende kerkhof, zoodat beide tegelijk
als één geheel in de wandeling van het publiek kunnen
worden opgenomen. Wanneer men achter in het Ren
gerspark over de sloot een bruggetje maakt, dat met een
afsluitbaar hek kan worden afgesloten, wanneer het
kerkhof wordt gesloten, is daartegen geen bezwaar.
Spreker gelooft dat het publiek dit ook op prijs zou
stellen en dat ons zeer schoone oude kerkhof daardoor
meer bezoek zou krijgen.
De heer K. de Boer zou hierbij ook een paar opmer
kingen willen maken. In de eerste plaats komt in de
Memorie van Antwoord deze uitdrukking voor
„Uitbreiding van het houten gebouwtje in het Ren
gerspark komt Burgemeester en Wethouders nog
steeds niet noodig en uit een oogpunt van sierlijkheid
ook niet wenschelijk voor."
Die laatste opmerking deelt spreker volkomen, maar dat
ding staat er nu eenmaal en spreker wil er de aandacht
op vestigen, dat wij reeds twee maal bij de behandeling
van de begrooting de toezegging van Burgemeester en
Wethouders hebben gekregen, dat zij daaraan uitbrei
ding zouden geven, omdat die sociëteit voor oude
mannen niet voldoende groot is om allen plaats te geven.
Hij geeft volkomen toe dat het geen sieraad is voor het
Rengerspark misschien is er echter wel een andere
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 339
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925.
plaats te vinden, waar het gebouwtje een beetje meer
verborgen staat en niet zoo in het oog valt.
In het algemeen deelt spreker de opmerking van
Burgemeester en Wethouders dat, waar Leeuwarden
zoo weinig is bedeeld met natuurschoon, wij aan den
aanleg van kunstmatig schoon zooveel mogelijk tege
moet moeten komen en hij wil hier in het openbaar een
woord van hulde brengen aan de menschen, die met de
behandeling van de plantsoenen belast zijn; het is
prachtig, wat zij daarin tot stand brengen, zoowel wat
de planten zelf als de beplanting betreft. Spreker ge
looft dat Leeuwarden in dit opzicht wel kan meedoen,
alleen zou hij graag zien dat de benaming nog wat
ruimer werd aangebracht dan op het oogenblik hij
merkt op, dat een massa wandelaars het op prijs stellen
te kunnen zien welke plant of boom het is en wat de
eigenschappen daarvan zijn.
Spreker wil nog even terug komen op hetgeen de
heer Botke heeft gezegd. Hij heeft zichzelf dikwijls de
vraag gesteld of het niet de moeite waard en niet mo
gelijk zou zijn de sloot langs de Spoorstraat en de
Willem Lodewijkstraat te dempen en daar, in overleg
met en met medewerking van de spoorwegmaatschappij
een lang plantsoen aan te leggen. Dat gedeelte van de
stad heeft in dat opzicht niet veel, dat was misschien
een mooie ruimte voor een plantsoen en daardoor zou
een stadsgedeelte, dat er op het oogenblik vuil uitziet,
een mooi stadsgedeelte worden. Dat zou met weinig
middelen zijn te bereiken, waarom spreker hij zal er
geen voorstel van maken deze gedachte in nadere
overweging wil geven.
Spreker deelt de opmerking, die omtrent den Prinsen
tuin is gemaakt; hij meent dat het Rengerspark over
belast is, vooral op Zondag, maar hij meent niet dat
daar een tweede uitgang moet worden aangebracht,
omdat hij gelooft dat dit een belemmering zal worden
voor het toezicht. De bewaarders hebben nu al werk
genoeg om de kleine kinderen en honden buiten het
park te houden; wanneer er twee uitgangen zouden
komen, zou bij eiken uitgang een bewaarder moeten
post vatten. Wel meent spreker dat de Prinsentuin, ook
een mooi park, dat thans verborgen ligt achter een
schutting, meer in het verkeer moet worden betrokken.
Hij gelooft dus dat het denkbeeld, om dit park open te
maken, door de schutting weg te breken, wel over
weging verdient; hij weet niet of dit mogelijk is in ve>
band met de bepalingen, die de schenker heeft gemaakt,
maar als het mooi zal worden of zijn, dan zal men den
Prinsentuin zoo moeten inrichten, dat hij geheel in de
plantsoenen wordt opgenomen, desnoods door ontslui
ting van het eene en het andere eind.
De heer Oosterhoff zou, in tegenstelling met hetgeen
de heer De Boer heeft gezegd, met een enkel woord
willen ondersteunen wat de heer Hofstra in het begin
van zijn betoog naar voren heeft gebracht. Spreker stelt
er ook bijzonder veel prijs op dat onze plantsoenen er
mooi uitzien, maar het wil hem voorkomen, dat het
totaal bedrag, dat daarvoor wordt uitgegeven, buiten
gewoon hoog is. De heer Hofstra heeft een bedrag van
52.000.genoemd, maar spreker gelooft dat hij
eenigszins abuis is, omdat hij heeft vergeten er bij op
te tellen 25 algemeene onkosten, zoodat daarvoor
een bedrag van 65.000.a 66.000.- wordt uit
gegeven. Naar sprekers meening is daarop wel te be
zuinigen, zonder al te veel schade te doen aan de plant
soenen. Hij vindt dat dit zou kunnen gebeuren, door in
plaats van in verschillende bloemperken een of twee
maal in het jaar nieuwe planten te zetten, daarin vaste
planten aan te brengen, die eenige jaren aaneen kunnen
blijven staan en door van enkele bloemperken gazons
te maken, wat toch ook heel mooi staat. Spreker had
eerst gedacht voor te stellen van den betrokken post
1.af te trekken hij heeft dat voorstel al eerder
gedaan om Burgemeester en Wethouders daarmee
den wenk te geven bezuiniging in die richting te zoeken,
doch hij acht dit overbodig met het oog op het antwoord
in de Memorie van Antwoord, waarin door Burgemeester
en Wethouders is toegezegd, dat zij zooveel mogelijk
op de kosten van de plantsoenen willen bezuinigen. Hij
acht dus het doen van een voorstel niet noodig.
De heer Botke merkt op dat de heer Hofstra heeft
gevraagd of er niet bezuinigd kan worden op het onder
houd van de plantsoenen en dat de heer Oosterhoff
zich in denzelfden geest heeft uitgelaten. Spreker wil
er echter op wijzen dat in de laatste 6 of 7 jaren het
onderhoud niet duurder is geworden, terwijl er in den
loop dier jaren toch heel wat bij is gekomen. Sinds
1918 toch is er bij gekomen het onderhoud van plant
soenen bij de Ambachtsschool, bij de Julianastraat, bij
de Patrimoniumwoningen, bij het Emmaplein, bij de
Tabagostraat, bij de Kalverstraat, tusschen de Ram
en Schapestraat, het Groningerplein, bij de Leeuwrik-
straat (2 stuks), bij Baensein en tusschen Franeker- en
Beetgumerstraat. Er is dus heel wat onderhoud bij ge
komen, terwijl de uitgaven niet zijn verhoogd. Spreker
gelooft, dat wij een plantsoen-opzichter hebben, die
uitermate berekend is voor zijn taak en die de zaken
zoo zuinig en zoo goed mogelijk beheert, zoodat daarop
niet meer bezuinigd kan worden. Spreker is het vol
komen eens met de beschouwing in de Memorie van
Antwoord van Burgemeester en Wethouders, dat de
plantsoenen zoo goed mogelijk moeten worden onder
houden, omdat wij al zoo weinig zijn bedeeld met na
tuurschoon.
Ten opzichte van het hek om den Prinsentuin heeft
spreker ook geïnformeerd, omdat er in de sectie over
gesproken was en toen is hem uitdrukkelijk verklaard
dat, als het hek weg ging, het onderhoud duurder zou
worden. Hem is het voorbeeld genoemd van een plant
soen, waarvan het onderhoud met 600.verminderde,
toen er een hek om werd gezet, terwijl hem is gezegd
dat, als het hek om den Prinsentuin werd verwijderd,
de planten, die in de kas worden gekweekt, dan daar
niet meer geplaatst kunnen worden, omdat de tuin dan
publiek terrein is geworden. Spreker zou echter wel
het groote hek achter in den tuin open willen zetten,
opdat de tuin meer in aansluiting met den wandelweg
kan worden gebruikt.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi gelooft toch ook
dat wij onzen mooien Prinsentuin tot iets moeten maken,
waarvan veel gebruik wordt gemaakt. Het is meer dan
jammer dat die tuin zooveel geld kost en dat daarvan
zoo weinig gebruik wordt gemaakt. Nu heeft zij gezien
dat in Maart de pacht afloopt; zouden Burgemeester en
Wethouders nu niet eens onder de oogen kunnen zien
of de tuin niet met een andere manier van exploitatie
beter rendabel is te maken? Spreekster heeft gelezen
dat er nu in plaats van 35 slechts 13 concerten in den
Prinsentuin zullen worden gegeven, die gaan dus wegens
te weinig belangstelling ook al achteruit. Zij zou daarom
graag willen dat Burgemeester en Wethouders eens
ernstig onder de oogen wilden zien of door een veran
derde of verbeterde exploitatie van den tuin deze niet
beter aan zijn doel zou kunnen beantwoorden.
De heer Van der Schoot heeft nog een opmerking van
hem in het sectie-rapport gemist, n.l. dat hij, in verband
met het feit, dat aan den Groninger- en den Harlinger-
straatweg 6 nieuwe banken zullen worden geplaatst,
heeft gevraagd te vermelden dat hij graag zou zien dat
er ook een bank werd geplaatst op den hoek van het
Emmaplein en de Willem Lodewijkstraat. Aan dien kant
van de stad zijn ook veel oude menschen, die daar dan
ook in den zomer een zitje zouden hebben. Spreker
mist die opmerking in het sectie-rapport en zou haar
daarom nog graag onder de aandacht van Burgemeester
en Wethouders willen brengen.