r r 4v
340 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925.
De Voorzitter wil opmerken dat beide punten, die de
heer Van der Schoot heeft aangehaald, niet in het secie-
verslag voorkomen en dat wij hier eigenlijk niet anders
behandelen dan wat ook in de secties is behandeld. Als
de heer Van der Schoot nu de verzekering geeft dat zijn
opmerkingen ten onrechte uit het sectieverslag zijn ge
laten, kunnen Burgemeester en Wethouders daarop nog
wel antwoorden, maar in het algemeen bestaat hier de
gewoonte om zich te houden aan hetgeen in de secties
is behandeld.
De heer Hooiring wil den heer Van der Schoot op
merken dat deze de kwestie van de zitbank aan het Em-
maplein slechts zeer terloops heeft ter sprake gebracht
en dat hij er absoluut geen prijs op stelde dat die kwes
tie in het rapport werd opgenomen. De kwestie van de
plantsoenen bij het Gerechtshof en de Harmonie heeft
spreker wel opgenomen, maar de heer Van der Schoot
stelde er ook geen prijs op dat deze zaak werd opge
nomen in het sectieverslag.
De heer Van der Schoot: Dat is dan een misverstand.
De heer Fransen (wethouder) merkt op dat verschil
lende leden meenen dat er op de kosten van de plant
soenen kan worden bezuinigd en hij geeft toe dat er op
een belangrijk bedrag van 60.000. zeer zeker kan
worden bezuinigd, maardat gaat dan natuurlijk
ten koste van de plantsoenen. Als nog was aangegeven
op welke posten men wenschte te bezuinigen, zou daar
over zijn te praten, maar het is, zooals in de Memorie
van Antwoord is gezegd: waar Leeuwarden zonder na
tuurschoon is, moet men het voor ingezetenen en vreem
delingen door plantsoenen en parkjes zooveel mogelijk
aantrekkelijk maken. Als men er nu een eenigszins be
hoorlijk bedrag ging afnemen ook Burgemeester en
Wethouders hebben er over gesproken of zij dat zouden
doen, maar zij hebben na rijpe overweging besloten het
niet te doen dan zou dat misschien bij een deel van
den Raad in goede aarde vallen, maar spreker heeft de
vaste overtuiging, dat men dan het volgend jaar aan
merkingen zou maken op het onderhoud van de plant
soenen. Er is hier gezegd dat die nu in een toestand
verkeeren, zoo netjes, dat de heer K. de Boer een woord
van dank heeft gebracht aan hen, die met het onderhoud
zijn belast. Ook Burgemeester en Wethouders zijn van
meening dat er op de plantsoenen niet kan worden be
zuinigd, want een bezuiniging van een paar honderd
guldens geeft niets; het moet in de duizenden loopen
en Burgemeester en Wethouders achten zich niet ver
antwoord om onze plantsoenen, die door ieder worden
geroemd, in een minder goeden toestand te laten ver
keeren dan tot nu toe, waarom zij meenen de kosten
niet te kunnen verminderen. Spreker heeft een onder
houd gehad met den opzichter van de plantsoenen, die
daarover het beste kan oordeelen, en hij heeft met hem
uitvoerig besproken of er te bezuinigen was. Toen zijn
alle kosten nagegaan en de opzichter heeft gezegd: op
alle kosten kunnen wij bezuinigen, maar dan wordt alles
minder gedaan, nog meer dan naar evenredigheid van
het bedrag, dat wordt afgetrokken; als er 10 van het
onderhoud wordt afgetrokken, is het gevolg dat de zaak
er wel 20 minder uitziet. Daarom wenschen Burge
meester en Wethouders niet minder voor te stellen.
Nu is er gezegd dat, als men de schutting om den
Prinsentuin zal verwijderen, het dan daarvoor nu den tijd
is, omdat op de begrooting staat het vernieuwen van
200 M. afkeering. Waar het hier echter een post betreft
van slechts ruim 200.—, meent spreker dat men wel
kan begrijpen dat dit niet gaat over het vernieuwen van
200 M. schutting die dan slechts 1.per strek-
kenden meter zou kosten die post heeft betrekking
op de afkeering van gazons, waarvoor dan misschien
nog meer zou moeten worden uitgegeven, als de schut
ting weg ging.
Verder zou spreker zeggen dat alle andere opmer
kingen en overwegingen door Burgemeester en Wet
houders graag ter harte zullen worden genomen, dat zij
die nader zullen bespreken en zullen trachten uit te
maken waaraan kan worden tegemoet gekomen en
waaraan niet.
De heer Oosterhoff was niet van plan geweest nog
in tweede instantie hierbij te spreken, maar voelt zich
daartoe nu wel gedrongen. Hij had gedacht dat de Me
morie van Antwoord de meening van Burgemeester en
Wethouders weergaf, maar het blijkt nu dat dit in som
mige gevallen niet zoo is, wij hooren nu van de tafel
van Burgemeester en Wethouders dat er niet gestreefd
zal worden naar bezuiniging op de kosten van plant
soenen, omdat het onderhoud zoo blijven moet, terwijl
de Memorie van Antwoord zegt: „Zooveel mogelijk zal
op de kosten van bestaande plantsoenen worden bezui
nigd". Dit klopt niet geheel met elkaar. Waar spreker
straks heeft gezegd dat hij, naar aanleiding van de ver
klaring van Burgemeester en Wethouders geen voorstel
wilde doen, voelt hij zich nu geroepen dat wèl te doen,
waarom hij voorstelt volgno. 135 te verminderen met
1.—, waarmee dan wordt uitgesproken dat het de
wensch van den Raad is dat op de kosten van de plant
soenen zooveel mogelijk zal worden bezuinigd.
De heer Fransen (wethouder) gelooft dat de heer
Oosterhoff sprekers antwoord en dat uit de Memorie
van Antwoord niet goed heeft begrepen. Als Burge
meester en Wethouders zeggen dat zij zooveel mogelijk
willen bezuinigen, gelooft spreker niet dat hun bedoe
ling is om op deze posten zooveel mogelijk te bezui
nigen, maar dat bij het maken van de begrooting zal
worden getracht te bezuinigen, wat er te bezuinigen
is, echter niet meer dan Burgemeester en Wethouders
kunnen verantwoorden tegenover den Raad en de ge
meente. Spreker gelooft dus niet dat het de bedoeling
van het antwoord van Burgemeester en Wethouders is,
dat zij alles in het werk zullen stellen te bezuinigen,
maar dat in het algemeen het oog is gericht op bezui
niging, voor zoover dat toelaatbaar is.
De heer Hofstra heeft in het algemeen zijn opmerking
gemaakt en als nu in het algemeen wordt bezuinigd,
zou spreker in de redeneering van den wethouder kun
nen meegaan en dat houdt niet in dat hij het voorstel
van den heer Oosterhoff kan steunen. Het betreft hier
twee verschillende dingen; de heer Oosterhoff wil iets
per se stellen en een post absoluut verlagen, spreker
heeft juist Burgemeester en Wethouders in overweging
gegeven in het algemeen te bezuinigen en hij is Burge
meester en Wethouders dankbaar, dat zij reeds in de
Memorie van Antwoord hebben gezegd dat zij zoovee!
mogelijk willen bezuinigen.
De heer Beekhuis (wethouder) wou even meedeelen,
dat er, dunkt hem, een misverstand is ontstaan door het
antwoord, door wethouder Fransen gegeven. Spreker
zou er niet gaarne regel van maken om tegen een voor
stel van Burgemeester en Wethouders te spreken wan
neer hij in de minderheid is geweest, maar hij moet hier
op thans een uitzondering maken en er op wijzen dat
er ten aanzien van de plantsoenen in het college een
meerderheid en een minderheid is geweest en dat spr.
daar hetzelfde denkbeeld als de heer Oosterhoff heeft
ontwikkeld. Hij heeft zich in het college ook de vrijheid
voorbehouden om er in den Raad nog iets van te zeggen.
Hij heeft ook beweerd dat een uitgaaf van een kleine
70.000.te hoog is voor de plantsoenen. Spreker
doet niets onder voor den heer De Boer in lof voor de
menschen, die belast zijn met het onderhoud van de
plantsoenen; ze zijn in één woord schitterend en spreker
heeft het van vreemdelingen ook gehoord dat zij ze allen
even mooi vinden. Toch dunkt spreker dat op de wijze,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 341
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925.
als door den heer Oosterhoff is aangegeven, hier en
daar wel een gazon is te maken. Dat is het juist, wat
het Rengerspark zoo mooi maakt, de prachtige gazons
en de heel mooie heesters, die daar zijn en niet zoo
zeer de bloemen. Nu zijn er echter veel plantsoenen,
waar meer met bloemen wordt gewerkt dan met hees
ters. Nu dacht spreker dat, zonder schade te doen aan
het uiterlijk aanzien van de plantsoenen, door hier en
daar gazons en heesters aan te brengen in plaats van
bloemen, nagenoeg hetzelfde zou kunnen worden be
reikt voor veel minder geld en vandaar dat hij in het
college van Burgemeester en Wethouders heeft voorge
steld op de kosten van de plantsoenen te bezuinigen.
Burgemeester en Wethouders hebben toen ook wel er
kend en in zooverre is dat in hun antwoord precies
weergegeven dat zij er hun aandacht aan wilden
schenken of niet hetzelfde effect zou kunnen worden be
reikt door het aanbrengen van vaste planten, enz. Spr.
dacht ook wel dat het de bedoeling was van Burge
meester en Wethouders om dat nog eens na te gaan,
maar als dat niet het geval is, gaat hij mee met het
voorstel van den heer Oosterhoff om den post te ver
lagen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De heer Visser heeft intusschen de vergadering ver
laten.
Het voorstel-Oosterhoff, om volgno. 135 met 1.
te verlagen, wordt met 15 tegen 9 stemmen verworpen.
Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, Van der Schoot,
Oosterhoff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de
heeren Beekhuis, Weima, IJ. de Vries, Koopmans en
Cohen.
Tegen stemmen: de heeren Botke, B. Molenaar, O. F.
de Vries, H. de Boer, Van der Veen, K. de Boer, Tie-
mersma, Posthuma, Hofstra, Dijkstra, Muller, Westra,
Hooiring, Fransen en M. Molenaar.
Volgnos. 135139 worden onveranderd vastgesteld.
De Voorzitter zou thans een oogenblik willen pau
zeeren, maar zou eerst willen laten beslissen over het
al of niet houden van een avondvergadering. Burge
meester en Wethouders stellen voor van avond wel te
vergaderen.
De heer Dijkstra ziet daar het nut niet van in. Het
zal in ieder geval nog noodig zijn om morgen vroeg te
vergaderen en dan voelt spreker er niet voor om ook
nog van avond te vergaderen, ook om deze reden, dat
hij de overtuiging heeft dat dit ten nadeele is van de
behandeling. Als men hier al den geheelen dag zat en
dan 's avonds ook nog 3 a 4 uren, dan beeft men al, als
een van de leden het woord vraagt.
Met 13 tegen 11 stemmen wordt besloten hedenavond
wel te vergaderen.
Vóór stemmen: de heeren Oosterhoff, Muller, Beek
huis, Westra, Koopmans, Cohen, Fransen, Botke, B.
Molenaar, O. F. de Vries, H. de Boer, Tiemersma en
Van der Schoot.
Tegen stemmen de heer Dijkstra, mevrouw Buis
manBlok Wijbrandi, de heeren Weima, IJ. de Vries,
Hooiring, M. Molenaar, Lautenbach, Van der Veen,
K. de Boer, Posthuma en Hofstra.
Te 4.30 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 4.55 uur nam. wordt de vergadering heropend.
Wordt voortgegaan met de artikelsgewijze behande
ling der ontwerp-begrooting van GEMEENTEWERKEN.
Volgno. 140. Onderhoud van bruggen f 16.190.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Fransen (wethouder). Onder volgno. 140
staat, even beneden de helft van het lijstje op pag. 205:
Meelbrug 425.-Dit moet vervallen. Verderop staat
nog eens: Meelbrug 100.Het eerste bedrag van
425.staat er te veel op.
De heer Weima zou een paar woorden willen zeggen
in verband met de nieuwe Oosterbrug. Hij wil eerst
vaststellen dat er aan deze brug één onherstelbare fout
kleeft hij zegt direct „een onherstelbare fout", waar
uit volgt dat wij er niet nader over behoeven te spreken
ml. dat de opening wel groot genoeg is, maar aan
den anderen kant toch ook weer te klein, omdat er geen
opening naast is aan den oostkant, zoodat betrekkelijk
groote schepen er slechts met heel veel moeite door
kunnen komen; dit belemmert de scheepvaart en geeft
aanleiding tot lang wachten voor het publiek. Spreker
is echter van oordeel dat er niets meer aan te veran
deren is, omdat het niet mogelijk is aan de oostzijde een
opening te maken, waardoor het water kan wegvloeien.
Er is echter nog een fout gemaakt en die is ook door
Burgemeester en Wethouders erkend, althans in de Me
morie van Antwoord staat dat de afsluithekken niet aan
bepaalde eischen voldoen. Maar het verbaast spreker
dat daar staat dat hun daarvan niets van den directeur
der gemeentewerken is ter oore gekomen; dit verbaast
spreker te meer, omdat, toen de brug nog maar eenigen
tijd open was, de man, die haar bedient, den directeur
of een ambtenaar er op attent heeft gemaakt dat de
lantaarns telkens stuk waren; er zit nu al kramdraad
om, om ze zoo goed mogelijk heel te houden. Burge
meester en Wethouders hebben beloofd die zaak te zul
len onderzoeken, maar het lijkt spreker toe dat dit met
bekwamen spoed moet gebeuren. De meeste raadsleden
weten er van, de toestand is zoo, dat de boel kapot
moet gaan; de afsluithekken zijn zoo gemaakt, dat zij
precies tusschen de lantaarns invallen en deze moeten
stuk, daar is niets tegen bestand. Op welke wijze er
verbetering moet komen, is niet met twee woorden op
te lossen, maar het lijkt spreker toe dat de lantaarns
verplaatst moeten worden. Waar de zaak de gemeente
daar bijna iederen dag geld kost, dringt spreker op bui
tengewonen spoed aan; het is een ergernis dat daar
iederen dag iemand moet komen om de lichten te her
stellen. Een onherstelbare fout is er aan de brug, maar
spreker hoopt dat deze fout niet onherstelbaar is en dat
men met bekwamen spoed die fout zal herstellen.
De heer K. de Boer merkt op dat in de Memorie van
Antwoord tamelijk laconisch staat
„De sluiting van de bruggen hangt, behalve met de
schooltijden, samen met de vertrekuren van de trei
nen."
Ja, spreker helpt het hopen dat dit waar is, maar hij
gelooft dat het meer juist is dat die sluiting afhangt vaii
eigen willekeur en believen van de brugwachters. Den
dag, dat zij sectievergadering hadden, heeft spreker nog
met den heer Molenaar geconstateerd, dat de Wirdu-
merpoortsbrug 5 minuten voor half-acht nog niet was
gesloten, terwijl de sneltrein naar Holland de laatste
gelegenheid 2 minuten over half-acht vertrekt. Er
restten toen dus nog 7 minuten en als er dan oude
menschen, die niet vlug meer ter been zijn, voor de
brug staan en nog mee moeten, komen zij per se te laat.
Spreker weet niet wat regel is, of de bruggen 10 mi
nuten of een kwartier voor het vertrek van de treinen
moeten worden gesloten; hij meende dat Burgemeester
en Wethouders het vorig jaar toezegging hadden ge
daan dat, als 10 minuten niet voldoende was, men er
dan een kwartier van zou maken. Spreker vindt het niet
goed als een brugwachter daar eigendunkelijk van af
wijkt en hoopt dat er op zal worden gelet dat de brug
gen op tijd dicht komen.