288 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925.
het onderhoud der kachels, enz. in gemeentegebouwen
gedurende 1926, 1927 en 1928 aan M. Jansen, alhier,
voor 2173.per jaar;
c. hebben verkocht aan de firma J. Algra en aan
A. Algra en A. Miedema, alhier, voor 620.de
stammen en het kaphout van omgewaaide boomen.
Wordt voorgesteld deze mededeeiingen voor kennis
geving aan te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra merkt op dat de Voorzitter wel erg
vlug is, hij zou nog wel even terug willen komen op
de eerste mededeeling ten opzichte van de zangklassen.
Spreker vraagt of hij mag weten wat de reden is van
die mededeeling. Wanneer er iemand, die bevoegd is
zangonderwijs te geven, zich interesseert om dat te
geven aan onvermogenden, is dat spreker zeer sympa
thiek en hij acht het niet verkeerd, als de gemeente daar
dan iets aan doet. Uit het vorige raadsstuk kreeg hij
den indruk, dat de zaak al voor elkaar was en nu krijgt
men ineens deze douche dat de zaak heelemaal van de
baan is.
De Voorzitter merkt naar aanleiding van die vraag
op dat iedereen wordt geacht de wet te kennen en dus
worden Burgemeester en Wethouders zelf ook geacht
hun eigen verordeningen heel goed te kennen. Aange
zien nu het voorstel, dat Burgemeester en Wethouders
den vorigen keer den Raad deden, in strijd is met de
verordening, moeten zij dat weer intrekken. Die kwestie
is n.l. dat volgens de verordening alleen schoollokalen
kosteloos in gebruik kunnen worden afgestaan aan ver-
eenigingen en niet aan particuliere personen. Of hier
nu nog een andere weg is, weet spreker niet, maar dit
voorstel moet worden ingetrokken.
De heer Dijkstra is het dan eens met het laatste wat
de Voorzitter zegt: dan moet er een andere weg ge
vonden worden.
De Voorzitter vervolgt dat er een goede grond in zit
dat schoollokalen alleen gratis in gebruik kunnen wor
den afgestaan aan vereenigingen, omdat, als men het
ook zou doen aan particulieren, men dan allicht kwestie
zou krijgen over de concurrentie. Burgemeester en Wet
houders kunnen hier niets aan doen; dit was hun ont
komen.
De heer K. de Boer wil in het algemeen niet spreken
over het meer of minder wenschelijke van aanbesteding
van de verschillende dingen voor de gemeente,
maar het heeft hem toch gefrappeerd, dat hier
ook is aanbesteed het onderzoeken van de bliksem
afleiders van de gebouwen, die de gemeente heeft. Spr.
meent dat bliksemafleiders worden geplaatst om de
gebouwen te beveiligen tegen het inslaan van den
bliksem en het staat, dunkt hem, vast dat eiken keer,
als er een donderbui is gepasseerd, er gevaar is dat de
leidingen zijn doorgeslagen. Als dat is gebeurd, is de
bliksemafleider echter niet meer een beveiliging maar een
gevaar voor het gebouw en spreker meent daarom dat
de controle op de bliksemafleiders op de meest serieuze
wijze moet geschieden, op een wijze, dat wij de waar
borg hebben dat steeds alle bliksemafleiders nog goed
zijn en dat de aardverbinding daarbij nog aanwezig is.
Hij meent dan ook dat het systeem van aanbesteding
voor dergelijke dingen niet goed is. De gemeente mag
hierbij niet zien op de uitgaaf van een paar centen meer.
Wij moeten steeds zeker zijn dat de bliksemafleiders
nog in een goeden staat zijn en anders is het beter dat
zij niet meer worden onderzocht of nog beter dat zij van
de gebouwen worden afgenomen.
De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders zullen er
om denken.
De beraadslagingen worden gesloten.
De mededeeiingen sub 4 worden voor kennisgeving
aangenomen.
II. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
1 (Agenda no. 2). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van de begrooting der in
komsten en uitgaven voor 1926
a. voor de Stads-Armenkamer
b. het Stads Ziekenhuis
c. Nieuwe Stads Weeshuis.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer M. Molenaar wil de opmerking maken dat
deze drie begrootingen niet ter behandeling in de
Financieele Commissie zijn geweest, zooals voorheen
steeds de gewoonte was. Hij meent ook dat het goed
is dat deze begrootingen naar de Financieele Commissie
worden gestuurd, omdat deze commissie het college
moet bijstaan in het beheer van de financiën der ge
meente en zij dus ten opzichte van alle voorstellen, die
in die richting gaan, behoort te worden gekend. Naar
sprekers oordeel is het ook daarom beter dat deze be
grootingen aan het oordeel van de Financieele Com
missie worden onderworpen, omdat de leden van den
Raad, als het advies van die commissie er bij ligt, beter
over de zaak kunnen oordeelen. Spreker hoopt dus dat
in het vervolg dergelijke dingen steeds aan de Finan-
ciëele Commissie ter behandeling zullen worden door
gezonden.
In de tweede plaats zou spreker een opmerking willen
maken over de begrooting van het Stads-Ziekenhuis. Bij
alle begrootingen hebben wij ter vergelijking naast de
raming voor het volgend jaar kunnen vinden de raming
voor het loopende jaar en tevens de uitkomsten van het
vorige jaar. Spreker meent reeds eerder hier de opmer
king te hebben gemaakt dat naast de ramingen voor
het volgend jaar op de begrooting van het Stads-Zie
kenhuis geen cijfers zijn geplaatst, die een behoorlijke
vergelijking met andere jaren mogelijk maken, dat
daarvoor nog steeds een goede basis ontbreekt. Hij
zou daarom graag willen dat voortaan ook de begroo
ting voor het Stads-Ziekenhuis op dezelfde wijze werd
samengesteld als die voor de andere inrichtingen en
bedrijven.
De heer Beekhuis (wethouder) moet in zooverre zijn
excuus maken tegenover de leden van de Financiëele
Commissie dat deze begrootingen niet in handen van
die commissie zijn gesteld. Spreker heeft ook al tegen
enkele leden dier commissie gezegd dat de oorzaak
daarvan is dat deze begrootingen heel laat zijn inge
komen. Indien zij er tijdig waren geweest, had spreker
de commissie nog bijeen laten roepen, maar hij meent
dat ze pas Donderdag ter vaststelling aan Burgemeester
en Wethouders zijn gezonden en toen kon de commissie
niet meer worden bijeen geroepen.
Spreker wil echter graag toezeggen dat hij er naar
zal streven dat ze in het vervolg in handen der com
missie worden gesteld; hij is het er volkomen mee eens
dat de Financiëele Commissie in de eerste plaats ge
roepen is om dergelijke begrootingen na te gaan.
Wat betreft de opmerking dat deze begrooting van
het Stads-Ziekenhuis niet op dezelfde wijze is ingericht,
wat betreft de verschillende dienstjaren, als de andere
begrootingen, daarover wenscht spreker nog eens zijn
gedachten te laten gaan; hij weet niet dat dit het geval
is bij de begrooting van het Stads-Ziekenhuis.
De heer O. F. de Vries hoort met eenige verwondering
van den wethouder van Financiën dat deze begrootingen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 289
zoo laat zijn ingekomen. Hij weet dat dit met de be
grooting voor het Stads-Ziekenhuis in ieder geval niet
het geval kan zijn, of zij heeft ergens op de secretarie
zoo lang gelegen, want zij is 10 of 12 weken geleden
reeds door de commissie vastgesteld.
Naar aanleiding van de vraag van den heer Molenaar
waarom de vergelijking met andere jaren hier niet bij
staat, wil spreker opmerken dat dit ligt aan de formu
lieren, die zoo zijn gedrukt, dat het niet mogelijk is de
bedragen voor 1924 en 1925 er op te zetten. De for
mulieren zijn zoo gedrukt, dat er maar twee kolommen
op staan, maar er is heelemaal geen bezwaar om het
in het vervolg anders te doen.
De heer Beekhuis (wethouder) wil naar aanleiding
van de opmerking van den heer De Vries zijn antwoord
van zooeven rectificeeren. Hij heeft zich niet juist
uitgedrukt. De begrootingen zijn hier wèl eerder
gekomen, maar zij waren toen in handen van de ver
schillende raadsleden, omdat zij ter visie hebben ge
legen. Laat spreker dus eenvoudig zeggen dat zij hem
niet eerder in handen zijn gekomen dan j.l. Donderdag.
De heer Hofstra zou bij het vaststellen van deze be
grootingen toch graag iets willen zeggen naar aanlei
ding van die van het Stads-Ziekenhuis. Hij treft daarin
verschillende salarissen aan onder de uitgaven van ver
schillende soorten van personeel, die zijn aangesteld bij
het Stads-Ziekenhuis. Hij vindt daar o. a. posten van
4800.2000.en 11.000.de laatste voor het
verplegend personeel en meent dat het wenschelijk zou
blijken wanneer daaromtrent een verordening in het
leven werd geroepen, opdat de belanghebbenden meer
zekerheid krijgen bij aanstelling.
De Voorzitter vraagt of een van de leden nog iets in
het algemeen over deze begrootingen heeft te zeggen.
Anders zou spreker eerst die voor de Stads-Armen
kamer aan de orde willen stellen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
De begrooting voor de Stads-Armenkamer wordt met
algemeene stemmen onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is de begrooting voor het Stads-Zieken
huis.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Fransen (wethouder) kan den heer Hofstra
mededeelen dat, naar hij meent, de verschillende sala
rissen van den directeur, de directrice en de verpleeg
sters zijn opgenomen in een verordening en zijn vast
gesteld door den Raad.
De heer Hofstra wil, in afwijking van het antwoord
van den wethouder, zeggen dat het hem wel bekend is
dat er een verordening is van 1914, die is gewijzigd in
1917, maar dat hij daarmee, wat de directrice betreft,
lang niet komt tot een bedrag van 2000.Hij wil
graag aannemen dat het salaris van den directeur door
den Raad is vastgesteld, maar het bedrag van
11.000.voor de verplegenden kan via de gemeente
zijn vastgesteld, doch, naar hij meent, in elk geval niet
door den Raad. Spreker heeft dit naar voren gebracht
om Burgemeester en Wethouders deze zaak in over-
weging te geven, om later door den Raad een veror
dening voor de verplegenden te laten vaststellen. Hij
wil de zaak nu niet forceeren, maar het is hem niet be
kend dat na 1917 nader een verordening voor de ver
plegenden is vastgesteld.
De heer Fransen (wethouder) zegt dat het op het
oogenblik moeilijk is precies de verordening na te zien.
maar hij weet toch dat de salarissen van de verpleeg
sters vast staan en dat, als deze een diploma halen, zij
er 50.of 100.bij krijgen. Dat staat alles vast.
Spreker wil echter wel nazien of er nog een verordening
noodig is en of de Raad ook eenige zeggenschap moet
hebben in het vaststellen van de cijfers. De verschil
lende salarissen zijn echter, op welke manier dan ook,
vastgesteld en geregeld in eene verordening.
De heer O. F. de Vries merkt op dat de salarissen
zijn vastgesteld bij de algeheele herziening in 1919,
zoowel dat van den dokter en de directrice als die van
het verplegend personeel.
De beraadslagingen worden gesloten.
De begrooting van het Stads-Ziekenhuis wordt met
algemeene stemmen onveranderd vastgesteld.
De begrooting voor het Nieuwe Stads-Weeshuis
wordt met algemeene stemmen onveranderd vaslgesteld.
2 (Agenda no. 3). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot verhuring van de bovenwoning Zuider-
plein no. 99 aan mej. HRang alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
Van den administrateur van het gemeentelijk woning
bedrijf ontvingen wij de mededeeling dat mevrouw de
weduwe P. Posthuma geboren C. Hosbach gaarne ont
heven wenscht te worden van de huur der bovenwoning
Zuiderplein no. 99, daar zij, in verband met haar hoogen
leeftijd, haar intrek wenscht te nemen in het gesticht
„Sonnenborgh" aan den Stienserweg alhier. De admi
nistrateur geeft in overweging dit verzoek toe te staan
en de bovenwoning te verhuren aan mej. H. J. Ram,
alhier, die genegen is daarvoor een huur te betalen van
312.per jaar, terwijl de huurprijs voor mevrouw
Posthuma, aanvankelijk slechts 225.na Uw besluit
van den 8 April 1924, no. 115R/58, met ingang van den
12 Mei d.a.v. 260.per jaar bedroeg.
Wij kunnen ons met het advies van den admini
strateur vereenigen en geven U daarom in overweging
te besluiten
I. te ontbinden de huurovereenkomst d d. 20 Mei
1924, gesloten met mevrouw de weduwe P. Posthuma
geboren C. Hosbach omtrent de bovenwoning Zuider
plein no. 99, deel uitmakende van het perceel kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie G no. 5364 als huis
en erf, groot 88 c.A.
II. de bedoelde bovenwoning Zuiderplein no. 99 met
ingang van een in nader overleg te bepalen datum tot
12 Mei 1926, met stilzwijgende verlenging uiterlijk tot
12 Mei 1927, te verhuren aan mej. H. J. Ram, alhier,
voor 312.per jaar, met het wederzijdsch recht van
opzegging van ten minste drie maanden te voren en
verder op de gebruikelijke voorwaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan L. van Tuinenalhier, wederom in
huur af te staan een tweetal perceelen weiland nabij
en aan den Poppeweg.
Dit voorstel luidt als volgt
Van L. van Tuinen ontvingen wij het verzoek te
bevorderen dat hem opnieuw worden verhuurd de
perceelen weiland aan den Poppeweg sectie G nos.
10004 en 9250, tot 12 November 1925 bij hem in gebruik
voor 880.per jaar. Deze perceelen zijn groot onder
scheidenlijk 2.81.20 H.A. en 0.02.25 H.A. Na aftrek van