344 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925.
Volgno. 153. Aanschaffing cn onderhoud van leer
middelen en schoolbehoeften voor het lager onderwijs
f 2.180.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Botke heeft gehoord dat de gymnastiekon-
derwijzers klagen dat er aan de gymnasieklokalen heel
wat ontbreekt. Nu zal het wel heel moeilijk zijn om de
inrichting zoodanig te maken als die personen het willen
hebben, maar spreker heeft ook vernomen dat er heel
wat aan de toestellen mankeert en dat het onderwijs
daaronder lijdt. Er is tevens een te kort aan toestellen,
zoodat de kinderen lang op elkaar moeten wachten en
het onderwijs lang niet tot zijn recht komt. Het zijn
dikwijls meer staanlessen dan werklessen en dat moet
voorkomen worden. Spreker is ook verklaard dat het
hier betreft het doen van een uitgaaf voor toestellen
welke lang kunnen duren; wanneer die eenmaal zijn
aangeschaft, komen er geen kosten meer bij. Als dit
jaar het ontbrekende wordt aangeschaft, kan het gym
nastiekonderwijs tot op zekere hoogte tot zijn recht
komen.
Nu hebben Burgemeester en Wethouders gevraagd
om een meer juiste opgaaf van de toestellen, die noodig
zijn. Spreker heeft zich de moeite getroost dat even na
te gaan; hij heeft een opgaaf gekregen van de gym-
nastiekonderwijzers van de verschillende scholen en
heeft daarna de opgaven van drie scholen, de scholen
nos. 6, 9 en 10, gecontroleerd, waarbij hem is gebleken
dat die opgaven juist waren; hij mag dus aannemen dat
ook de opgaven van de andere scholen wel juist zullen
zijn. Spreker vindt nu dat er in totaal hij zal alle
scholen niet afzonderlijk opnoemen beslist moeten
komen: 7 bruggen, 6 rekstokken, 1 of 2 stel ringen,
wandrekken voor Zweedsche gymnastiek heel wat;
precies kan spreker het niet nagaan maar hij denkt een
30 rekken verder een groot aantal staven, halters,
korte stokken, springplanken, enz. te veel om op te
noemen. Het blijkt alzoo dat er heel wat ontbreekt aan
toestellen en spreker meent dat dit niet in orde is. Hij
wil daarom het voorstel doen dit jaar dezen post met
1500.— te verhoogen en dus te brengen op 2500.
opdat de noodige toestellen aangeschaft kunnen worden
en het onderwijs alzoo tot zijn recht kan komen.
De heer H. de Boer (wethouder) erkent dat er nog
heel wat ontbreekt aan de inrichting der gymnastiek
lokalen, zooals ook reeds blijkt uit het laatste, wat dooi
den heer Botke is naar voren gebracht, en hij wil ook
erkennen dat, indien het aan hem lag, ook zeer zeker
dit jaar in deze richting door hem zou zijn meegewerkt.
Spreker gelooft dat het geen zin heeft hier verder nog
lang en breed over te praten; hij voor zich erkent de
noodzakelijkheid hiervan, zal het onderwijs goed tot
zijn recht komen en hij gelooft dat men verstandig zal
doen met nu over het voorstel te stemmen. Het is een
kwestie van geld; wordt het voorstel aangenomen, dan
kan men met aanschaffen beginnen en anders zal men
het nog in langzamer tempo moeten doen.
Den Voorzitter treft het dat de heer De Boer zegt:
als het aan mij lag, dan zou het vlugger gebeuren. Spre
ker wil daar tegenover dan toch de opmerking maken
dat de heer De Boer in de vergadering van Burgemeester
en Wethouders over deze zaak met geen woord heeft
gesproken en dat het toch zeker op den weg van den
wethouder van Onderwijs had gelegen om deze kwestie
daar eerst aanhangig te maken.
Den heer De Boer (wethouder) spijt het, dat de Voor
zitter dit zegt en deze zal ook wel onmiddellijk bereid
zijn zijn woorden weer in te trekken. Spreker hoopt niet
dat de Voorzitter van hem verwacht, dat hij op een der
gelijke manier zou hebben gesproken, als het niet een
feit was dat die post oorspronkelijk door hem op
2500.is uitgetrokken en dit bedrag door hem is
verdedigd; toen echter indertijd de zaak in het college
in behandeling was, is dit bedrag door Burgemeester en
Wethouders teruggebracht. Zoo zijn de feiten en anders
niet. De Voorzitter zal nu wel genegen zijn te erkennen,
dat hij zich heeft vergist.
De Voorzitter zegt, na raadpleging van de stukken,
dat de heer De Boer volkomen gelijk heeft. Sprekers
buurman herinnert er zich ook niets van, maar spreker
heeft er de oorspronkelijke begrooting bij genomen en
daar staat 2500.op, dat is volkomen waar. Spreker
is echter afgegaan op informaties van iemand, die het
ook niet meer wist.
De heer Oosterhoff kan heden niet beoordeelen of
een verhooging van dezen post al of niet noodzakelijk
is, maar acht dit toch niet de aangewezen manier, om
dergelijke zaken te behandelen. Hier wordt een ver
hooging voorgesteld op grond van mededeelingen van
de gymnastiekonderwijzers. Dat zijn echter niet alleen
de adviseurs in deze zaak; wij hebben ook nog de
schoolcommissie, die alles overziet en ook hieromtrent
behoort te adviseeren. Spreker zou dus het advies van
die commissie willen afwachten en adviseert deze, hier
op in te gaan, dan zou spreker zijn stem hieraan kunnen
geven. Als dus de heer Botke wil voorstellen het advies
van de schoolcommissie in te winnen, zou spreker zich
daarvoor kunnen verklaren, maar om dezen post van
1000.op 2500.te brengen, zonder dat het offi-
cieele lichaam, dat hieromtrent dient te adviseeren, hier
over is gehoord, wordt spreker te kras.
De heer Posthuma wil de vraag stellen of de wet
houder van Onderwijs met deze zaken bekend was. Hij
vraagt dit, omdat hij niet weet hoe het gebruik is bij
het openbaar onderwijs, en omdat het hem wil voor
komen dat de betrokken onderwijzers, bij behoefte aan
leermiddelen, rechtstreeks of via het hoofd der school
een aanvraag daartoe indienen bij het college of bij den
wethouder van Onderwijs. Is er in dit geval ook aan
gevraagd of niet? De wijze, waarop de zaak hier aan
hangig wordt gemaakt, doordat de gymnastiekonder
wijzers het vragen aan een raadslid en deze het weer
hier brengt, kan spreker n.l. niet bekoren.
De heer H. de Boer (wethouder) kan den heer Pos
thuma antwoorden dat hier, naar hij meent al 1 /2 a 2
jaar geleden, een verzoek is ingekomen van de gym
nastiekonderwijzers en dat dit verzoek ter onderzoek is
geweest naar Gemeentewerken. In welk stadium dat
onderzoek op het oogenblik verkeert, weet spreker niet,
maar het bedrag, dat indertijd naar de meening van de
Vereeniging van Gymnastiekonderwijzers noodig was,
was minstens 4 of 5 maal zoo hoog als het bedrag, dat
op het oogenblik voor dit doel op de begrooting is uit
getrokken. Wat nu wordt voorgesteld is dus slechts
een begin van wat naar het oordeel van de betrokkenen
aan het gymnastiekonderwijs zou moeten worden ten
koste gelegd. Of het nu precies moet, zooals de be
trokkenen meenen en willen, laat spreker in het midden,
maar hij wil hiermee maar laten uitkomen dat deze zaak
niet rauwelings hier is gebracht, maar dat die reeds
geruimen tijd onder handen is.
De heer Botke merkt op dat den 7en Maart 1924
door de Vereeniging van Gymnastiekonderwijzers een
adres is gericht aan het gemeentebestuur, welk adres
thans berust bij Gemeentewerken en waarin de nadere
wenschen van de gymnastiekonderwijzers, waarvan
spreker thans een deel heeft opgelezen, waren omschre
ven. Einde 1924 hebben de gymnastiekonderwijzers,
naar aanleiding van den begrootingspost voor 1925,
weer een adres ingezonden, waarin zij te kennen gaven
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 345
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 8 December 1925.
dat zij zeer teleurgesteld waren dat er zoo weinig op
dezen post was uitgetrokken. Zoodat dus wei de goede
weg is bewandeld door de gymnastiekonderwijzers.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi acht het 't beste
hier nu niet langer meer over te praten, maar het voor
stel van den heer Botke naar Burgemeester en Wet
houders te zenden om prae-advies, als Burgemeester en
Wethouders dat willen toezeggen. Dan kunnen Burge
meester en Wethouders advies vragen aan de school
commissie of aan andere deskundigen.
De heer Botke kan daarmee accoord gaan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van den heer Botke, luidende:
,,Ondergeteekende stelt voor den post volgno. 153
begrooting Gemeentewerken met 1500.te ver
hoogen, om daaruit de benoodigde gymnastiektoe-
stellen aan te schaffen",
wordt in handen van Burgemeester en Wethouders ge
steld om prae-advies.
Volgno. 153 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 154. Verlichting, verwarming en schoon
maken der schoollokalen voor lager onderwijs 30.441.30.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Fransen (wethouder) moet nog antwoorden
op de vraag, die mevrouw Buisman bij de algemeene
beschouwingen heeft gedaan omtrent het stoken van
kachels. Spreker is uit den aard der zaak met de scholen
niet zoo precies op de hoogte, omdat deze niet direct
tot zijn afdeeling behooren, maar de bedragen voor het
stoken van kachels, die op de verschillende posten voor
komen, zijn bedragen, die hoofdzakelijk bestaan uit
kosten voor brandstof en de kosten voor de hulp, die de
werkvrouwen krijgen, om de kolen van den kelder naai
de verschillende lokalen te sjouwen. Deze laatste kosten
vormen echter slechts een klein onderdeel van het ge
heel. Waar een concierge is, krijgen de werkvrouwen
even goed hulp, maar het grootste deel van de kosten
is voor de brandstof zelf. De concierge sjouwt zelf de
kolen niet, maar de werkvrouwen krijgen daar hulp
voor.
Dan is hier heden naar Burgemeester en Wethouders
om prae-advies gezonden een voorstel tot het aanschaf
fen van gymnastiektoestellen en er is hier meegedeeld
dat daarvoor op de concept-begrooting een post van
2500.stond. Spreker heeft, voordat deze zaak in
het college werd besproken, den directeur gevraagd hoe
het kwam, dat daar 2500.op de begrooting stond
en deze heeft geantwoord spreker heeft het er toe
vallig bij geschreven om zich niet te vergissen dat
in die post een bedrag zat, dat gevraagd was door de
gymnastiekonderwijzers aan den opzichter, terwijl deze
bezig was aan de scholen om de begrooting voor te
bereiden; de kosten dus ten opzichte van de toestellen.
Maar, zei de directeur, ik weet niet of het noodig is.
Spreker heeft toen gezegd: laten we er dan een stuk af
doen. Als spreker nu de toezegging doet dat datgene,
dat noodig is, zeer zeker zal worden gegeven, dan kan,
meent hij, de heer Botke ook tevreden zijn. Als deze
post is uitgeput en er is meer noodig, dan zal zeer zeker
een verhooging worden voorgesteld.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi vraagt of Ge
meentewerken misschien het volgend jaar een gesplits-
ten post kan geven, waarbij de kosten voor brandstof
en stoken apart worden vermeld, want zoo maakt de
zaak op haar toch een heel eigenaardigen indruk. Zij
begrijpt het antwoord van den wethouder niet; de con
cierge heeft een schoonmaakster en deze heeft nog weer
een hulp, maar de concierge moet toch zorgen voor het
stoken van de kachels?
De heer H. de Boer (wethouder) zegt dat het vanzelf
spreekt dat hij zich niet wil verstouten te zeggen met
het stoken zoo goed op de hoogte te zijn, maar dat hij
gelooft dat het toch een beetje anders zit. Aan de scho
len, waaraan een werkvrouw is verbonden, is zoo'n hulp
voor het kachelstoken als het ware geoorloofd, maar
dat is niet het geval bij de scholen, waaraan een con
cierge is verbonden. Nu denkt spreker dat mevrouw
Buisman daarmee niet kan overeenbrengen het feit, dat
aan een bepaalde school de kosten even hoog zijn als
aan een andere school. Spreker voor zich kan dat wel
verklaren; hij heeft het nagegaan waar deze opmer
king niet in de secties is gemaakt, deze althans niet in
liet verslag tot uiting komt, heeft spreker het niet voor
alle scholen kunnen nagaan - b.v .voor school 13,
waar een concierge en school 11, waar een werkvrouw
is en van welke beide scholen de bedragen toch onge
veer even hoog zijn uitgetrokken. Dat komt hiervan. Dat
het bedrag aan school 11, waar dus nog een hulp voor
het stoken is en het bedrag dus eigenlijk hooger zou
moeten zijn dan aan school 13, niet hooger is, komt,
zooals spreker veronderstelt, doordat een van de loka
len van school 11 ongebruikt heeft gestaan, zoodat
daarin niet gestookt is behoeven te worden. Eigenlijk
zou het bedrag aan school 11 hooger moeten zijn, om
dat daar een hulp is.
De heer Van der Schoot zou het voorstel van mevrouw
Buisman, om het volgend jaar een gesplitsten post van
brandstof en van stoken te doen geven, willen onder
steunen. De wethouder van Onderwijs zegt niet of heeft
niet willen zeggen wat het stoken aan iedere school
kost, maar dan zal men het beter kunnen bekijken.
De heer K. de Boer: Dat geeft niets; de eene school
is vee! kouder dan de andere en de eene onderwijzer is
ook veel kouder dan de andere.
De heer H. de Boer (wethouder) acht daar niets
tegen.
De Voorzitter hoort zeggen dat er niet veel tegen is,
maar wil dan toch even de aandacht vestigen op den
administratieven kant. Spreker heeft een vorig jaar ge
zegd dat men aan de onderposten, die in de begrooting
van Gemeentewerken zaten, niet te veel waarde moest
hechten, omdat men die in den loop van het jaar toch
niet geheel uit elkaar hield en op het eind van het jaar
op de rekening toch werd gekeken naar de totaalkosten
van een post. De onderposten werden maar zoo'n beetje
geraamd en nu is wel de geheele begrooting een raming,
maar men kan dat heel secuur doen en men kan er met
de muts naar gooien. Dat maakt een heel verschil en
spreker gelooft dat dit laatste vroeger wel is gebeurd
met de onderposten. Dat was niet goed en toen spreker
nog waarnemend wethouder van Financiën was, heeft
hij dan ook met Gemeentewerken afgesproken dat men
nog een ondersplitsing zou maken in de verschillende
volgnummers, die het geheele jaar zou worden doorge
voerd, zooals bij volgno. 154 onder de punten an. Die
onderposten worden nu in de boeken nauwkeurig uit
elkaar gehouden. Spreker heeft deze zaak ook met den
verificateur besproken en had nog meer splitsing willen
hebben, maar dit gaf al heel veel werk. Nu is hier tel
kens „brandstof, kosten van vervoer naar de lokalen en
stoken kachels" bij elkaar genomen dat is één post
voor het warm maken van de lokalen en nu wil men die
weer gaan splitsen in: kosten van brandstof, kosten van
vervoer naar de lokalen en kosten van het stoken van
kachels. Dat wordt dan echter zoo'n ingewikkelde ge
schiedenis, dat er dan al weer personeel bij moet; een
dergelijke ondersplitsing geeft verbazend veel werk, de