362 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. Voortzetting der vergadering op Woensdag 9 December 1925. Volgno. 290 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 291475 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 476. Kosten van de lagere avondhandels school 2.050. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff heeft in de sectie de vraag gesteld wat de oorzaak is dat het bedrag, voor de lagere avond handelsschool uitgetrokken, zoo belangrijk veel lager is. Hij heeft die vraag ook even nader toegelicht, maar dat komt in het Voorloopig Verslag niet voor en vandaar ook dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk zeer kort is. Zij antwoorden daarop dat de verlaging voor een deel moet worden toegeschreven aan het lagere bedrag, dat voor leermiddelen noodig is. Dit laat zich wel verklaren, omdat de school verleden jaar is ingericht en men dus toen meer leermiddelen noodig had dan nu. Er is echter niet geantwoord op sprekers vraag, waarom bij een zaak, die pas bestaat, nu reeds een verlaging van het bedrag der jaarwedden noodig is; waarom is dat bedrag nu 1900.terwijl het verleden jaar was 2725.Spreker heeft die vraag gesteld, niet omdat hem speciaal het lager wor den van de jaarwedden interesseerde, maar omdat hij hieruit de gevolgtrekking maakte dat de school mis schien niet aan de verwachtingen voldeed, hetgeen dan overeen zou komen met wat sprekers reeds verwachtte, toen de school in het leven werd geroepen. Hij heeft toen reeds dadelijk de opmerking gemaakt, dat wij hier nu 3 soorten van handelsonderwijs zouden krijgen, n.l. de hoogere-, de middelbare- en de lagere handelsschool en hij zag in deze verlaging nu eigenlijk een symptoom, dat hij toen niet geheel verkeerd heeft gezien. Het kan ook een andere oorzaak hebben, maar daarom heeft spreker juist zijn vraag gesteld. Hij zou er nu bijzonder prijs op stellen van Burgemeester en Wethouders te weten te komen of de school opneemt, of het aantal leerlingen voldoet aan wat men daarvan verwachtte en of het uittrekken van een lager bedrag aan salarissen niet het gevolg is van het feit, dat er minder leerkrach ten noodig zijn, omdat er geen leerlingen komen. De heer H. de Boer (wethouder) zegt dat de vraag betreffende het aantal leerlingen zeker niet is gesteld in de sectievergadering, althans in het rapport is deze niet opgenomen. Het spreekt vanzelf dat spreker niet uit het hoofd weet hoeveel leerlingen er nu zijn en het vorig jaar waren; hij kan alleen zeggen dat er een com missie is die de aansluiting tusschen het lager- en het voortgezet onderwijs onderzoekt en dat daartoe ook behoort de lagere avondhandelsschool. Spreker kan wel zeggen dat hij niet den indruk heeft gekregen alsof zou moeten worden getwijfeld aan het nut van het bestaan van deze school, maar hij vindt het beter het rapport van de commissie af te wachten, omdat dit een materie is, die daarin ook wordt behandeld. De salarissen zelf zijn gelijk gebleven, het zou dus alleen mogelijk kun nen zijn, dat daar iemand van de leeraren minder noodig is gebleken; het salaris per leerkracht is gelijk ge bleven. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 476 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 477481 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 482. Verstrekking van gemeentewege van voeding en kleeding aan schoolgaande kinderen 7.000.—. De beraadslagingen worden geopend. De heer Botke heeft in de sectie bij dezen post de opmerking gemaakt dat hij er voor was te vinden om dezen post te verhoogen tot 8000.In zijn kwaliteit van lid der commissie van toezicht op het lager onder wijs komt hij meermalen in aanraking met de onder wijzers en kort geleden heeft hij het genoegen gehad een vergadering bij te wonen, waarin werd besproken den besten weg te vinden om schoolvoeding te ver strekken. Spreker heeft die vergadering met genoegen bijgewoond; hij heeft er zijn oor te luisteren gelegd en de indruk, dien hij kreeg, was, dat men zeer zuinig is in het aan de kinderen geven wat noodig is. Zijn eerste indruk was, dat het zeer gewenscht is om in plaats van twee maal, drie maal per jaar klompen te verstrekken. Alle onderwijzers, die daarover het woord hebben ge voerd, waren van meening, dat daarmee vroeger moest worden begonnen dan verleden jaar, toen dat in Januari is gebeurd en dat een keer vaker moest worden ver strekt. Er is dit jaar in December mee begonnen en spreker vermoedt dat het noodzakelijk zal zijn dat het nu drie keer gebeurt. Ook kreeg spreker den indruk dat aan te weinig kin deren een glas melk wordt verstrekt; dat men daarin wel wat heel karig is. Hij meent dat het gewenscht zou zijn dat wat meer kinderen, die het noodig hebben, een glas melk bij de boterham moet worden verstrekt. Dan wil spreker nog opmerken dat verschillende per sonen het o zoo gewenscht zouden vinden dat aan kin deren, die een zeer slechte voeding krijgen, des mid dags nog iets warms of een extra boterham werd ver strekt. Spreker is er niet voor om in de richting van schoolvoeding de zaak te forceeren, maar hij zou het toch zeer bejammeren, wanneer door gebrek aan mid delen niet datgene, wat beslist noodzakelijk is, kon wor den gegeven. Het is daarom dat hij voorstelt volgno. 482 te verhoogen van 7000.tot 8000. Den heer Beekhuis (wethouder) lijkt het buitenge woon ondoelmatig om melk te verstrekken. Dat lijkt wel heel eenvoudig, maar uit een hygiënisch oogpunt lacht het spreker niet toe. Hoe zal het gebeuren? Hem dunkt dat de kinderen dan een glas of beker mee van huis zullen moeten nemen, want het gaat toch niet aan dat die bekers doorloopend op school worden omge- wasschen. Spreker vreest dus dat het uit een hygiënisch oogpunt bezwaarlijk is; het lijkt hem niet geschikt toe op school en hij gelooft inderdaad dat het middel erger zou zijn dan de goede gevolgen. De heer Botke wil deze opmerking maken dat het nu reeds geschiedt, dat er reeds melk wordt verstrekt aan zwakke kinderen, die het noodig hebben, maar hij den indruk heeft gekregen dat het heel schaars wordt toe gepast, waarom hij meent dat een hooger bedrag moet worden uitgetrokken in het belang van de kinderen, die het noodig hebben. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou willen voor stellen dit voorstel van den heer Botke naar Burge meester en Wethouders te zenden om prae-advies. Het heeft niet in het sectie-rapport gestaan. De heer Botke: Ja zeker, het staat in het Verslag van Rapporteurs. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Wel in het Verslag van Rapporteurs, maar er is geen antwoord bij. Daarom zou ik het op prijs stellen prae-advies van Bur gemeester en Wethouders hierop te krijgen. Het is wel wat heel moeilijk om er ineens over te oordeelen of dit noodzakelijk is of niet. De Voorzitter merkt op dat natuurlijk wel in het sectieverslag staat: „Een lid stelt verhooging voor tot 8000.maar dat Burgemeester en Wethouders Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 363 Voortzetting der vergadering op Woensdag 9 December 1925. daarop niet hebben geantwoord, omdat werd veronder steld dat dit de meening was van één lid en zij dachten: waar dat speciaal van één lid is, wat zullen we daar op zeggen? Spreker voelt er niet veel voor om dit voorstel naar Burgemeester en Wethouders te zenden om prae-advies. Men kan op dezen post net zooveel uitgeven als men wil; heeft men er 2000.voor over, dan geeft men dat er op uit en heeft men er 10.000.voor over, dan geeft men er 10.000.— op uit. De een acht 8000. noodig en de ander vindt 4000.al ruim voldoende. Burgemeester en Wethouders kunnen ook niet beoor- deelen wat noodig is, dat is een individueeie opvatting; de een zegt dat 8000.niet voldoende is, dat het 12.000.— moet wezen en dat er meer kinderen onder moeten worden betrokken, de ander heeft een andere meening. Het is geheel een individueeie opvatting; de een zegt dat een bepaald kind het wel noodig heeft, de ander meent van niet. Men kan net zooveel besteden als men meent dat noodig is, de een zegt dat er altijd genoeg is en de ander meent dat er nooit genoeg is. Burgemeester en Wethouders kunnen het ook niet uit maken. De heer H. de Boer (wethouder) zegt dat het eigen lijk juist is, zooals de Voorzitter in het midden heeft gebracht; het hangt er maar van af wat men op een dergelijken post meent te moeten besteden. Spreker wil wel zeggen dat hij ook staat op het standpunt, dat door den heer Botke naar voren is gebracht en dat ook door hem persoonlijk in het college is verdedigd. Het is een kwestie van appreciatie; men kan staan op het standpunt dat er iets meer moet gebeuren dan tot nog en op dat standpunt staat spreker ook en ook anderen. Zeer zeker zal er een ander gedeelte in den Raad zijn, dat een andere meening heeft, maar wie heeft meege maakt de vergaderingen met de verschillende perso- neelen van het onderwijs, zal moeten erkennen, dat al gemeen de noodzakelijkheid wordt gevoeld en dat men daaromtrent wel van behoefte kan spreken om ook 's middags nog iets te kunnen doen, hetzij in den vorm van een boterham of, wat nog beter is, in den vorm van een eenvoudig maal. Wanneer nu deze post op 8000.zou worden ge bracht, dus 1000.hooger, zou door Burgemeester en Wethouders nader kunnen worden overwogen in welken zin hieraan eenigszins zou zijn tegemoet te ko men. Dit is een bescheiden stap, die spreker voor zich ook graag zou willen doen, een bescheiden stap om te onderzoeken in welke richting nog iets zou kunnen ge beuren. De heer Visser zou, waar de heer Botke voorstelt dezen post met 1000.te verhoogen, willen vragen: waarom niet met 2000.De heer Botke motiveert het z. i. zoo zwak; hij zegt alleen dat er gelegenheid moet zijn nog iets meer te geven. Maar als men er 2000.bij doet, kan men nóg iets meer geven. Dan moet de heer Botke komen met positieve gegevens; als er een beslissing moet worden genomen, moet hij zeg gen er moet zooveel worden verstrekt aan zooveel kinderen en dan is er niet voldoende, dan kunnen wij, naar gebleken is, met het bedrag, dat op de begrooting staat, niet volstaan, omdat er meer moet gebeuren. De heer Botke moet dus komen met meer positieve gege vens, aan zijn heele voorstel zit geen houvast, waar hij enkel zegt: wij geven 7000.uit en het moet 8000. wezen. Hij moet aantoonen en motiveeren dat de be hoefte aanwezig is om meer uit te geven. Spreker zou graag adviezen hebben dat men aan dit bedrag niet voldoende heeft; dan kan men er over redeneeren, maar nu is het een slag in de ruimte zonder meer. De heer Botke hoort dat de heer Visser zegt dat spr. absoluut niets heeft aangetoond. Maar het eerste, wat spreker heeft gezegd, is, dat het beslist noodzakelijk is dat in plaats van 2 maal 3 maal klompen worden ver strekt. En spreker meent dat 3 maal verstrekken van klompen meer kost dan 2 maal. Alle onderwijzers waren het er over eens dat dit beslist gebeuren moest en dat blijkt ook wel uit het feit dat dit jaar reeds in Decem ber met de verstrekking begonnen is. Nu zal ieder toe geven dat, waar de eerste verstrekking nu reeds in December gebeurt en verleden jaar half Januari, het voor de hand ligt dat, wil men de zaak behoorlijk uit voeren, er 3 maal een verstrekking moet plaats hebben. En dat kost meer geld. Ook heeft spreker beslist den indruk gekregen dat de verstrekking van melk aan zwakke kinderen zeer schaars wordt toegepast. De hoofden en onderwijzers achten het van zeer veel belang, dat dit in ruimere mate gebeurt. Verder is er op aangedrongen om aan ver schillende kinderen, die zeer slecht worden gevoed, ook des middags nog iets te doen geven, 't zij in den vorm van een boterham of een warm maal, omdat bij meer dere kinderen met een boterham 's morgens alleen niet kan worden volstaan. De Voorzitter zou hier niet lang over willen discus sieeren, omdat het een kwestie van appreciatie is, maar wil toch opkomen tegen de bewering van wethouder De Boer en van den heer Botke, dat het beslist nood zakelijk is meer te doen. Spreker acht dat niet beslist noodzakelijk maar alleen een kwestie van wenschelijk- heid. Men kan zeggen dat het wenschelijk is of zeer wenschelijk, maar dat het beslist noodzakelijk is, kan men moeilijk zeggen men kan er lang over praten, maar een bewijs, dat er precies 1000.meer moet worden besteed, is niet te leveren. Alleen kan men, als men meer heeft, ook meer besteden. Dat is het heele systeem. Als men dat niet wenschelijk vindt, omdat er nu eenmaal een grens is in verband met de gemeente- financiën hoewel men het overigens misschien heel aardig en wenschelijk kan vinden dan stemt men tegen. Waarom zou men dan lang over dezen post praten? Het is eenvoudig een kwestie van appreciatie. Er zijn misschien wel menschen die het beslist nood zakelijk vinden dat de post op 10.000.wordt uit getrokken of dat er 2000.of 3000.of 2500. op wordt gelegd. De post is nu 7000.en men wenscht er nu nog 1000.bij, maar men kan er zoo elk jaar wel 1000.bij verdedigen met precies de zelfde redeneering als die van den heer Botke. De heer IJ. de Vries zou de zaak nog anders willen stellen. Het voorstel van den heer Botke heeft misschien tot ondergrond een medelijdend hart, maar spreker zou twee vragen willen stellen. Ten eerste: wie maakt uit of een kind zwak is en of het melk noodig heeft, de onderwijzer of de dokter Verder heeft spreker het vorige jaar een opmerking gemaakt over de ongelijke verstrekking en wil hij nu vragen of thans een ander systeem wordt gevolgd of hetzelfde, n.l. dat aan de eene school natuurboter wordt gebruikt en aan de andere margarine, dat aan de eene school kaas van 40 plus wordt verstrekt en aan de andere volvette, zco- dat men voor het bedrag, dat aan de eene school wordt besteed voor een pond kaas, aan de andere twee maal zooveel kan krijgen en dat aan de eene school enorm veel ponden boter meer worden versmeerd dan aan de andere. Spreker heeft den indruk gekregen dat deze regeling heelemaa! niet deugt, dat daarop enorm kan worden bezuinigd en daardoor aan veel meer personen kan worden verstrekt en dat datgene, wat wordt ver strekt, niet eens op een burgertafel staat; hij gelooft niet dat veel burgers volvette kaas op tafel hebben. Het is bekend dat spreker vierkant tegen dat heele systeem is en dat hij meent dat men het aan de ouders moet verstrekken, maar waar dit een uitvloeisel is van de wet, zal hij zich hier niet tegen verklaren. Alleen zou

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 39