290 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. een naar een daar aanwezige tennisbaan leidend voet pad bedraagt de te verhuren oppervlakte 7.6 X 36% are. De deskundige voor de gemeentelijke landerijen geeft bij zijn advies van 26 October 1.1. in overweging de huurovereenkomst met adressant te verlengen, doch den prijs per 36% are te bepalen op 92.waardoor de totale huursom zal bedragen 76/io X 92.rond 700.De prijs schijnt voor den verloopen termijn aan den hoogen kant te zijn geweest, zij is tenminste thans nog bevredigend. Indien de tennisbaan met toe gangspad, die volgens bij het koopcontract overgenomen verplichting bij eene vereeniging in gebruik was, niet als zoodanig wordt verhuurd, zal van Tuinen verplicht zijn deze oppervlakte ook in huur te nemen naar even redigheid van 92.per 36% are. Daar weiland in den regel met ingang van 5 Maart wordt verhuurd, achten wij het met den deskundige gewenscht deze overeen komst met 5 Maart 1926 te doen ingaan. Van Tuinen verklaarde tegen de gestelde voorwaar den geen bezwaar te hebben, waarom wij U in over weging geven te besluiten aan L. van Tuinen, alhier, voor den tijd van vijf jaren, ingaande 5 Maart 1926 en eindigende 5 Maart 1931, te verhuren de perceelen weiland aan den Poppeweg, kadastraal bekend sectie G nos. 10004 en 9250, samen, na aftrek van de daarop aanwezige tennisbaan met voet pad, groot 7.6 X 36% are, voor den prijs van 700.— per jaar en onder de overeengekomen voorwaarden. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff heeft geen bezwaar tegen dit voorstel, maar is van meening dat daarin een klein hiaat voorkomt. Volgens het prae-advies eindigt de tegen woordige huurtijd op 12 November 1925, terwijl Bur gemeester en Wethouders voorstellen het land opnieuw te verhuren voor den tijd van vijf jaren, ingaande 5 Maart 1926 en eindigende 5 Maart 1931. De vraag rijst zoodoende of gedurende de periode van 12 November 1925 tot 5 Maart 1926 de oude huur blijft doorloopen. Spreker veronderstelt dat wel, maar dat staat niet in het prae-advies. De Voorzitter meent dat deze zaak ten slotte niet zoo heel erg is. Zooals men weet, is dit weiland en waar het een doorloopende verhuring geldt, sluiten de ter mijnen aan elkaar. Het zou nu misschien kunnen zijn dat Van Tuinen er dezen winter een paar schapen in zou kunnen laten loopen, maar dat is ook het eenige gebruik, dat er van gemaakt zou kunnen worden. Vol gens dit voorstel begint deze verhuring pas 5 Maart 1926; Burgemeester en Wethouders hebben dien datum genomen, omdat dit de algemeene datum is, die in Friesland bij het verhuren van weiland is aangenomen. De deskundige heeft daar ook niets geen bezwaar te gen; hij stelt voor om de huur van 5 Maart 1926 tot 5 Maart 1931 te laten loopen. Zooals de heer Oosterhoff zegt zou de huurder het land er nu dit halfjaar bij moeten huren, maar of hij daarvoor heel veel huur zou willen geven? Spreker vermoedt van niet. Daarom is het op advies van den deskundige zoo gebeurd Het komt er dus op neer dat de huurder het land van 12 November tot 5 Maart a.s. niet in huur heeft. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4 (Agenda no. 5). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan W. Jonker en J. Engelmoer in erf pacht af te staan een perceel bouwterrein aan de west zijde van de Deinumerstraat. Dit voorstel luidt als volgt Bij schrijven d.d. 27 October 1925 richtten de heeren W. Jonker en J. Engelmoer, alhier, tot ons het verzoek om hun een perceel bouwterrein aan de westzijde van de Deinumerstraat in erfpacht af te staan. Het door de adressanten bedoelde terrein heeft een breedte van 16.20 M. langs den weg gemeten, aanvangende op on geveer 20 M. uit den westelijken hoek van de Deinumer straat en de Beetgumerstraat. De adressanten hebben met de gebruikelijke voor waarden, waarmede wij hen in kennis hebben gesteld, genoegen genomen. De bedongen grondprijs bedraagt 6.50 per M-., welk bedrag voldoende moet worden geacht. De directeur der gemeentewerken kan zich met dezen afstand in erfpacht vereenigen. Onder overlegging van de stukken geven wij U in overweging te besluiten aan W. Jonker en J. Engelmoer, alhier, tot 31 Decem ber 1990 in erfpacht af te staan een perceel bouwterrein aan de westzijde van de Deinumerstraat, ter breedte langs den weg gemeten van 16.20 M., aanvangende op ongeveer 20 M. uit den westelijken hoek van de Deinu merstraat en de Beetgumerstraat, zooals op de bijbe- hoorende situatieteekening in rood is aangegeven, ter grootte van ongeveer 316 M2., de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks op de volgende voorwaarden 1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van 6.50 per M-'. en een rentevoet van 6 per jaar; 2. de erfpachters storten binnen tweemaal 24 uren, nadat zij van het raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis hebben bekomen, een bedrag van 103.ten kantore van het gemeentelijk grondbedrijf, als waarborg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hun, na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden terug gegeven; 3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den dienst der gemeentewerken worden aangegeven; 4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag be bouwing door derden niet plaats hebben; 5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voorzoover mogelijk en met het bo venstaande niet in strijd de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tus- schen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo- rende aan de gemeente Leeuwarden. 5 Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende de door den Commissaris der Koningin in deze provincie namens de Re gee ring tot den Raad gerichte vraag omtrent de wenschelijkheid van, nevens zijne wedde, toekenning eener kindertoelage aan den commissaris van politic, alhier. Dit voorstel luidt als volgt Van den heer Commissaris der Koningin in deze pro vincie ontving de Burgemeester een afschrift van het door den Minister van Justitie aan eerstgenoemde ge richt schrijven d.d. 16 November 1.1., 2e afd., no. 930, betreffende het verstrekken van een kindertoelage aan commissarissen van politie. De bezoldiging van dezen ambtenaar wordt bepaald door de Kroon, den Raad en Gedeputeerde Staten gehoord (art. 191 Gemeentewet). De Commissaris der Koningin verzoekt de betrekkelijke aangelegenheid weder bij U ter tafel te brengen en hein vervolgens daaromtrent het gevoelen van den Raad. zoomede van den Burgemeester zelf, te doen kennen. Inderdaad is het onderwerp van het verstrekken eener kindertoelage aan den commissaris van politie reeds vroeger bij U aan de orde geweest. In Uwe vergadering Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 291 van 17 Augustus 1920 toch kwam in bespreking het voorstel van Burgemeester en Wethouders om hen te machtigen zich tot de Kroon te wenden met verzoek het salaris van den commissaris van politie te verhoogen, in overeenstemming met de jaarwedden van andere hoofdambtenaren der gemeente, van 6000.— tot 7000.—. Het lag toen, volgens mededeeling van den Commis saris der Koningin, in het voornemen van den Minister van Justitie, voor de vaststelling eener regeling der kin dertoelage voor de verschillende commissarissen van politie de vereischte stappen te doen, in verband waar mede 's Raads oordeel en dat van den Burgemeester ter zake toen ook werd gevraagd. Burgemeester en Wethouders deden toen in hun voor stel uitkomen hun gevoelen, tevens dat van den Burge meester, dat een dergelijke toelage geen deel van de bezoldiging van den commissaris van politie moet uit maken. De Raad vereenigde zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders en aan den Commissaris der Koningin werd dan ook bericht dat, indien de jaar wedde op een bedrag van 6000.- tot 7000.werd vastgesteld (hetgeen heeft plaats gehad), naar de mee ning van den Raad en van den Burgemeester elke kin dertoelage buiten aanmerking diende te blijven. Sedert hebben zich geen gezichtspunten voorgedaan, die het wenschelijk en billijk zouden maken, deze toe lage aan den commissaris van politie toe te kennen. Behalve op grond van de door het Rijk vastgestelde salarisregelingen voor het personeel van verschillende onderwijsinrichtingen, wordt aan geen enkelen gemeente ambtenaar in deze gemeente een kindertoelage uitge keerd en het salaris van den commissaris van politie wordt ook thans nog zonder die toelage voldoende ge acht. In de jaarwedden van de andere hoofdambtenaren is sedert geene wijziging gebracht, zoodat de belooning van den commissaris nog steeds gelijk is aan de hunne. Bijzondere omstandigheden, die de uitkeering van deze toelage aan den betrokken functionnaris alhier wen schelijk zouden maken, zijn ons niet bekend. Wij geven U dan ook in overweging, in overeenstem ming met Uw besluit van den 17 Augustus 1920, ons te machtigen aan den Commissaris der Koningin mede te deelen dat Uwe Vergadering ook thans tegenover toe kenning van een kindertoelage aan den commissaris van politie afwijzend staat. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 4 en 5 (agenda sub 5 en 6). 6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Weihouders tot algeheele herziening der verordening op het gemeentelijk grondbedrijf en tot wijziging der veror dening op het gemeentelijk woningbedrijf (bijlage no. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer M. Molenaar zegt dat zijn fractie ernstig be zwaar moet maken om deze wijziging der verordening nu te behandelen. De opmerking, die hij zooeven heeft gemaakt, dat de pas behandelde begrootingen niet in de Financieele Commissie zijn geweest, geldt in nog veel sterker mate voor deze wijziging. Het betreft hier een geheel nieuwe opzet van het Grondbedrijf en men zou dus mogen verwachten dat over dergelijke ingrij- J pende veranderingen de Financieele Commissie en de commissie voor het bedrijf zelf zouden worden geraad pleegd, om van voorlichting te dienen. Het is spreker in de enkele dagen, die hij dit stuk in zijn bezit heeft gehad, niet mogelijk geweest om zich daar voldoende te kunnen inwerken; de veranderingen zijn van zoo verstrekkenden aard, dat men rustig tijd moet hebben om de verschillende kwesties te overwe gen. Spreker acht het niet noodig die alle te noemen, maar de Raad zal het met hem eens zijn dat dit niet aangaat. De wethouder zal spreker aanstonds allicht de tegen werping maken sprekers voorstel zal n.l. zoo meteen luiden om deze zaak aan te houden en haar alsnog te doen behandelen in de beide commissies dat dan de gemeentebegrooting niet zal kunnen worden vastge steld. Spreker dunkt echter dat daartegen geen bezwaar is en dat de cijfers, die van dit bedrijf op de algemeene begrooting voorkomen, door den Raad wel voorloopig J kunnen worden vastgesteld. Mochten er dan later bij de behandeling van deze ontwerp-wijziging der verorde ning veranderingen worden aangebracht, die van in vloed zijn op de algemeene begrooting, dan is er geen bezwaar die begrooting te wijzigen; deze wordt toch I wel vaker in den loop van een jaar gewijzigd. Spreker zou daarom willen voorstellen deze zaak nu niet te behandelen maar deze wijziging in handen te stellen van de beide commissies, de Financiëele com missie en de commissie voor het Grondbedrijf, waarbij spreker persoonlijk dezen wensch uitspreekt dat de be handeling zal plaats hebben in een gecombineerde ver gadering van beide commissies. Hij gelooft dat dit voor een vruchtdragende behandeling gewenscht zou zijn. De heer Beekhuis (wethouder) zegt dat, wanneer de Raad accoord zou gaan met de opmerkingen en het voorstel van den heer Molenaar, hij zichzelf daarmee eigenlijk in een groote verlegenheid zou brengen, om dat hij dan onmogelijk de begrooting kan vaststellen volgens de nieuw voorgestelde verordening. Men zou, als men op het denkbeeld van den heer Molenaar inging, j op de begrooting moeten zetten de cijfers, die daarop krachtens de oude verordening thuis hooren en dat is een heel groot bezwaar. Zooals men weet, zou het ge volg zijn dat men een vergelijking zou moeten maken tusschen de taxaties van voor 5 jaar en de taxaties, die nu hebben plaats gehad. Die vergelijking wijst, zooals reeds in het voorstel is uitgedrukt, een nadeelig verschil aan en volgens de oude verordening zou dit nadeelig saldo in 5 jaar uit de gewone middelen aan het Grond bedrijf moeten worden bijgepast. Ten eerste staat dit cijfer nog niet vast, maar dit daargelaten boven dien sluit onze gemeentebegrooting dan niet en dus kun nen wij dan onze gemeentebegrooting niet behandelen. Dat is de groote moeilijkheid, als de heer Molenaar hierop aandringt en de Raad met hem. Het is volkomen waar dat het hier een ingrijpende j wijziging der verordening betreft, maar spreker gelooft toch niet dat het zeker is, dat deze verordening speciaal in de Financiëele commissie thuis hoort en hij gelooft ook niet dat zij speciaal thuis hoort in de commissie voor Openbare Werken. Het komt hem voor dat dit onderwerp ook wel degelijk door de algemeene ver gadering onder de oogen moet worden gezien en dat hier niet een bijzondere voorlichting door de Financi ëele commissie noodig is. Spreker herhaalt dat de groote moeilijkheid bij het voorstel van den heer Molenaar, om de behandeling van de verordening op het Grondbedrijf uit te stellen, is de behandeling van de gemeentebegrooting, zooals die thans is samengesteld. De heer IJ. de Vries kan niet geheel meegaan met hetgeen door den heer Molenaar naar voren js gebracht. Deze verordening is niet behandeld in de Financiëele commissie, dat is spreker met hem eens, maar het idee is daar toch wel behandeld; dat deze verordening hier thans is, is tengevolge van de voorlichting van den voorzitter der Financiëele commissie en spreker stelt zich voor dat de heer Molenaar ook een getypt stuk heeft thuis gekregen, waarin de gronden waren aan gegeven, waarom dit veranderd werd, zoodat de leden der Financiëele commissie daarmee dus wel op de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 3