372 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. Voortzetting der vergadering op Woensdag 9 December 1925. waarbij mevrouw Buisman een vraag heeft gesteld om trent het salaris van den secretaris van de gezondheids commissie. Het is nu gebleken dat dit salaris niet door Burge meester en Wethouders of door den Raad wordt vast gesteld maar door den Commissaris der Koningin. Ver der wordt dit salaris voor de helft door het Rijk uitbe taald. In zooverre staat de Raad er dus buiten. Geen der leden verlangt hierover meer het woord. De Voorzitter stelt dan opnieuw aan de orde Volgno. 289. Kosten terzake van de Huurcommissie- wet5.000. De beraadslagingen worden heropend. De Voorzitter deelt mede dat, behalve het voorstel van den heer Van der Schoot, om de Huurcominissie op te heffen, een voorstel is ingekomen van den heer Weima, dat luidt als volgt „Ondergeteekende stelt voor geen 5000.maar 4000.beschikbaar te stellen voor de Huurcom- missie." Verder zijn door den heer Van der Schoot inlichtingen gevraagd hoe het op het oogenblik zit, of men zich niet rechtstreeks kan wenden tot den Kantonrechter. Nu zijn de woorden van dien zin goed, maar de zaak is eenigs- zins andersom gedraaid. De kwestie is of het den heer Van der Schoot verkeerd is overgebracht of dat deze het verkeerd heeft begrepen, weet spreker niet dat de bedoeling van het feit, waarover de heer Van der Schoot sprak, is dat, indien de Huurcominissie is opgeheven, men zich dan rechtstreeks kan wenden tot den Kantonrechter. Dat is de eenige verklaring die aan de woorden van den heer Van der Schoot kan worden gegeven, want een wijziging van de Huurcomnrissiewet bestaat niet. Spreker heeft zelf bij den Kantonrechter geïnformeerd en deze heeft gezegd dat men zich alleen in hooger beroep tot hem kan wenden, maar dat men, als de Huurcominissie is opgeheven, rechtstreeks bij hem kan komen. Dat gebeurt b.v. in Leeuwarderadeel. Wat betreft de kwestie van het salaris van den secre taris der Huurcommissie, kan spreker meedeelen, dat dit reeds met ingang van 1 Januari 1925 van 1620.- is teruggebracht tot 1000.-en dat de plaatsvervan gende secretaris geen salaris meer heeft; aan dezen wordt alleen, als hij zitting heeft, vacatiegeld uitge keerd. De heer Weima trekt in verband met de mededeeling, die de Voorzitter doet, zijn voorstel in en sluit zich aan bij het voorstel van den heer Van der Schoot, om de Huurcommissie op te heffen. De heer Van der Schoot meent dat de mededeeling van den Voorzitter, dat sprekers inlichtingen, dat men zich buiten de Huurcommissie om tot den Kantonrech ter kon wenden, niet juist waren, aan het feit zelf niet veel verandert. Vroeger werd er van de Huurcommissie veel meer gebruik gemaakt en was deze van veel meer nut dan nu en wanneer zij niet meer bestaat, blijft het voor de menschen precies gelijk, alleen kunnen zij zich dan rechtstreeks wenden tot den Kantonrechter, even als dat in Leeuwarderadeel gebeurt, waar de Huurcom missie ook is opgeheven. Waar hier nu feiten zijn aan gebracht, dat de zaken ook door den Kantonrechter kunnen worden behandeld, blijft het dus precies gelijk als bij wat spreker heeft gezegd. Hij handhaaft daarom zijn voorstel. De heer Muller gelooft dat de heer Van der Schoot de zaak eenigszins verkeerd voorstelt, door te zeggen dat, als de Huurcommissie wordt opgeheven, het dan voor de menschen hetzelfde blijft. Men zal weten dat, als iemand een zaak bij de Huurcommissie aanhangig maakt, deze dan het recht heeft om verlenging van huur te geven, zelfs tot twee en drie keer toe. Als die com missie echter wordt opgeheven zullen de betrokkenen direct zijn aangewezen op den Kantonrechter, door wien in 14 dagen een beslissing wordt genomen. Nu gebeurt het vaak, doordat die commissie er nog is en zij ook nog dikwijls noodig is, dat bij dergelijke zaken een half jaar, 3 maanden en 1 maand uitstel wordt gegeven en in dien tijd kan dan de betrokkene, als het huur- verhooging geldt naar een andere woning uitzien. Nu zou men zich echter direct tot den Kantonrechter moeten wenden, wat spreker een groot nadeel acht. Hij kan daarom niet stemmen voor opheffing. De heer Oosterhoff merkt op dat Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Antwoord hebben ge zegd dat deze kwestie opnieuw aan de orde zal worden gesteld, nadat de gemeentewoningen aan den Weg naar Cainbuur zullen zijn voltooid. Spreker wil nu deze vraag stellen: als de Raad het voorstel van den heer Van der Schoot niet aanneemt en zich nu dus uitspreekt voor het voortbestaan van de Huurcommissie, blijft dan die toezegging van kracht en wordt uit het genomen be sluit dan niet de conclusie getrokken dat de Huurcom missie den eerstvolgenden tijd blijft bestaan, of zal men dan niet na het voltooien der woningen de Huurcom missie opheffen De Voorzitter: Naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders zal, afgescheiden van het voorstel van den heer Van der Schoot en hoe daarover wordt beslist, door den Raad en door Burgemeester en Wethouders toch na den afbouw van de woningen, dus als deze klaar zijn, deze zaak nader onder de oogen moeten worden gezien. De heer H. de Boer (wethouder) heeft indertijd, toen een schrijven van de Huurcommissie is binnengekomen, enkele aanteekeningen gemaakt en daaruit blijkt dat in de afgeloopen 6 maanden, die vooraf gingen aan het oogenblik, waarop door het college van de Huurcom missie werd gevraagd in hoeverre haar voortbestaan nog noodig was, nog 315 zaken aan de orde zijn ge weest, waaronder 234, die betrekking hadden op huur- verlenging. Spreker zegt dit om aan te toonen dat er in die afgeloopen 6 maanden nog heel wat aan de orde is geweest. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Van der Schoot, om de Huurcommissie op te heffen, wordt met 18 tegen 6 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Tiemersma, Posthuma, Oosterhoff, Dijkstra, Muller, Beekhuis, Hooiring, Cohen, Fransen, M. Molenaar, Lautenbach, Botke, B. Molenaar, Visser, O. F. de Vries, H. de Boer, Van der Veen en K. de Boer. Vóór stemmen: de heeren Hofstra, Van der Schoot, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Weima, IJ. de Vries en Westra. Volgno. 289 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 673. Onvoorziene uitgaven wordt aangehouden tot na afhandeling van de Inkomsten. Aan de orde zijn de Inkomsten. Volgnos. 189 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 90. Schoolgelden 3.000. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 7 December 1925. 373 Voortzetting der vergadering op Woensdag 9 December 1925. De heer Beekhuis (wethouder) wil opmerken dat volgno. 90, schoolgelden voor bewaarscholen, moet worden verhoogd van 3000.tot 4500.en dat de toelichting eenigszins moet worden gewijzigd. Volgno. 90 wordt, overeenkomstig de mededeeling van den heer Beekhuis, uitgetrokken op 4500.en dienovereenkomstig vastgesteld. Volgnos. 91156 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 157. Belasting op de honden f 2.250. De heer Botke vraagt of deze post ook moet worden verhoogd. De heer Beekhuis (wethouder) deelt mede dat volgno. 157, met het oog op de nieuwe verordening, die pas is vastgesteld, met 1400.— moet worden verhoogd en dus gebracht op 3650. Volgno. 157 wordt uitgetrokken op 3650.— en dien overeenkomstig vastgesteld. Volgno. 158176 worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde is wederom Volgno. 673. Onvoorziene uitgaven, welke post wordt uitgetrokken op het bedrag, waarop hij in verband met de wijziging van verschillende in komsten- en uitgaafposten moet worden gesteld. Volgno. 673 wordt dienovereenkomstig vastgesteld. Kapitaaldienst. Volgnos. 674941, vormende de Inkomsten en Uit gaven, worden onveranderd vastgesteld. De geheele begrooting wordt vastgesteld. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 44