yv ifvT r *v
378 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 December 1925.
Wethouders om aan H. de Jong te verhuren een perceel
gar denier stand aan de Willem Sprengerstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Van H. de Jong, alhier, ontvingen wij het verzoek
wederom in huur te mogen bekomen het perceel garde-
niersland aan de Willem Sprengerstraat, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie F no. 3892, groot
1.38.04 H.A., waarvan de huur afloopt 1 Januari 1926.
De deskundige voor de gemeentelijke landerijen heeft
tegen een herverhuring aan adressant geen bezwaar,
evenmin als de directeur der gemeentewerken. Eerstge
noemde acht een kleine verhooging van den huurprijs,
thans bedragende 255.gewettigd; hij zou 275.
per jaar willen eischen, waarmede adressant, blijkens
zijne verklaring van den 5 December, zich vereenigt,
evenals met de te stellen voorwaarden.
Wij kunnen het verzoek dan ook bij U ondersteunen
en geven U daarom in overweging te besluiten
aan H. de jong, alhier, voor den tijd van vijf jaren,
ingaande 1 Januari 1926 en eindigende 1 Januari 1931
te verhuren het perceel gardeniersland aan de Willem
Sprengerstraat, kadastraal bekend gemeente Leeuwar
den sectie F no. 3892, groot 1.38.04 H.A., tegen een
huursom van Twee honderd vijf en zeventig gulden
275.per jaar en verder onder de overeengekomen
voorwaarden.
7 Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan J. Drijver te verhuren een terrein
bij het Vliet, gedeelte van de z.g. „Lange Negen".
Dit voorstel luidt als volgt
De termijn der verhuring aan J. Drijver van het
gedeelte van het kadastrale perceel sectie G no. 10008
krachtens Uw besluit van den 14 December 1920 loopt
1 Januari 1926 af.
Het gedeelte was over het afgeloopen vijfjarig tijdvak
verhuurd voor 100.per jaar. Deze prijs zal bij her
verhuring een weinig verhoogd dienen te worden, om
dat, gelijk de directeur der gemeentewerken ook in zijn
advies van 10 November 1.1. no. 1734 opmerkt, Drijver
tevens het genot heeft van de helft eener sloot, ten
oosten van het verhuurde gedeelte gelegen, waardoor
de oorspronkelijke oppervlakte van 800 M-. is gestegen
tot 920 M2. Wij zouden daarom de huursom van 100.
tot 115.per jaar verhoogd wenschen te zien en
Drijver, die opnieuw een verzoek tot inhuring indiende,
gaat daarmede accoord, evenals met de bestaande voor
waarden. Desgewenscht kan de gemeente het terrein
met drie maanden opzegging, hetzij geheel of gedeel
telijk, uit de huur nemen.
Wij hebben daarom de eer U voor te stellen te be
sluiten
aan J. Drijver, alhier, te verhuren een gedeelte van
het kadastrale perceel sectie G no. 10008 (z.g. Lange
Negen) bij het Vliet, met de oppervlakte der halve sloot,
ten oosten daarvan gelegen, ter gezamenlijke grootte
van 920 M2., voor den tijd van één jaar, ingaande
1 Januari 1926 en eindigende 1 Januari 1927, met stil
zwijgende verlenging van jaar tot jaar, uiterlijk tot
1 Januari 1931, tegen een huursom van Honderd vijftien
gulden (f 115.per jaar en verder op de bestaande,
zoo noodig eenigszins te wijzigen, voorwaarden.
8 Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om van het St. Lucia-gesticht te Rotterdam
in eigendom over te nemen stoepen aan de Groote
Kerkstraat, liggende tusschen het aldaar gestichte
schoolgebouw en die straat.
Dit voorstel luidt als volgt
Door het Sint Luciagesticht te Rotterdam is op den
grond van de perceelen aan de noordwestzijde van de
Groote Kerkstraat, kadastraal bekend gemeente Leeu
warden sectie A nos. 731, 732, 1397 en 1010, een
schoolgebouw opgericht.
Namens de Eerwaarde Overste van het gesticht alhier
is bericht ontvangen, dat de voor het bedoelde school
gebouw liggende stoep aan de gemeente kan worden
afgestaan, mits het gesticht vergunning verkrijgt om in
die stoep een stortgat voor een verwarmingskelder te
maken. Hiertegen is naar onze meening geen bezwaar,
mits de afdekking van het stortgat voldoende stevig en
op gelijk niveau van de stoep zij. De directeur der
gemeentewerken adviseert om op het bedoelde aanbod
in te gaan.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging te besluiten
in eigendom over te nemen van het Sint Luciagesticht
te Rotterdam de stoepen aan de Groote Kerkstraat
alhier, welke de zuidwestelijke gedeelten uitmaken van
de perceelen kadastraal bekend gemeente Leeuwarden
sectie A nos. 731, 732, 1397 en 1010 en liggende tus
schen het op de vermelde kadastrale perceelen gestichte
schoolgebouw en de Groote Kerkstraat, zulks op de
volgende voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt 1.—;
2. de verkooper verkrijgt het recht om in het ver
kochte een stortgat te maken voor een verwarmings
kelder;
3. het onder 2 bedoelde stortgat moet worden afge
dekt op voldoend stevige wijze en de afdekking moet
op gelijk niveau met de stoep worden gemaakt en door
den verkooper en zijne rechtverkrijgenden steeds in
goeden staat worden onderhouden, een en ander ten
genoegen van Burgemeester en Wethouders;
4. alle kosten op deze overdracht vallende zijn voor
rekening der gemeente Leeuwarden.
9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester cn
Wethouders om in eigendom over te nemen een viertal
stoepen aan de noordzijde van de Korfmakersstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
De eigenaren van een viertal perceelen aan de noord
zijde van de Korfmakerstraat hebben te kennen gegeven,
dat zij de voor hunne panden liggende stoepen aan de
gemeente wenschen over te dragen, mits daaruit voor
hen geene kosten voortvloeien.
De directeur der gemeentewerken adviseert om de
bedoelde stoepen in eigendom over te nemen.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging te besluiten
in eigendom over te nemen van
a. W. Meindersma, J. Meindersma en A. Meindersma,
alhier, de stoep, welke is gelegen tusschen het pand
plaatselijk genummerd Voorstreek no. 2 en de Korfma
kerstraat en een zuidelijk gedeelte uitmaakt van het
perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie
B no. 2249;
b. H. K. de Roos, alhier, de stoep, welke is gelegen
voor het pand plaatselijk genummerd Korfmakerstraat
no. 1 en een zuidelijk gedeelte uitmaakt van het perceel
kadastraal bekend alsvoren no. 402;
c. J. Rijpstra, weduwe van H. S. Winkel, alhier, de
sloep, welke is gelegen voor het pand plaatselijk genum
merd Korfmakerstraat no. 3 en een zuidelijk gedeelte
uitmaakt van het perceel kadastraal bekend alsvoren
no. 403;
d. A. Miedenia, alhier, de stoep, welke is gelegen
voor het pand plaatselijk genummerd Korfmakerstraat
no. 5 en een zuidelijk gedeelte uitmaakt van het perceel
kadastraal bekend alsvoren no. 404;
zulks op de volgende voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt 1.voor elke stoep;
Versiag van de handelingen van den gemeenteraad
2. alle kosten op de overdracht vallende zijn voor
rekening der gemeente Leeuwarden;
3. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het uit
komende materiaal desverlangd het eigendom van de
verkoopers en wordt door de gemeente kosteloos naar
een door hen aan te wijzen plaats binnen de gemeente
vervoerd;
4. wanneer tengevolge van den trottoiraanleg werk
zaamheden aan de gevels van bovengemelde gebouwen
noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening der
gemeente.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 49 (agenda sub 510).
10 (Agenda no. 11). Prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op de adressen van het bestuur der
Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs om gelden
toe te staan voor het betegelen van de bij zijne scholen
aan de Pieter Feddesstraat en de Leeuwrikstraat ge
legen speelplaatsen.
Dit prae-advies luidt als volgt
In Uwe vergadering van 13 October j.l. werden om
prae-advies in onze handen gesteld adressen, d.d. 8 Oc
tober tevoren, van het bestuur der Vereeniging voor
Christelijk Schoolonderwijs alhier, houdende verzoek
de noodige gelden uit de gemeentekas toe te staan voor
het betegelen van de bij zijne scholen aan de Pieter
Feddesstraat no. 2 en Leeuwrikstraat no. 10 gelegen
speelplaatsen.
Wij hebben de eer U naar aanleiding daarvan het
volgende mede te deelen.
Krachtens het bepaalde bij het 2e lid van art. 72 der
Lager Onderwijswet 1920 behooren o. m. gelden uit de
gemeentekas te worden toegestaan voor het inrichten
van terreinen voor het onderwijs in lichamelijke oefening.
Uit de betrekkelijke stukken blijkt evenwel, dat het
hier betreft de speelpleinen van de scholen, welke reeds
voor het onderwijs in de lichamelijke oefening zijn in
gericht en worden gebruikt, waaruit wij de conclusie
trekken dat die terreinen met de thans aanwezige ver
harding geschikt zijn om bedoeld onderwijs daarop te
geven. Wij nemen zulks te meer aan, omdat op de ter
reinen van bijna alle openbare scholen met gelijke ver
harding eveneens dat leervak wordt onderwezen.
Indien het schoolbestuur evenwel verbetering van de
verharding van de terreinen wenscht, dan zullen de
kosten van deze verbetering naar onze meening door
dat bestuur gevonden moeten worden in de vergoeding,
welke het op grond van art. 101 der wet jaarlijks van
de gemeente ontvangt.
In verband met het bovenstaande hebben wij dan ook
de eer U voor te stellen te besluiten de gevraagde mede
werking te weigeren.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Posthuma: Men kan als gemeenteraad ten
opzichte van het verzoek van de Vereeniging voor
Christelijk Schoolonderwijs een tweeledig standpunt
innemen, men kan zich plaatsen op het standpunt dat
men is Overheid en dat men heeft te zijn de uitvoerende
macht ten opzichte van de Lager Onderwijswet 1920,
men kan zich ook op het standpunt plaatsen dat men
aanvragen van vereenigingen voor bijzonder onderwijs
heeft te behandelen als aanvragen, die getoetst worden
aan de bedragen, die op de gemeentebegrooting zijn
uitgetrokken ten behoeve van het openbaar onderwijs.
Nu wil ik wel zeggen dat ik mij op het eerste stand
punt plaats en het doet mij genoegen dat blijkt uit dit
prae-advies, dat dit ook door Burgemeester en Wet
houders is geschied. Zij zijn het toch, die zeggen: de
van Leeuwarden van Dinsdag 22 December 1925. 379
schoolvereeniging vraagt aan en inderdaad behoort de
gemeenteraad krachtens art. 72 der Lager Onderwijswet
gelden toe te staan voor het inrichten van terreinen
voor het onderwijs in de lichamelijke oefening. Daar
over zijn wij het dus eens.
Iets anders is dat Burgemeester en Wethouders
meenen het verzoek van het schoolbestuur te moeten
afwijzen en dit hebben gemotiveerd als volgt
„Uit de betrekkelijke stukken blijkt evenwel, dat
het hier betreft de speelpleinen van de scholen, welke
reeds voor het onderwijs in de lichamelijke oefening
zijn ingericht en worden gebruikt, waaruit wij de
conclusie trekken dat die terreinen met de thans
aanwezige verharding geschikt zijn om bedoeld on
derwijs daarop te geven."
Ik zou zeggen, daar gaat het juist om bij deze zaak.
De Voorzitter zal mij wel toestaan een kleine toelich
ting te geven.
Toen n.l. de Vereeniging voor Christelijk School
onderwijs in Mei of in het voorjaar van 1923 besloot om
het onderwijs in de lichamelijke opvoeding beter te
doen geven en tot dat doel een leeraar in de gymnastiek
aanstelde, bleek terstond dat de terreinen van de scho
len, in het bijzonder die aan de Pieter Feddesstraat en
aan de Leeuwrikstraat, niet aan de eischen voldeden;
dat die terreinen nog moesten worden ingericht voor
het onderwijs in de lichamelijke oefening.
Waar dat toen bleek, heeft het betrokken schoolbe
stuur zich terstond het zal ongeveer in Mei of Juni
1923 geweest zijn, het zal wel in de stukken zijn na te
zien gewend tot het gemeentebestuur om op grond
van het 2e lid van art. 72 der Lager Onderwijswet gel
den te mogen ontvangen tot het inrichten van die ter
reinen. Als antwoord daarop kreeg het bestuur een uit-
noodiging van den toenmaligen wethouder van Onder
wijs, wijlen den heer Tulp, om een onderhoud. Het
bestuur heeft daaraan voldaan en toen bepleitte de heer
Tulp de zaak aldus. Kijk eens, zeide hij, U heeft daar
recht op natuurlijk, maar ik heb een plan en wel dit:
om alle schoolpleinen, ook die van het openbaar onder
wijs, onder de oogen te zien en het daarheen te leiden,
dat al die terreinen voor de lichamelijke oefening ge
schikt gemaakt worden. Als jullie daar echter nu mee
komen, verhaast gij eigenlijk eenigermate mijn werk en
kom ik in een vervelende positie; wanneer dan door de
gemeente gelden worden toegestaan aan de Vereeniging
voor Christelijk Schoolonderwijs, zal natuurlijk van de
zijde van het openbaar onderwijs op meerderen spoed
worden aangedrongen en dat kan in dezen tijd wij
stonden toen nog meer in het teeken van bezuiniging
dan nu - niet zoo goed.
Met dat antwoord zijn de leden van het bestuur in de
bestuursvergadering gekomen en daar heeft men on
middellijk gezegd: wij willen het gemeentebestuur heel
graag ter wille zijn en doen, wat wij kunnen doen, maar
het betreft hier een gansch andere kwestie; het is hier
niet de kwestie wat geschiedt bij het openbaar onder
wijs, maar het is de kwestie waarop wij krachtens de
Lager Onderwijswet recht hebben. Bovendien, het uit
stel, dat de heer Tulp vroeg, was niet een oplossing van
de kwestie, want de terreinen waren nu eenmaal niet
voor het onderwijs in de lichamelijke oefening ingericht.
Evenwel, de meerderheid van het bestuur meende op
het verzoek van den heer Tulp te moeten ingaan en
zeide: laten wij probeeren wat er van zal komen.
Dat heeft nu 2 jaar geduurd, het onderwijs is 2 jaar
lang op die terreinen gegeven, maar het bleek eigenlijk
met den dag dat het niet wel mogelijk was dit naar
behooren te doen. Daarom achtte het bestuur van de
Schoolvereeniging nu den tijd meer dan gekomen om
opnieuw een verzoek in te dienen. Nu krijgen wij echter
dit dat, als gevolg van het feit dat de Schoolvereeniging
Burgemeester en Wethouders, althans den vroegeren
wethouder van Onderwijs, is ter wille geweest, het col
lege thans een afwijzende houding op het ingezonden