386 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 December 1925. de menschen het bij uitvoering in eigen beheer ook slecht zullen doen, als zij het anders ook slecht doen, maar als men de menschen voor een half jaar tijdelijk in dienst neemt, geeft spreker de verzeke ring, dat er over het algemeen ook betere werkkrachten hier zullen komen dan op het oogenblik. Wie de straat makers kent, weet dat verscheidene van hen naar buiten gaan, waar het werk wèl in eigen beheer wordt uit gevoerd, zooals in Harlingen en andere gemeenten, waar men de menschen tegen een bepaald tarief of weekloon aanneemt. Op grond van al deze dingen blijft spreker dan ook bij zijn voorstel om dezen keer het werk niet aan te besteden maar het in eigen beheer uit te voeren. De heer H. de Boer (wethouder) zou graag even een paar dingen in het midden willen brengen, omdat ten opzichte van deze kwestie ook in het college van Bur gemeester en Wethouders nogal van gedachten is ge wisseld, niet één keer, maar herhaaldelijk. Spreker zou zich ook willen stellen op dit eenvoudige standpunt: wat meent men dat voor de gemeente het beste zal zijn? Spreker heeft voor zich enkele uitspraken van de genen, die gevraagd zijn naar hun oordeel omtrent de werking in eigen beheer in gemeenten, waar het is in gevoerd, zooals b.v. Hilversum. Vandaar wordt ge schreven „In aanleg is eigen beheer duurder, echter op den duur voordeeliger." Als aanstonds door wethouder Fransen nog als argu ment zal worden aangevoerd dat eigen beheer momen teel duurder zal zijn, wil spreker beginnen met dat als mogelijk aan te nemen, maar op den duur zal het voor deeliger zijn, omdat op de gronden, door den heer O. de Vries ontwikkeld, tengevolge van het andere systeem, dat zal worden toegepast, het werk degelijker zal worden gemaakt en het onderhoud dus op den duur goedkooper zal worden. Vanuit Hengelo wordt geschreven „Bij goed afgerichte straatmakers is eigen beheer te verkiezen boven aanbesteding, terwijl belangrijk minder toezicht noodig is." De heer Fransen heeft gezegd dat er zooveel toezicht zal moeten zijn. Aangenomen dat dit zoo is, dan vergeet hij toch er bij te zeggen dat er ook toezicht op den aannemer moet zijn en dan is het maar de vraag waar het nuttiger is toe te passen, op den aannemer of op de werklieden. Het is juist het gebrek van het bestaande systeem dat de aannemer of dat A., B. of C. is er natuurlijk op uit is om in zoo kort mogelijken tijd zoo veel mogelijk straat te leggen, omdat dit voor hem voordeeliger is. In hetzelfde verband schrijft Enschedé „De gemeente staat door eigen personeel sterker tegenover aannemers." Spreker gelooft dat dit juist is. De gemeente dient te zorgen dat er zoo goed mogelijk werk geleverd wordt en zij heeft daarvoor dus noodig werklui, die hun krach ten zoo goed mogelijk inspannen, maar daar is ook toe zicht op den aannemer voor noodig. Er zijn spreker vol doende feiten bekend en het blijkt dat het juist door het verscherpte toezicht den laatsten tijd een klein beetje beter is geworden. Dat door de werklieden een enkelen keer niet is gepresteerd wat zij hadden kunnen doen, zooals de heer Fransen zei. neemt spreker aan, maar dat zat in verband met heel andere feiten dan hier op het oogenblik naar voren komen; het was juist doordat er telkens moeilijkheden tusschen den aannemer en de gemeente waren, waardoor de gemeente aan den eenen kant toezicht moest houden op den aannemer en zij aan den anderen kant ook moest toezien op de arbeiders, die er ook belang bij hebben dat er zooveel mogelijk meters worden gestraat. Nu wordt voorgesteld dat de gemeente tegen een vast loon een vijftal menschen voor een tijd in dienst zal nemen, zonder meer. Als dat dus niet voldoet, kan men het volgend jaar weer over de zaak spreken. Waar er nu steeds allerlei moeilijkheden zijn geweest en niet kan worden ontkend dat het bestaande systeem nadeelen meebrengt, voelt spreker het niet als een standpunt van kracht maar eerder als een standpunt van zwakheid, wanneer men niet aandurft een eerlijke proef met 5 menschen, die in de eerste plaats het sleufwerk zullen moeten verrichten, om dan het volgend jaar nog eens te praten of het zoo in de goede richting gaat, neen of ja. Spreker durft die proef met alle kracht aanbevelen en hoopt dat de Raad dit voorstel zal aannemen. Wij binden ons daarbij tot niets; het zal alleen zijn een eer lijke proef en wij zullen het volgend jaar opnieuw over de zaak kunnen oordeelen. De heer Fransen (wethouder) zou eerst den heer O. F. de Vries willen antwoorden, die niet tevreden is met het antwoord, dat spreker heeft gegeven, omdat het een bestrijding was van zaken, waar hij niet op is gekomen. Spreker heeft alleen het prae-advies willen verdedigen naar aanleiding van het ingekomen adres van den Straatmakersbond; daar staan die dingen wèl in genoemd en het gaat er bij het college om, het in dat adres gevraagde niet aan te nemen. Spreker meent dus dat het eerst op zijn weg iag om dat adres zooveel mogelijk te ontzenuwen. De heer De Vries heeft gezegd dat, als de opzichter en de aannemer er bij staan, hij best wil gelooven dat de werklui het werk goed maken en dat spreker het ook wel weet dat, als de opzichter er bij staat, de aannemer dan wel zorgt dat er goed werk wordt gemaakt. Als men echter den toestand en de verhouding tusschen den aannemer en de werklieden kent, zou spreker juist bang wezen, dat deze laatsten dan geen goed werk zullen maken en dat, als de aannemer het zou zeggen, zij het dan ter wille van den aannemer waarachtig niet zullen doen De heer Dijkstra: Dat pleit niet voor het systeem. De heer Fransen (wethouder) heeft met het systeem niets te maken en meent alleen in antwoord aan den heer De Vries, die zegt dat zij dan goed werk zullen maken, te moeten zeggen dat zou het personeel ter wille van den aannemer niet doen De heer Muller Dat pleit slecht voor het systeem. De heer Fransen (wethouder) ....omdat de menschen stelselmatig zijn opgehitst tegen de aannemers. En dan zouden zij bij de gemeente wèl goed werk maken? De heer H. de Boer (wethouder)Als het maar in eigen beheer is. De heer Fransen (wethouder) Dat zit nog of zij het dan wel goed zullen maken, want dan zou blijken dat het alleen ojn plagen te doen was geweest en moe ten zij het nu toch ook kunnen. Bij de waterleiding, waarbij goed toezicht was, is het werk goed gebeurd. Goed, zet er dan een opzichter bij, dat heeft spreker veel liever dan wat de heeren willen, omdat het dan nog veel goedkooper is dan uitvoering in eigen beheer, want dat is duur, daarvan kan men verzekerd zijn. De eischen, die worden gesteld in het adres, zijn, zooals ook in het prae-advies staat, dat de loonen zullen moeten zijn 25 boven de hoogste loo- nen, die hier worden uitbetaald. De heer H. de Boer (wethouder): Dat zullen wij weten. De heer Fransen (wethouder)Dat zullen wij niet weten, maar dat zal in overleg moeten geschieden. Wij hebben hier een prae-advies op het adres van den Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 December 1925. 387 Straatmakersbond en als men dat adres niet verdedigt, kunnen wij wel verder spreken; als men dat adres voor kennisgeving wil aannemen, is mij dat best. Hier is verder aangehaald dat de beste werklui naar buiten gaan, naar Harlingen, enz. Ja, spreker kent die staaltjes; het is te vervelend om ze te herhalen, maar de werklui hebben stelselmatig den aannemer zooveel mogelijk tegengewerkt en dat gaat op advies van het hoofdbestuur van den Bond. Spreker kan ook wel rond uit zeggen hoe het soms gaat. Toen men hier in Sep tember bezig was met de bestrating, waren er een vier tal menschen, die aan den aannemer vroegen: mogen wij niet 4 weken vrij om naar Harlingen te gaan, daar is voor ons een aardige put. De aannemer zei daarop: wij zitten op het oogenblik volop in het werk, de ge meente dwingt mij zooveel mogelijk voort te gaan en straks komen weer de slechte werkdagen, regendagen, feestdagen, enz., dus wij moeten doorwerken. De men schen zijn toen begonnen met de straat uit te breken, zijn daarna weggegaan en zijn tegen den middag zoetjes aan weer op het werk teruggekomen, nadat zij zich bedronken hadden. Het gevolg is geweest dat de aan nemer na den middag tegen den opzichter heeft moeten zeggen dat hij onmogelijk met die menschen verder kon werken, omdat zij de steenen er op den kop en dwars in zetten en dat hij de menschen toen doodeenvoudig van het werk heeft weggezonden. Daar was het hen nu juist om te doen; des anderen morgens om 7 uur gingen zij naar Harlingen toe, bleven daar 4 weken werken en kwamen toen terug met: Baas, het werk in Harlingen is klaar, kunnen wij weer bij je komen? En de aannemer moest hen toen noodgedwongen aannemen, omdat het werk af moest. Ook gebeurt het dat de werklieden alles opbreken en dat zij zeggen: wij willen zooveel meer en als wij het niet krijgen, laten wij het zoo liggen. Nu kan men zeggen dat dit niet zal gebeuren bij eigen beheer, maar spreker is daar lang niet zeker van. In elk geval, er zijn hier voorbeelden aangehaald van een aantal plaatsen, waar eigen beheer is, maar het bestaat daar ook maar voor een gedeelte. In eenige plaatsen is het enkel aangenomen werk, zooals hier, in andere plaatsen heeft men eigen beheer, maar voor een groot gedeelte heeft men tariefwerk per M2., precies gelijk, zooals de werklui het werk hier aannemen van den aan nemer. Verder leest men in het advies van de heeren dat de gemeente de menschen in den winter ander werk zal moeten laten doen, als keien kloppen, steenen sor- teeren, enz. Spreker weet niet of die menschen er voor te vinden zouden zijn om keien te kloppen, maar het is, zooals ook de Bond zelf reeds schrijft, dat de werklieden in het straatmakersbedrijf ieder jaar 3 maanden werk loos zijn wegens onwerkbaar weer. Dan zou de ge meente dus 3 maanden met die menschen opgescheept zijn en dan zou voor die vakmenschen werk moeten worden gezocht. Dat is toch niet doenlijk. Spreker zal over de kwestie van eigen beheer nu geen enkel woord meer zeggen, wanneer hij niet wordt ver zocht om daar meer van te zeggen, maar hij zou den Raad ernstig willen aanraden niet op het voorstel van de heeren in te gaan, om bij wijze van proef het eens een jaar met eigen beheer te probeeren. Spreker vreest met groote vreeze dat dit een fiasco zou worden en dat wij dan nog net zoo ver van den goeden weg zullen zijn als op het oogenblik en misschien nog verder. De heer Visser zou een enkele vraag willen stellen. De wethouder stelt de kwestie eigenlijk in verband met het adres van den Straatmakersbond en met de straat makers, die hier in Leeuwarden werkzaam zijn. Spreker vraagt is dit wel juist en kunnen wij de kwestie ook principieel beschouwen? Spreker weet wel dat wij hier voor een moeilijkheid staan. Zooals thans het werk gebeurt, hebben wij dit systeem: de gemeente levert de materialen, de aanne mer neemt het werk aan en de menschen nemen het weer van hem aan. Spreker weet als werkman dat het systeem van aangenomen werk dit in de hand werkt ik verdien liefst zooveel mogelijk en of het werk nu iets minder of beter wordt kan mij niet veel schelen. Het gaat er om, het loon zoo hoog mogelijk op te voeren; dat is de practijk en daarom bewondert spreker het systeem van aangenomen werk niet. De kwestie is echter dat, als men zich van dit systeem wil losmaken, men daarvoor iets beters in de plaats moet kunnen stellen. Daar gaat het om. Men kan on sympathiek staan tegenover dit systeem, zonder dat men er direct iets beters voor in de plaats kan stellen. Is het echter niet mogelijk, zich los te maken van dit adres en van den Straatmakersbond? Spreker wil zijn vraag zoo stellen. Wij hebben hier gemeentebedrijven, waarin de menschen werkzaam zijn niet op tariefwerk en ook niet op aangenomen werk. Is het nu niet moge lijk om, los van dit adres en van den Bond, van dit be drijf een gemeentebedrijf te maken? Is het niet mogelijk dat de gemeente enkele menschen aanneemt, maar zich daarbij van de geheele zaak, van organisatie en adres los te maken? Spreker zou dat in overweging willen geven. Is het niet mogelijk dat de gemeente enkele menschen aanstelt, die men behoorlijk kan salarieeren als bij behoorlijk werk maken, op dezelfde manier als bij de andere bedrijven? Is dat een absolute onmogelijk heid bij dit bedrijf? De wethouder heeft gezegd dat men moet aantoonen welk werk minder goed is. 't Is mogelijk, spreker kan wel iets noemen, maar men staat hier voor het feit dat men leek is en dat, hoewel men zelf de meening kan hebben dat een werk niet is, zooals het moet zijn, men toch eenigszins schroomvallig is om als leek te bewe ren dat zoo'n werk niet deugt. Toch heeft spreker het gezien dat men 3 of 4 weken geleden in de buurt van de Ambachtsschool bezig is geweest met bestrating en dat daar nu misschien kan het niet anders al weer kuilen zijn, waarvan spreker bij zich zelf heeft opge merkt: het lijkt wel een oceaan. Spreker kan niet beoor- deelen of zooiets zoo moet of niet, maar de dobben en kuilen zijn er. Hij weet niet of het anders kan, maar er zijn meer van die plaatsen in de stad, er zijn ook plaat sen, waar de steenen zoo maar in geteld schijnen, een, twee, drie, enz. Spreker meent daarom de vraag te moe ten stellen of er voor dit systeem niet iets beters in de plaats is te stellen, door de zaak anders in te richten. De heer Fransen (wethouder) hoort dat dat de heer Visser zegt: wij moeten ons losmaken van het adres en van den Straatmakersbond. Maar wij kunnen dat niet doen, want dat adres is door den Raad zelf in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om prae-ad vies en dat ligt nu voor ons; wij kunnen ons er niet los van maken, omdat aan Burgemeester en Wethouders prae-advies is opgedragen, wat gebeurd is en wat nu in behandeling is. De heer Visser vraagt: zou de gemeente niet enkele menschen in vasten dienst kunnen nemen, die goed werk maken? Ja, natuurlijk kan dat, maar men zit dan altijd in den winter met de straatmakers opgescheept en men zal dan werk voor hen moeten zoeken. Ook daardoor wordt de zaak dan al weer zooveel duurder in plaats van voordeeliger. De heer Visser had het over dobben en kuilen bij de Ambachtsschool. Zooiets komt meermalen voor, maar men bedenke ook dat de straten in den laatsten tijd herhaaldelijk voor de kabels en buizen voor electriciteit en gas zijn opgebroken en dat ook door voortdurende herstellingen aan die leidingen telkens herstelling van de bestrating moet plaats hebben. De gaten moeten zoo goed mogelijk worden gestampt en ook moet al de uit komende grond er weer in worden gebracht, voordat tot bestrating wordt overgegaan, maar sommige om standigheden brengen vaak mee dat dit niet gebeurt. Ook wat het werk zelf aangaat, heeft spreker de zaak

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1925 | | pagina 7