390 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 December 1925.
ran belichaamd, terwijl dit voorstel slechts vraagt ge
deeltelijk eigen beheer, dus ook volgens den toestand,
zooals die is.
De beraadslagingen worden heropend.
De heer Posthuma wil ter verduidelijking een vraag
stellen. Als dit voorstel nu wordt aangenomen, is het
dan zoo dat dit voor nadere uitwerking en becijfering
naar Burgemeester en Wethouders gaat om advies, of
zullen wij het dan zoo moeten aanvaarden?
De Voorzitter: Dan zal het gewone onderhoudswerk
over het dienstjaar 1926 bij wijze van proef in eigen
beheer worden uitgevoerd.
De heer Posthuma: Dus, dan krijgen wij de cijfers
niet te beoordeelen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van de heeren O. F. de Vries en B. Mo
lenaar wordt met 13 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Posthuma, IJ. de Vries,
Weima, Beekhuis, Lautenbach, Fransen, Scheltema,
Koopmans, Wölcken, Oosterhoff, Hofstra, Van der
Schoot en Westra.
Voor stemmen: de heeren Visser, B. Molenaar, Dijk
stra, O. F. de Vries, K. de Boer, M. Molenaar, H. de
Boer, Van der Veen, Botke, Hooiring, Muller en Tie-
mersma.
12 (Agenda no. 13). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om voor de doortrekking van de van As-
beck- en de Bernhardus Bumastraten en voor straat-
aanleg tusschen de Cambuurstraat en de Javastraat
crediet te verleenen.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij Uw besluit van 26 Mei 1925 werd een crediet
verleend voor den bouw van gemeentewege van ten
hoogste 250 woningen op het terrein bij voorkeur ten
oosten van den Weg naar Cambuur en ten noorden van
het Vliet. In de bedoeling lag dat deze bouw bloksge-
wijze zou worden uitgevoerd, met dien verstande dat
het eerste gedeelte van den bouw 151 woningen zou
omvatten. De eerste maatregelen hebben, wat dezen
bouw betreft, bereids plaats gehad, doch Uwerzijds moet
nog goedkeuring geschieden op het noodige stratenplan
en de daarvoor vereischte gelden moeten nog worden
toegestaan.
De directeur der gemeentewerken raamt het bedrag
dier uitgave op rond 100.000.hieronder begrepen
de kosten der slootdenrping ten noorden van de wonin
gen langs het Noordvliet, waaraan de bouwblokken
zullen grenzen en waartoe nagenoeg alle eigenaren
hunne toestemming hebben verleend, gedeeltelijk onder
voorwaarde dat de gemeente overneemt de rioleering,
die ten behoeve van hunne perceelen op hunne kosten
wordt aangelegd.
De breedte der ontworpen straten, alsmede de rooi
lijnen voor de daarlangs te bouwen 151 woningen zijn
duidelijk op de teekening, door den directeur den 31
October 1925 ingezonden, aangegeven. Een op het
voorloopig uitbreidingsplan aan de oostzijde tus
schen de bouwblokken ontworpen plantsoen blijft, in
afwachting van de nadere bestemming daarvan in ver
band met verderen plantsoenaanleg in deze omgeving,
aanvankelijk openliggen.
Tegelijkertijd met deze straatuitbreiding brengen wij,
overeenkomstig het, evenals op het bovengenoemde
plan uitgebrachte, advies der Commissie voor de Open
bare Werken aanhangig het voorstel om crediet aan te
vragen voor den verderen aanleg der straten op de bij
Uw besluit van 12 Mei 1925 bedoelde aan den oostkant
gelegen terreinen aan den weg Achter de Hoven, de
perceelen VIII, IX en XX, die met Uwe toestemming in
openbare veiling waren aangekocht. Het betreft de
doortrekking volgens de ook reeds in ontwerp aange
duide richting van de van Asbeck- en Bernhardus Buma
straten. Ook hier is de vereischte slootdemping bereids
overeengekomen. De directeur raamt de kosten hier op
19.000.evenals in het bovengenoemde geval met
inbegrip van de noodige administratiekosten.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten
Burgemeester en Wethouders voor den bovenomschreven
straataanleg volgens de rapporten van den directeur
der gemeentewerken van 28 October en 2 November
1925 no. 1668 en 1687 en 11 November 1925 no. 1731
in totaal de vereischte credieten van 119.000.te
verleenen en als rooilijnen vast te stellen de op de
teekeningen bij de brieven van 2 en 11 November als
zoodanig aangeduide lijnen.
De Voorzitter kan den Raad meedeelen dat bij dit
voorstel tot het verschaffen van de noodige credieten
voor straataanleg niet is gerekend op de kosten van
aanleg voor gas en electriciteit. Die kosten zijn geraamd
op 7500.voor de gasleidingen en 9250.voor
de kabels. De dienst van Gemeentewerken heeft daar
mee als zoodanig niet te maken, de aanleg geschiedt
door de bedrijven zelf, maar Burgemeester en Wethou
ders dienen toch machtiging te hebben om die leidingen
aan te brengen. Burgemeester en Wethouders vragen
die machtiging hierbij dan ook aan den Raad.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer B. Molenaar zou een vraag willen stellen.
Er staat uitdrukkelijk in dit voorstel
,,Een op het voorloopig uitbreidingsplan aan de
oostzijde tusschen de bouwblokken ontworpen plant
soen blijft, in afwachting van de nadere bestemming
daarvan, in verband met verderen plantsoenaanleg in
deze omgeving, aanvankelijk openliggen."
De kwestie van dit plantsoen is in de commissie voor
Openbare Werken niet besproken. Spreker zou willen
weten wat Burgemeester en Wethouders met dien zin
bedoelen.
De Voorzitter begrijpt dat deze zinsnede niet erg
duidelijk is, dat in afwachting van de nadere bestem
ming daarvan, in verband met verderen plantsoenaanleg
in deze omgeving, dit terrein aanvankelijk blijft open
liggen. De bedoeling is dat, in verband met verderen
plantsoenaanleg, dit ontworpen plantsoen iets anders
kan worden. De heeren weten dat is in de commissie
ook besproken dat daar vlak bij nog een plantsoen
is geprojecteerd en in verband daarmee blijft dit terrein
voorloopig openliggen, m. a. w. de aanleg van het plant
soen is niet in de aanbesteding opgenomen. Aan dat ter
rein als zoodanig gebeurt niets; het wordt niet uitge
geven voor bouwterrein, maar het wordt ook niet aan
gelegd als plantsoen. Nu zou toch een plantsoenaanleg
wel niet in de aanbesteding van straataanleg worden
opgenomen, maar de kwestie is hier nu niet of het ter
rein plantsoen zal worden of niet; het blijft eenvoudig
openliggen.
De heer B. Molenaar Is het dan de bedoeling dat
Burgemeester en Wethouders dezen plantsoenaanleg
binnenkort onder de oogen zien
De Voorzitter: De kwestie is dat even verder een park
is ontworpen. Nu hebben Burgemeester en Wethouders
zich op dit standpunt gesteld dat, als dat park er komt,
dit plantsoen niet noodig is, maar dat, als het park er
niet komt, nader over dit plantsoen kan worden gespro
ken. Wij kunnen dus niet positief zeggen: dit plantsoen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 December 1925.
391
komt er of het komt er niet, maar het terrein zal niet
worden uitgegeven voor bouwterrein. De commissie wil
daar wèl een plantsoen en Burgemeester en Wethouders
zeggen: wij willen daar géén plantsoen, maar wij kun
nen het terrein bij dit stratenplan, waarmee het plant
soen niet te maken heeft, wel open laten liggen. Er
wordt dus hierbij geen beslissing genomen of er al of
niet een plantsoen zal komen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algeineene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
terwijl eveneens de machtiging, door den Voorzitter
namens Burgemeester en Wethouders gevraagd, wordt
verleend.
13 (Agenda no. 14). Voorstel van den heer J. Oos
terhoff, om den termijn van opschorting van de werking
der verordening, houdende verbod van den verkoop
van sterken drank in het klein op Zondagen en Chris
telijke feestdagen (gemeenteblad 1920 no. 34, 1922
nos. 12 en 33, 1924 no. 12), eindigende 1 Januari 1926,
met drie jaar te verlengen.
De Voorzitter deelt mede dat in verband met dit
voorstel van den heer H. de Boer is ingekomen het vol
gende voorstel
,,De Raad besluit, ingevolge art. 6, alinea 3, der
verordening, houdende verbod van den verkoop van
sterken drank in het klein op Zondagen en Christe
lijke feestdagen, te bepalen
dat de werking der verordening wordt opgeschort
vanaf 1 Januari 1926 tot 1 Januari 1927 en dat in den
loop van 1926 een proefstemming van gemeentewege
zal worden gehouden over de al of niet wenschelijk-
heid van het bestaan van bovengenoemde verorde
ning."
Dit is dus eigenlijk een geheel nieuw punt, althans voor
deze gemeente, waar hier het houden van een proef
stemming in debat wordt gebracht. De heer De Boer
stelt voor den toestand gewoon te continueeren, zooals
die op het oogenblik is en dan in 1926 een proefstem
ming te houden over de al of niet wenschelijkheid van
het bestaan van de betrokken verordening.
Naar aanleiding daarvan stelt spreker in overleg met
Burgemeester en Wethouders voor, zoowel het voorstel
van den heer Oosterhoff als dat van den heer H. de
Boer, dat zeer zeker wel ondersteund zal worden door
verschillende andere heeren, weer in handen van Bur
gemeester en Wethouders te stellen om prae-advies.
Daar is echter één bezwaar tegen. Op 1 Januari a.s.
loopt natuurlijk de termijn, die de Raad zelf heeft ge
steld voor het niet geldend zijn van de verordening, af.
De eerstvolgende vergadering valt op 13 Januari; men
zou dus een termijn van 13 dagen krijgen, gedurende
welken het tapverbod zou gelden of de politie zou iets
door de vingers moeten zien. Om nu alles te voorkomen,
stellen Burgemeester en Wethouders voor, den termijn
van opschorting der verordening te verlengen tot 1 Fe
bruari 1926 en de beide ingediende voorstellen in han
den van Burgemeester en Wethouders te stellen om
prae-advies. Burgemeester en Wethouders zouden nog
gaarne de jurisprudentie van het houden van een proef
stemming willen nazien en de zaak in hun college willen
bespreken.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals dat bij monde van den Voorzitter is aangebracht.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering
door den Voorzitter gesloten.
t