10 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1926. ruimte naast zijn perceel Tjerk Lliddesstraat no. 7 niet te doen bebouwen. Wordt voorgesteld dit adres in handen van Burge meester en Wethouders te stellen ter afdoening. De beraadslagingen worden geopend. De heer O. F. de Vries zou over deze zaak een paar woorden willen zeggen, omdat hij indertijd de kwestie van den huizenbouw daar mee heeft behandeld. Toen indertijd het bouwplan door Van der Meulen werd in gediend, was het plan zoo gemaakt, dat de zijgevel, die grensde aan het stuk grond voor school 14, niet was afgewerkt, omdat het in de bedoeling van den bouwer lag dat daar huizen tegen aan zouden komen. Toen is op verlangen van het gemeentebestuur de zaak is toen ook in het college van Burgemeester en Wethou ders besproken die gevel wèl afgewerkt en is het huis zoo ingedeeld dat er 2 of 3 Iichtkozijnen in dien gevel werden aangebracht. Nu heeft Rauwerda later dat huis gekocht als hoekhuis en er om die reden ook meer voor betaald dan de andere huizen, die op die streek staan, kostten. Thans wordt daar echter met ongeveer 1 M. tusschenruimte een huis naast dat van Rauwerda gebouwd, waardoor deze man leelijk gedupeerd wordt. Spreker had een andere oplossing ook beter gevon den. Er is indertijd wel eens over gedacht de Auke Stellingwerfdwarsstraat door te trekken in plaats van de straat, die nu vlak voor het plein van school 14 ligt; spreker had dat ook een betere oplossing gevonden, omdat men daar dan een plein kreeg en dan zou worden voorkomen dat er vlak tegen de school aan zou worden gebouwd. Hij zou dat alsnog in overweging willen geven. Spreker zal zich nu niet tegen afdoening door Bur gemeester en Wethouders van dit adres verzetten, maar meende dat toch even diende te worden gememoreerd hoe de zaak zich heeft toegedragen. De heer Fransen (wethouder) wil in de allereerste plaats opmerken dat de Raad in de maand November heeft besloten het terrein naast Rauwerda in erfpacht uit te geven, terwijl Burgemeester en Wethouders later hun goedkeuring hebben gegeven op het bouwplan van het gebouw, dat op dat perceel zal worden daargesteld. Nu vraagt adressant maatregelen te nemen dat daar niet zal worden gebouwd. Als de Raad daarop zal ingaan, weet spr. het niet, maar verwacht hij toch te mogen op merken dat de Raad de gemeente daarmee voor het feit zou stellen van het betalen van een belangrijke schade vergoeding aan den erfpachter. Alles is toch reeds klaar voor den bouw en men begint vandaag of morgen met de fundeering te leggen. Spreker gelooft daarom dat de Raad niet op dit adres kan ingaan, waar hij zelf het terrein in erfpacht heeft uitgegeven en Burgemeester en Wethouders de bouwvergunning reeds hebben gegeven. Ten opzichte van wat de heer De Vries zegt omtrent Van der Meulen en Rauwerda, kan spreker meedeelen dat in de teekening van 1922 van Van der Meulen aan den zijkant 3 ramen waren geprojecteerd en nog een dakraam. Toen is die gevelteekening door de Schoon heidscommissie niet goedgekeurd en heeft Van der Meulen een nieuwe teekening moeten indienen. Er is geen sprake van dat hij vanwege het gemeentebestuur gedwongen zou zijn ramen in den zijgevel te maken, behalve dat hem dit misschien door Gemeentewerken is geadviseerd, waar de directeur er toen ook van sprak dat het naastgelegen terrein een terrein zou worden voor openluchtspelen. Daarvan is bij Burgemeester en Wethouders echter niets bekend; zij hebben de teeke ning goedgekeurd en het geheele terrein zou voor bouwterrein worden uitgegeven. Het noordelijk gedeelte van dat bouwblok werd echter voorloopig door Burge meester en Wethouders gereserveerd voor een Rijks kweekschool, die men daar dacht te bouwen. Toen evenwel verleden jaar is gebleken dat die daar niet zou worden gebouwd, hebben Burgemeester en Wethouders gezegd dat men verder kon gaan met uitgifte van dien grond in erfpacht, zooals door den Raad was vastge steld. Spr. gelooft dus dat er niet de minste reden is om aan het verzoek in dit adres tegemoet te komen en dat ook niet aan dit verzoek mag worden tegemoet gekomen. Het komt hem trouwens verbazend vreemd voor dat dit adres hier is. Spreker heeft den 6en Januari van Rau werda een brief gekregen, waarin deze zeide dat zijn zijramen zouden moeten worden weggenomen, heeft daarop den 9en Januari de zaak met hem besproken, is den llen Januari naar hem toe gegaan en heeft hem gezegd dat zijn ramen vanwege het gemeentebestuur daar niet weg behoefden als hij met zijn naastleger daaromtrent tot overeenstemming kon komen. Waar Rauwerda naast zijn woning 1 M. grond heeft en ook de naastleger 1 M. vrij houdt, heeft spreker hem beloofd met de naastleger te spreken en ook deze voor de goede oplossing gewonnen en zijn beide eigenaars daar door tot overeenstemming gekomen, waarbij zij elkaar wederzijds het recht geven om ramen te hebben in den zijgevel die dus uitzicht geeft op dat stuk terrein, dat massaal eigendom is. Spreker meent en heeft dat ook van Rauwerda zelf vernomen, dat Rauwerda hoogst content was met die oplossing en dat hij het werkelijk aardig vond dat spreker die zaak had bevorderd. De beide eigenaars hebben samen een notaris aangewezen, die zij ook samen de onkosten voor de acte zouden be talen en spreker meent dat zij Vrijdag het contract zou den teekenen om voor alle moeilijkheden gevrijwaard te zijn. Dat is spreker Vrijdag na 10 uur nog meege deeld en om half-twaalf kreeg hij bericht dat Rauwerda zich had teruggetrokken, dat hij eerst wilde afwachten wat de Raad zou doen en, als de beslissing van den Raad niet gunstig zou zijn, hij dan wikle meewerken. Er is dus alle reden om niet op dit adres in te gaan. De heer O. F. de Vries merkt op dat de zaak toch even anders is als de wethouder van Openbare Werken zegt. Er is indertijd een schetsplan van Van der Meulen geweest, waarin het huis zoo was ontworpen, dat daar vlak naast nog een woning zou komen en toen is later spreker weet niet of het op het verlangen van den directeur is gebeurd, maar hij herinnert zich wel duide lijk dat er in het college over gesproken is een gevel ontworpen, waarbij er op gerekend werd dat er naast niet zou worden gebouwd en toen is dat plan goedge keurd. De heer Fransen (wethouder) zegt dat misschien in die dagen door Gemeentewerken is gedacht, omdat het terrein was gereserveerd voor een kweekschool als dat niet gebeurt, zal daarop wel niet worden gebouwd en zal de gemeente er wel een plein of een plantsoen van maken, in welk geval het beter zal zijn, dat daar gevels zijn, die ook een behoorlijk aanzicht hebben. Misschien dat de directeur toen heeft verzocht in dien geest te bouwen. Maar hier ligt de teekening, waarbij er op is gerekend dat dit terrein tot de school toe zal worden volgebouwd; die teekening is den 27en Mei 1919 door den Raad goedgekeurd en daarin is door den Raad tot op heden dan ook niets gewijzigd. Als hier op voorspiegeling van iemand, die daartoe niet het volle recht had, indertijd iets verkeerds is gedaan, had men dat maar niet moeten doen en de bouwer van toen daarop maar niet moeten ingaan. De beraadslagingen worden gesloten. Het adres wordt in handen van Burgemeester en Wet houders gesteld ter afdoening. 7. dat Burgemeester en Wethouders bij openbare aanbesteding hebben gegund het maken van een stratencomplex tusschen den Weg Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1926. 11 naar Cambuur en de Javastraat aan W. Visser te Leeu warden voor 46.200. aan L. van der Meij te Leeuwarden de levering van 360,000 waalstraatklinkers a 37.per 1000 en van 938,000 voor 29.— per 1000 aan de N. V. Steenfabrieken v/h H. Wolff en Co. te Amsterdam de levering van 365,000 waalstraatklinkers a 35.74 per 1000.; aan A. S. van der Veer te Grouw den aanleg van eenige straten tusschen den Weg Achter de Hoven en de van Heemstrastraat voor 10.300.— aan Joh. en W. Pol en F. Tanja te Huizum het werk loon voor het leggen en onderhouden van kei-, klinker- en tegelbestratingen voor 1926 voor de door hen inge schreven eenheidsprijzen aan G. du Bois, alhier, de betononderbouw op paal- fundeering voor de te bouwen school aan de Leeuwrik- straat voor 14.418. aan J. de Jong te Huizum de levering van 30,000 K.G. grof turfstrooisel ten dienste der gemeentereiniging voor 204.per 10,000 K.G. Wordt voor kennisgeving aangenomen. II. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda na. 2) Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan R. E. van der Weide te verhuren een perceel weiland aan den Greunsweg. Dit voorstel luidt als volgt Van R. E. van der Weide ontvingen wij het verzoek hem wederom te verhuren voor den tijd van drie jaren het perceel weiland aan den Greunsweg, kadastraal bekend sectie G no. 3653. De deskundige voor de gemeentelijke landerijen heeft tegen een herverhuring aan van der Weide geen be zwaar; bij een huurtijd van 3 jaar valt het einde samen met dat van de huur der zathe en landen op Kleyenburg, door van der Weide bewoond, n.l. 5 Maart 1929. Als huurprijs wenscht de deskundige wederom 82.50 per 36% are te eischen, waarmede wij ons kunnen veree nigen; ook van der Weide gaat hiermede accoord, evenals met de andere hem gestelde voorwaarden. Wij geven U daarom in overweging te besluiten: aan R. E. van der Weide, alhier, voor den tijd van 3 jaren, ingaande 5 Alaart 1926 en eindigende 5 Maart 1929, te verhuren het perceel weiland aan den Greuns weg, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G no. 3653, groot 2.03.66 H.A., voor den huurprijs van 454.per jaar, en verder op de overeengekomen voorwaarden. 2 Agenda no. 3) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van een perceel bouwterrein aan de Bleeklaan aan P. Nieuwland. Dit voorstel luidt als volgt Bij adres d.d. 29 October 1925 richtte de heer P. Nieuwland, alhier, tot ons het verzoek om hem een perceel bouwterrein aan de noord-oostzijde van de Bleeklaan, gelegen onmiddellijk naast en ten noord westen van het terrein, dat aldaar aan den heer J. J. Visser is uitgegeven, in erfpacht af te staan. De adressant heeft, na daarmede in kennis te zijn gesteld, de gebruikelijke voorwaarden aangenomen. De bedongen grondprijs bedraagt 10.per M2., welk bedrag voldoende moet worden geacht, terwijl de directeur der gemeentewerken zich met dezen afstand in erfpacht kan vereenigen. Onder overlegging van de stukken geven wij U in overweging te besluiten aan P. Nieuwland, alhier, tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een perceel bouwterrein aan de noord-oostzijde van de Bleeklaan, ter breedte van 10 M. langs den weg gemeten, aanvangende onmiddellijk naast en ten noord-westen van het terrein, dat aldaar aan den heer J. J. Visser in erfpacht is afgestaan, zooals op de bijbehoorende situatieteekening in rood is aan gegeven, ter grootte van ongeveer 270 Al2., de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks op de volgende voorwaarden 1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van 10.per M-'. en een rentevoet van 6 per jaar; 2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren, nadat hij van het raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis heeft bekomen, een bedrag van 135.ten kantore van het gemeentelijk grondbedrijf, als waarborg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem, na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden terug gegeven; 3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den dienst der gemeentewerken worden aangegeven; 4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben; 5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voor zoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tusschen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo- rende aan de gemeente Leeuwarden. 3 (Agenda no. 4) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een rooilijn voor de bebouwing langs den straataanlcg in het verlengde van de Engelsche straat ten noorden van den Harlinger- straatweg. Dit voorstel luidt als volgt De eigenaren der als bouwterrein in exploitatie ge brachte perceelen aan de noordzijde van den Harlinger- straatweg, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie I) nos. 1911 en 1394, hebben zich verbonden tot aanleg vóór den 1 Mei e.k. van de op die perceelen in het verlengde der Engelsche straat ontworpen straat. In verband met een bij ons college ingekomen plan tot bebouwing van het terrein aan dien weg op den hoek der aan te leggen straat, is het noodig reeds thans de rooiïng voor dezen bouw aan te wijzen. Met de op ons verzoek door den directeur der ge meentewerken ontworpen rooilijnen, die zijn aangege ven op de bij zijn schrijven van 19 December 1925 no. 1925 ingezonden teekening, kunnen zoowel de com missie voor de Openbare Werken als ons college zich vereenigen, waarom wij de eer hebben U voor te stellen te besluiten als rooilijnen voor de bebouwing ter weerszijden van bedoeld gedeelte der ten noorden van den Harlinger- straatweg in het verlengde van de Engelsche straat ge projecteerde straat, vast te stellen de op de bovenge noemde teekening getrokken witte bloklijnen. 4 (Agenda no. 5) Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der verordening, regelende het gebruik van de veemarkt (bijlage no. 4). 5 (Agenda no. 6) Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan Zandstra en van der Meer con cessie te verkenen tot het plaatsen en exploiteeren van een electrisch mijn-toestel voor den afslag van boter in de Waag. Dit voorstel luidt als volgt Van de heeren S. A. Zandstra en J. B. van der Meer, houders van een publieken verkoop van boter aan de Waag alhier, ontvingen wij onder dagteekening van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 3