30 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1926. der gemeentewerken te duur zou werken, dat er te veel personeel zou zijn, e. d. In de besloten vergadering, die aan de behandeling dezer begrooting van gemeentewerken voorafging, hadden ook reeds een paar leden het denkbeeld ge opperd een dergelijke commissie te benoemen. De Raad is hier echter niet op ingegaan uit over weging, dat voor de enkele opmerkingen, die in een sectie gemaakt waren en die nader bij de behandeling der begrooting onbesproken zijn gebleven, instelling eener zoodanige commissie niet noodig was. Ten einde toen alle aanleiding tot bespreking van den directeur in het openbaar alsnog te voorkomen, heeft Uwe Vergadering dit verzoek pro forma om prae- advies in onze handen gesteld. Wij hebben, nu eigenlijk al over dit punt beslist is, de eer U voor te stellen niet op het verzoek van den directeur in te gaan. Ondertusschen is wederom een verzoek van den heer van Hylckama Vlieg bij Uwe Vergadering ingekomen en gepubliceerd. Dit heeft een andere strekking, en wel om verschillende punten door een commissie, die uit eenige genoemde heeren zou kunnen bestaan, te laten onderzoeken. Dit stuk is nog niet bij U ter tafel geweest en de inzending is waarschijnlijk een gevolg van de weten schap, die de heer van Hylckama Vlieg had, dat het hieronder genoemd voorstel door ons aan U zou worden gedaan. Wij hebben n.l., wetende dat Uwe Vergadering aan onze zijde staat, den heer van Hylckama Vlieg verzocht zijn ontslag te nemen, maar deze heeft ondanks aan drang niet kunnen of niet willen inzien, dat zijn positie hier niet langer houdbaar is en ons derhalve gedwongen thans ons voorstel in het openbaar te doen. Het spijt ons, dat de zaak zoo geloopen is, doordat hij gemeend heeft geen gevolg te moeten geven aan dit namens U gedaan verzoek, waarbij, ter wille van hem en de zijnen, de volgende regeling zou gelden a. salaris tot 1 April 1926 b. ongeacht zijn verder inkomen uit te betalen na 1 April 1926 gedurende één jaar 4000.en gedu rende vier jaar daarna 3000.per jaar c. betaling door de gemeente van 1 April 1926 af, zoolang zulks noodig is, van de premie (welke in ver band met den leeftijd van hem en zijn echtgenoote on geveer 700.per jaar zou zijn) teneinde de pensioen- gerechtigheid zijner weduwe te verzekeren, met dien verstande, dat gedurende de eerste 5 jaar op het hem uit te keeren bedrag zou worden ingehouden wat ook te dier zake op de gemeente-ambtenaren wordt verhaald; d. indien zulks door hem gewenscht werd, over name van zijn huis aan het Groningerplein tegen de totaalsom van de daarop rustende hypotheekschulden. Tot recht verstand van het hierna te doen voorstel is het noodig terug te gaan tot Februari 1924, toen wij U in een besloten vergadering meenden te moeten in kennis stellen, dat wij ons vertrouwen in den directeur der gemeentewerken geheel hadden verloren. Wij grondden toen deze meening op onze in den loop der tijden opgedane ervaring, dat wij er sterk aan twij felden of de woorden van den directeur wel altijd over eenkomstig de waarheid waren, welke meening geheel kwam vast te staan door een sprekend en vaststaand feit, 't welk met den directeur in een onzer vergaderingen was voorgevallen. Bovendien hebben wij toen U er mede in kennis ge steld, dat wij meenden, dat het beleid van het beheer van den dienst bij den heer van Hylckama Vlieg niet in goede handen was, daar door hem in den loop der tijden een zoodanig standpunt tegen de ambtenaren, bij dezen dienst betrokken, was ingenomen, dat hij hen geheel van hem had vervreemd en zij zooveel mogelijk alle samenwerking met hem trachtten te vermijden. Wij brengen nog in Uwe herinnering dat, nadat de leden van Uwen Raad zich zooveel mogelijk van de verkeerde verhouding tusschen ambtenaren en directeur hadden vergewist en wij onzerzijds enkele mededee- lingen hadden gedaan over de verhouding, die tusschen ons college en den directeur was ontstaan, Uwe Ver gadering besloot den directeur te verzoeken ontslag uit zijne betrekking te vragen, waarbij hem dan nog het genot van twee jaar salaris in uitzicht zou worden gesteld. Naar aanleiding van dit hem namens U overgebracht verzoek heeft destijds een bespreking met den heer van Hylckama Vlieg in Uwe vergadering plaats gehad, waarna de meerderheid van Uw college meende het nog eens te moeten aanzien, in de hoop, dat na het voorge vallene door den directeur ernstig naar verbetering zou worden gestreefd. Wij hebben U in een besloten vergadering onlangs moeten mededeelen, dat er geen verandering was ge komen en dat wederom ons college dat in de afge- loopen twee jaar toevallig grootendeels van samen stelling is veranderd een voortduren van den toe stand, zooals deze was en is, niet houdbaar acht. Ook wij in onze tegenwoordige samenstelling zijn tot de conclusie gekomen, dat de directeur ons niet den onmisbaren steun kan geven, dien wij noodig hebben bij het besturen van dezen belangrijken tak van gemeen tedienst, daar wij vaste overtuiging hebben dat de heer van Hylckama Vlieg niet in staat is het geheel zóó te overzien, dat er voldoende leiding van hem uitgaat, waarbij komt dat wij ons vertrouwen in wat hij zegt niet hebben herkregen. Wederom constateerden wij dat hij het soms met zijn woorden niet al te nauw neemt. Gevolg hiervan is dat tusschen ons en den directeur de goede verhouding, die toch noodzakelijk is, ont breekt en dat alles, wat van den dienst der gemeente werken uitgaat, met een zekere restrictie wordt aange zien en behandeld, zoodat dit onzerzijds een verlam- menden invloed heeft op den geheelen omvang van zaken, dezen diensttak betreffende. Bovendien is in de verhouding van het personeel tot den directeur geen verbetering gekomen en Uwe Ver gadering zal ons moeten toegeven, dat een dienst - welke ookniet goed kan loopen, indien het personeel niet voldoende appreciatie of eerbied voor zijn chef heeft, indien het alles, als het eenigszins kan, tracht buiten hem af te doen, omdat het bij ervaring vooruit weet, dat zijn dikwijls weloverwogen meening toch bij den directeur geen genade vindt en slechts door zijn positie van ondergeschikte er toe gedwongen wordt zijn chef niet geheel voorbij te gaan. Uwe Vergadering zal het ons ten goede houden, dat wij om dezelfde reden als waarom tot nu toe alles hierop betrekking hebbende in besloten vergadering is behandeld in dit voorstel onze hiervoor geuite mee ningen niet met zooveel bewijzen voor elke stelling preciseeren; wij meenen dat ook gij, nu gij in de laatste jaren er niet onbekend mede waart, dat er toestanden waren bij den dienst der gemeentewerken, die veran dering behoefden, meer dan voorheen in en buiten den Raad Uwe aandacht daaraan hebt geschonken. Wij zijn echter bereid, indien zulks noodig mocht blijken, in openbare vergadering onze meening nader toe te lichten. Ons college is unaniem van meening, dat de heer van Hylckama Vlieg niet als leider van het bedrijf der gemeentewerken kan blijven gehandhaafd. Een minderheid meent, dat de oplossing gezocht moet worden in een wijziging der instructie's van den directeur en den adjunct-directeur, zóó, dat de eerste alleen belast zal blijven met het ontwerpen van bouwwerken en wat daarmede samenhangt, terwijl de laatste de uitvoering van deze en de algemeene leiding van het bedrijf zal krijgen. Wij herinneren U aan het feit, dat wij het hierna volgend voorste! doen in overeenstemming met de door Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1926. 31 de groote meerderheid van Uwe Vergadering reeds afgelegde verklaring, in welken zin zij zich een op lossing der kwestie denkt, en tengevolge van het feit, dat de heer van Hylckama Vlieg weder geen gevolg heeft willen geven aan het verzoek zelf ontslag uit den dienst der gemeente te vragen. Nu dit gefaald heeft en wij niet langer wenschen samen te werken met iemand, ongeschikt als leider en wiens woorden wij niet betrouwbaar achten en door wiens optreden de noodige samenwerking in het bedrijf zelf ontbreekt, moeten wij U het voorstel doen aan den heer L. H. E. van Hylckama Vlieg om bovengenoemde redenen eervol ontslag te verleenen als directeur der gemeentewerken met ingang van 15 Fe bruari 1926, onder doorbetaling van zijn tegenwoordige netto jaarwedde tot 15 Februari 1928. De Voorzitter kan den Raad mededeelen dat Burge meester en Wethouders een wijziging aanbrengen in hun voorstel, n.l. een wijziging van de laatste alinea van dat voorstel, zooals het aan de raadsleden is toege zonden. Burgemeester en Wethouders wenschen deze alinea als volgt te lezen moeten wij U het voorstel doen „aan den heer L. H. E. van Hylckama Vlieg om bovengenoemde redenen eervol ontslag te verleenen als directeur der gemeentewerken met ingang van 15 Februari 1926, onder doorbetaling van zijn tegen woordige netto jaarwedde tot 1 Juni 1926 en daarna van een zoodanig bedrag en gedurende een zooda- nigen tijd als na volledig onderzoek omtrent de in dit voorstel genoemde redenen zal worden vastge steld door eene commissie van drie personen, be staande uit den voorzitter van het Scheidsgerecht, als bedoeld in art. 49 van het Werkliedenreglement en twee buiten deze gemeente woonachtige personen, niet in eenige relatie tot den heer van Hylckama Vlieg of de gemeente staande en aangewezen door de Arrondissements-Rechtbank te Leeuwarden, een uit een vijftal door genoemden heer en een uit een vijftal door Burgemeester en Wethouders aan de Rechtbank op te geven." Spreker memoreert nog eens in 't kort den inhoud van dit gewijzigde voorstel, terwijl hij verder hierbij kan verklaren dat, nu het voorstel van Burgemeester en Wethouders is gewijzigd in den zin, zooals spreker heeft gezegd, de heer Van Hylckama Vlieg schriftelijk heeft verklaard dat hij zich daarbij neerlegt en dat hij zijn verzoek tot het benoemen van een commissie in trekt. Dat verzoek van den heer Van Hylckama Vlieg is dus hiermee vervallen. Dan zijn er nog eenige andere requesten ingekomen, die niet ter inzage hebben gelegen, omdat zij te laat zijn ingekomen. Spreker zou willen vragen of een van de leden wenscht dat daarvan nog lecture wordt gedaan; zoo noodig kan dat ook straks, als het te pas komt, worden gedaan. De korte inhoud ervan heeft spreker straks al medegedeeld. Geen van de leden vraagt het woord of verzoekt dat lecture wordt gedaan van de terzake ingekomen adres sen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat bij monde van den Voorzitter is gewijzigd. 8 (Agenda no. 9). Interpellatie van het lid, den heer L. Dijkstra, betreffende de verwisseling van tonnen door de gemeentereiniging De door den heer Dijkstra aan Burgemeester en Wet houders gestelde vragen luiden als volgt „Is het juist dat in huisgezinnen van drie personen een privaattonnenverwisseling wordt ingevoerd om de 14 dagen „Zoo ja, willen Burgemeester en Wethouders dan in de eerstvolgende raadsvergadering mededeelen waarom deze, naar mijn bescheiden meening niet hygiënische maatregel, wordt ingevoerd De Voorzitter vraagt of de heer Dijkstra zijn vragen ook wenscht toe te lichten. De interpellatie wordt geopend. De heer Dijkstra heeft deze interpellatie aangevraagd omtrent een eigenaardige, van de verordening afwij kende bepaling met betrekking tot de verwisseling van privaattonnen. In de pers heeft men al kunnen lezen dat hier eigenlijk een heftige verontwaardiging is over de zen nieuwen maatregel. Die nieuwe maatregel spr. houdt er van maar kort om den hoek te gaan bestaat hierin. Art. 7 van de verordening zegt dat de verwis seling van de hooge of model-privaattonnen geschiedt éénmaal per week bij een gezinssterkte van zes per sonen en daar beneden, van de verkiemde of z.g. kruis- ton éénmaal per week bij een gezinssterkte van vijf personen en daar beneden en van de ovale privaatton die practisch niet meer bestaat ook éénmaal per week bij een gezinssterkte van drie personen en daar beneden. Het komt spreker voor dat die verordening toch wel vrij duidelijk is en het is dan ook om die reden dat hij niet kan begrijpen hoewel in het vijfde lid van dit artikel wordt gesproken van bijzondere gevallen hoe met een artikel, dat luidt als dit, kan gebeuren wat op het oogenblik in Leeuwarden gebeurt. De tonnenbezorgers schijnen opdracht te hebben van wie, begrijpt spreker niet recht, maar hij denkt haast van de directie om, als zij in bepaalde wijken komen, tegen de menschen met een gezin van drie personen of daar beneden, te zeggen: nu krijgt U voortaan niet meer een verwisseling om de week maar een om de 14 dagen. Spreker kan zich levendig voorstellen dat die mede- deeling voor verschillende menschen een douche betee- kentAls om die uitdrukking in den Raad wordt gelachen, zegt spreker dat dit misschien wel juist is, wacht maar eens even, het kan een douche geven. Spr. kan zich voorstellen dat men ook door middel van de pers tegen deze maatregel ageert; als men toch op de hoogte is van de inrichting van verschillende woningen, waar de privaten staan in de keuken, waar zij slechts door één deur zijn afgescheiden van de kamer en waar zij staan op de zolders, dan kan spreker zich voorstellen dat deze maatregel, door de Reiniging ingevoerd, een storm van verontwaardiging heeft verwekt. Men kan hier ook niet best meer spreken van „bijzondere ge vallen", want spreker kan meedeelen en hij meent dat zijn inlichtingen behoorlijk juist zijn dat op deze manier in plus minus 3000 a 4000 huisgezinnen van drie personen en daar beneden privaattonnen worden be zorgd. Hij vraagt zich af: waarop steunt zooiets? De heer Visser: Op den bodem De heer Dijkstra Neen, hier is geen bodem in, want die bodem is hier de verordening en daarop steunt deze maatregel niet, want die is in strijd met de veror dening. Spreker wil er op wijzen dat het adres, dat van de Gezondheidscommissie is ingekomen, zich op hygië nische gronden tegen dezen maatregel verzet. Spreker wil daarvan zeggen dat de bedoeling van de Gezond heidscommissie, die vraagt deze bepaling in te trekken, uitstekend is, maar dat dit eigenlijk niet noodig is, want spreker meent dat de Raad eenvoudig Burgemeester en Wethouders beleefd doch dringend kan verzoeken de verordening te handhaven, waar daarin in het derde lid van art. 7 sprake is van het éénmaal in de week ver wisselen van een privaatton voor gezinnen van drie personen en daar beneden. Er komt nog iets bij, het eene kwaad haalt altijd het andere uit. Ten opzichte van de uitzonderingen, waar-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 4