ir vvt»? 32 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1926. van in de verordening sprake is, staat in art. 7 deze bepaling ,,De Directeur behoudt zich het recht voor in bij zondere gevallen van de bepalingen, vervat in het le, 2e en 3e lid van dit artikel, at te wijken." Maar daar staat wat onder „Gebruikmaking door den Directeur van de be voegdheid, bedoeld in het voorafgaande lid, heeft geen invloed op de verschuldigde vergoeding." Als dus de directeur meent dat er bepaalde uitzonde ringen moeten worden gemaakt, door om de 14 dagen of om de 4 weken een ton te plaatsen, dan staat er dui delijk bij dat in dit verband in ieder geval geen ver goeding mag worden gevraagd. Is spreker wel inge licht, dan gaat het echter zoo dat, wanneer een plaat sing om de 14 dagen wordt ingevoerd, er dan bij wordt gezegd: als U vaker een privaatton wilt hebben, dan kunt U die krijgen tegen idem zooveel. Spreker meent ook dat dit niet in orde is. Spreker komt ten slotte tot deze conclusie. Hij vraagt voorloopig in eerste instantie aan Burgemeester en Wethouders nadere inlichtingen. Hij zegt nogmaals dat hij zeer sterk den indruk, zelfs de overtuiging heeft dat, wat hier gebeurt, in strijd is met de verordening, maar voordat hij hier meer een woord van zegt, meent hij verstandig te doen met eerst te hooren wat het college in verband hiermee denkt aan te voeren. De heer Lautenbach (wethouder) heeft aan den di recteur van de Reiniging gevraagd hem een historisch overzicht te geven; spreker zal daarmee beginnen, het is kort „Toen in 1919 een begin werd gemaakt met het brengen van organisatie in het wisseltonnenstelsel, is in de eerste plaats er op gelet, hoeveel personen ge bruik konden maken van een privaatton die ééns per week verwisseld werd. De praktijk wees toen uit, dat van de toen bestaande drie soorten tonnen, waarvan de gebruiksinhoud was respectievelijk 44, 37 en 27 liter, 6, 5 en 3 personen gebruik konden maken bij het ver wisselen van éénmaal per week. De thans bestaande modelton is hoofdzakelijk die van 44 liter. Bij deze opname in 1919 is tevens nagegaan het aantal verwisselingen. Hierbij bleek, dat pl.m. 1250 privaattonnen éénmaal per 14 dagen werden verwisseld. Aan de hand van de in 1919 verzamelde gegevens is daarna in Juli 1920 de verordening in werking getre den, houdende voorwaarden waarop, en tarieven waar naar de Gemeentereiniging diensten verstrekt. In art. 7 dezer verordening, le lid, werd als regel aangenomen, dat bij een gezinssterkte van 6 personen en daar bene den, de verwisseling van de hooge privaatton éénmaal per week zou geschieden. Gezien evenwel de toen reeds bestaande pl.m. 1250 verwisselingen per 14 dagen, waarvoor hoofdzakelijk in aanmerking kwamen inrich tingen van onderwijs, pakhuizen, werkplaatsen met een zeer klein aantal personen, dienstpersoneel in 't alge meen wat niet meer dan drie personen telde, en gezin nen van drie, respectievelijk twee en één persoon, waar van het privaat buiten het perceel, of zoodanig ge plaatst was, dat dit voor de bewoners niet hinderlijk was en waarover ook nimmer klachten waren binnen gekomen, werd aan art. 7 van bovengenoemde verorde ning een 5e lid toegevoegd, luidende „De directeur behoudt zich het recht voor in bij zondere gevallen van de bepalingen, vervat in het le, 2e en 3e lid van art. 7 af te wijken." Dit 5e lid doelde dan ook op bovenstaande pl.m. 1250 stuks geplaatste privaattonnen, welke om de 14 dagen éénmaal werden verwisseld. Het aantal der om de 14 dagen verwisselde privaat tonnen bedroeg in 1920 1286 stuks 192 11213 1922 1141 1923 1134 stuks 1924 1059 1925 1138 In deze cijfers zat een paar jaar een kleine daling, doordat enkele onderwijsinrichtingen overgingen tot aanbrengen van closetinrichtingen. In den loop van de laatste paar jaar bleek mij even wel dat de werklieden, belast met het verwisselen der privaattonnen, meer verwisselingen deden om de 14 dagen, dan aangegeven was in de wijkboekjes. Hierop is hen reeds herhaalde malen gewezen door aanplakking van een dienstorder, enz., doch dit bleek niet afdoende te zijn, daar mij in het laatst van 1925 bleek, dat boven genoemd verschijnsel in sommige wijken groote afme tingen had aangenomen, b.v. le. Een wijk, waar één der werklieden zelf deze ontduiking op papier heeft gebracht, bedroeg het aantal in een week minder verwisselde privaattonnen dan aan gegeven, 52 stuks. Hieruit volgt dus, dat in deze wijk 104 privaattonnen meer om de 14 dagen stonden, dan het dienstboekje aangaf. 2e. Uit een wijk werd mij vrijwillig door de betrok ken werklieden het aantal perceelen medegedeeld, welke zij uit eigen beweging op éénmaal per 14 dagen ver wisselen geplaatst hadden; dit aantal bedroeg eveneens 52 stuks. 3e. Uit een andere wijk eveneens 26 gelijke geval len, waarbij nog medegedeeld, dat in 15 gevallen hier van de bewoners zelf er om verzocht hadden. Hieruit blijkt, dat er in de meeste wijken veel minder verwisselingen gedaan werden dan volgens wijkboekjes moesten geschieden. Van al deze om de 14 dagen ver wisselde privaattonnen kwam, zooals boven reeds ge zegd, zelden een klacht binnen. De privaattonnen, waarmede deze ontduiking plaats vond, waren bij controle zeer moeilijk te vinden, daar, wanneer de controleur de controle ging toepassen in één der wijken, de werklieden er dan wel voor zorgden dat volgens het wijkboekje verwisseld werd. Alleen kon het feit 's avonds geconstateerd worden dat er per dag minder tonnen verwisseld werden, daar het aantal gevulde tonnen veel kleiner was dan dat aangegeven in de boekjes. Daar, zooals boven medegedeeld, hierover zeer zel den klachten binnenkwamen van de bewoners, was hierin een reden voor mij gelegen om deze mindere prestatie van de werklieden ten voordeele te brengen van het bedrijf zelf. Verder meende ik dat het eveneens ten voordeele van het reinigingsbedrijf was, om niet een gedeelte van de inwoners te bevoordeelen bij een ander gedeelte, waarbij deze 14-daagsche verwisseling reeds jaren lang werd toegepast. Ik stel mij thans, evenals dit bij de invoering van de verordening in 1920 met mijn voorganger het geval geweest is, op het standpunt, dat deze maatregel alleen moet worden toegepast in die gevallen, waarbij het éénmaal verwisselen per 14 dagen volstrekt geen last voor de bewoners zal veroorzaken. In gevallen waar de gezinssterkte b.v. 3 personen is en dit door een dag dienstbode wordt vergroot, hoewel deze bij de bevol king niet staat ingeschreven als deel uitmakende van dat gezin, dient de verwisseling te blijven geschieden éénmaal per week. Ook bij ziekte in een huisgezin of bij zeer ongunstig geplaatste privaattonnen, dienen deze om de week te worden verwisseld.. Om evenwel aan de werklieden zelf zoo weinig mo gelijk gelegenheid te geven eigenmachtig tot verwisse ling om de 14 dagen over te gaan, is door mij in het laatst van 1925 een onderzoek ingesteld op de afdeeling bevolking naar het aantal gezinnen hier ter stede, in geschreven met drie en minder inwoners per gezin. Dit aantal bedroeg pl.m. 3500. Deze worden nu alle op 14 dagen gezet, terwijl bij mij binnenkomende klachten worden onderzocht. Blijkt er één der bovengenoemde redenen aanwezig te zijn, zoo dient de verwisseling 1 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Februari 1926. 33 maal per week te blijven, daar het volstrekt niet de bedoeling is om de inwoners meerdere kosten te laten maken en hun last te veroorzaken. Uit het voorgaande blijkt dus dat reeds jaren lang bij een gedeelte der inwoners de privaatton om de 14 dagen werd verwisseld en dit ook nimmer tot klachten uit hygiënisch oogpunt of iets anders aanleiding heeft gegeven. Met deze maatregel is hoofdzakelijk bedoeld het voordeel, dat hierin is, te doen toekomen aan het bedrijf en niet aan de werklieden. Verder wil ik U hierbij ook nog even er op wijzen dat bij de klachten, die mochten binnenkomen over volle tonnen, de privaatton door verschillende inwoners niet alleen wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze ge plaatst is. Soms gelijkt het bijna op een ton voor huis vuil. De uit de tonnen verzamelde hoeveelheid glas, schillen, blik, flesschen, stroo, oude schoenen, enz., is zeer belangrijk. Dit zijn ook allemaal dingen die hierin niet behoeven voor te komen, daar ook ieder ingezetene 2 a 3 maal per week gelegenheid heeft om zijn huisvuil op andere wijze mede te geven. De praktijk heeft dus bewezen, dat bij een goed ge bruik van de privaatton en bij een billijke toepassing van dezen maatregel, éénmaal verwisseling per 14 dagen geen last behoeft te veroorzaken." Dit is de toelichting, die spreker van den directeur kreeg en nu het antwoord van het college. De Directeur zegt: het is mijn voornemen dat in gevallen, waar de gezinssterkte b.v. 3 personen is, maar die door een dag dienstbode wordt vergroot of bij ziekte of wanneer de privaatton een bijzonder slechte plaats heeft, de maat regel niet zal worden toegepast. Dat is de meening van het college niet; voor en aleer een dergelijke be paling zal worden toegepast, moet men eerst vragen of het kan. Men moet niet eerst de klachten afwachten, maar men moet eerst met de menschen spreken en zien of de mogelijkheid zonder eenig bezwaar kan bestaan. De conclusie, die de Gezondheidscommissie heeft gemaakt, maakt spreker geheel tot de zijne. Die con clusie is „In die gezinnen, waar verwisseling van de tonnen om de 14 dagen gewenscht wordt met het oog op den last, die er door wordt veroorzaakt, en waar die wisseling zonder hygiënisch bezwaar om de 14 dagen in plaats van wekelijks kan geschieden, kan hiermee worden voortgegaan, doch overal elders moet de be staande toestand blijven gehandhaafd." Aan den Directeur zal opdracht worden gegeven voortaan in die richting te handelen. Spreker meent het voorloopig hierbij te kunnen laten. De heer Dijkstra heeft met eenige verwondering deze verdediging van den wethouder aangehoord. Want waarop komt die eigenlijk neer? Hierop, dat de werk lieden daar eigenlijk den dienst hebben uitgemaakt De heer Lautenbach (wethouder): Wat? De heer Dijkstra en dat zij eigenlijk de Reini ging een richting hebben uitgedrongen, in strijd met de verordening, een richting, die de Raad ook zeker niet wil. Spreker stelt deze vraag aan het college: hoe lang was de tekortkoming van de werklieden bij dezen gemeentedienst aan het college bekend? En wat is er door de directie van de Reiniging, toen zij het feiten materiaal had in massa zou spreker zeggen, volgens dit rapport tegen dat euvel gedaan? Want spreker noemt het eenvoudig een euvel. Als een ploeg werk lieden opdracht krijgt om spreker noemt maar wille keurige cijfers met een wagen met 60 tonnen de stad in te gaan en die te verwisselen, dan hebben ze die 60 tonnen te verwisselen, dat is hun plicht en als de direc teur dan in de gaten krijgt dat dit niet gebeurt, dan zal hij daar tactisch en op zeer scherpe wijze front tegen moeten maken. Nu dat niet is gebeurd, krijgt men ge volgen als deze; nu wordt de heele burgerij eigenlijk getracteerd op een pestilentie in huis gedurende de warme zomerdagen, wat spreker niet graag voor zijn rekening zou nemen. Daar komt het toch practisch op neer. Spreker hoopt dat de Raad zijn optreden tegen deze practijk zal steunen. Hij meent dat de verordening duidelijk genoeg is en als die wordt uitgevoerd, zooals het er staat d. w. z. dat regel is dat per week iedere privaatton wordt verwisseld dan gelooft spreker dat het wel marcheeren zal, hoewel het niet overbodig is extra in de gaten te houden of dit door het personeel van de Reiniging en de verantwoordelijke personen gebeurt. Spreker heeft een motie ontworpen, maar zal die nog niet indienen omdat hij wil afwachten wat het college verklaart. Hij vraagt nu deze verklaring of het college deze nieuw opgezette maatregel of dit nieuw ingevoerde stelsel, waardoor duizenden verwisselingen om de 2 weken plaats hebben, wil intrekken of wil stop zetten en onmiddellijk de verordening wil handhaven. Spreker meent dat het dien kant uit moet. De Voorzitter: Mag ik zelf ook iets zeggen De heer Dijkstra: Ja. De Voorzitter zou zeggen dat de heer Dijkstra zijn motie gerust in den zak kan houden en dat hij bezig is een open deur in te trappen, omdat het college het niet met den maatregel van den directeur eens is. Het college is daarmee ook nog maar sedert betrekkelijk korten tijd bekend en is ook van meening dat de maat regel van den directeur niet op de verordening steunt. Er staat uitdrukkelijk in de verordening dat de verwisse ling bij een gezinssterkte van zes personen en minder eens per week moet geschieden en dat daarvan slechts in bijzondere gevallen kan worden afgeweken. Wat heeft de directeur nu gedaan Hij heeft 3000 gevallen gemaakt tot bijzondere, zonder onderzoek vooraf. Als wij het daarover eens zijn, kunnen wij hiermee wel uit scheiden en dan behoeft ook niet voor verwisseling om de week extra betaald te worden dat steunt ook nergens op dan kan de heer Dijkstra zijn motie wel in den zak houden en dan is spreker blij dat hij per missie heeft gekregen om te spreken en dan is de zaak in orde. Wat betreft de kwestie dat minder verwisselingen zijn gedaan dan op de wijkboekjes stonden, is een andere kwestie die, omdat er niet veel klachten over binnen kwamen, zeer goed kan afhangen van toevallig gesloten huizen en het kan ook wezen dat, in overleg met de bewoners, grondig is geconstateerd dat het niet noodig was dat de tonnen werden verwisseld, maar dan had men die gevallen moeten opgeven en had het in de wijkboekjes moeten worden gezet. Dat is de fout geweest, maar omgekeerd is het ook fout dat, toen bleek dat een aantal verwisselingen niet plaats had misschien op goede gronden en misschien tot een aantal van 50 per wijk de directeur misschien 200 heeft bijgeschreven in de wijkboekjes en hij heeft geschreven dat dit bijzondere gevallen waren. Als men nu vraagt hoe lang Burgemeester en Wet houders dit weten, kan spreker antwoorden dat zij deze kwestie pas verleden week Donderdag hebben behan deld, eerder wisten zij het ook niet. Zij hebben ook alleen de berichten in de krant gelezen, maar daar trekt men zich als ambtenaar in den regel niet veel van aan, omdat men dan wel aan den gang zou kunnen blijven. De zaak is dus toen in het college besproken en daarbij kwamen Burgemeester en Wethouders tot precies de zelfde conclusie als de interpellant. De heer Lautenbach (wethouder) begrijpt de verba zing van den heer Dijkstra niet. Spreker heeft gezegd: dat zegt de directeur en hij heeft er op laten volgen dat zegt het college, dat het daar absoluut niet mee eens is. Hoe het aan de Reiniging toegaat, heeft spreker

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 5