82 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1926.
Spreker is van meening dat wij dit terrein moeten
bebouwen. De factor van de werkloosheid is ook aan
gehaald, maar men zou de vraag kunnen stellen: wan
neer werken wij productiever, wanneer wij daar gaan
bouwen of wanneer wij daar een park maken? Dat zal
niet veel verschil maken. Voor werkloosheidsvoorziening
kunnen wij het terrein ook gaan bebouwen; daarmee
zullen wij de werkloosheid ook minstens even goed
bestrijden als door parkaanleg.
De heer O. F. de Vries zegt dat de kwestie van al of
niet bebouwing van dit terrein ook in de commissie van
Openbare Werken ter sprake is gebracht, echter in de
eerste plaats, omdat het ook eenigszins in de bedoeling
van het ontwerp-uitbreidingsplan lag om hier een sport
terrein te maken. Maar na eenig praten over de kwestie
was de commissie ten slotte eenstemmig van meening
dat, wanneer eventueel een sportterrein aan dien kant
zou komen, het dan gelegener en voordeeliger zou zijn,
daarvoor de Wilhelminabaan en de aangelegen terreinen
te bestemmen.
Dan is er terloops in de commissie over gesproken
om van dit terrein een park te maken, maar omdat men
aan de westzijde van de stad zooals de heer Mole
naar er al verschillende heeft genoemd reeds parken
heeft, is spreker persoonlijk van meening dat parkaanleg
aan dien kant niet erg noodig is, omdat men daar heeft
den Prinsentuin, het Rengerspark en het Wester
plantsoen.
In de commissie is ook de mededeeling gedaan dat
het Westerplantsoen nu zou worden uitgebreid en met
ongeveer de helft zou worden vergroot en toen heeft
de commissie eenstemmig besloten dit terrein wèl te
bestemmen voor bouwterrein.
Ook is in de commissie ter sprake gebracht de vraag
om vooral aan den kant van de Engelsche straat en
den Marssumerstraatweg een vrije bebouwing toe te
passen. Omdat ook aan den Marssumerstraatweg daar
reeds van is afgeweken bij het verlengde van de
Engelsche straat staat een blok van 2 woningen, dat is
dus geen vrije bebouwing meer, en een eind verder ook
zou spreker willen weten welke plannen er nu zijn
ten opzichte daarvan langs de Engelsche straat en den
AAarssumerstraatweg.
De heer Posthuma zou de vraag willen stellen of bij
het in gebruik nemen van dit terrein als bouwterrein
ook rekening is gehouden met het aanleggen van een
speelterrein voor kinderen. Spreker vreest dat het daar
voor nu zeker tijd wordt, omdat wij anders krijgen een
toestand zooals aan den oosthoek van de stad, waar
absoluut geen gelegenheid is voor kinderen om te spelen.
De heer K. de Boer zou aan het gesprokene deze
opmerking willen toevoegen, dat hem deze methode
van behandeling niet goed lijkt. Wij hebben het uit
breidingsplan in zijn geheel in den Raad gehad en in
groote lijnen aan dat uitbreidingsplan, zooals het is
ontworpen, onze goedkeuring gehecht. Nu wordt daarop,
dunkt spreker, een zeer belangrijke inbreuk gemaakt.
Spreker hoort nu van een van de leden van de com
missie voor Openbare Werken dat in de commissie over
deze zaak gesproken is en hij hoort ook uit het gespro
kene hier, dat daar ook andere dingen, die met het uit
breidingsplan in verband staan, ter sprake zijn gebracht.
Maar van al datgene, wat daar gesproken is, hebben wij
geen inzicht gehad en wij weten dus niet welke argu
menten daar hebben gegolden om deze inbreuk te ma
ken. De heer O. F. de Vries heeft gezegd dat er over
gedacht is om van de Wilhelminabaan een sportterrein
te maken, maar de vraag kan ook gesteld worden of de
Wilhelminabaan dan misschien niet een betere bestem
ming kan vinden in een verdere doortrekking van de
Wiliemskade, waardoor er dan ook terrein vrij zal ko
men voor uitbreiding van de Veemarkt
De heer O. F. de Vries: Dat staat niet op het uitbrei
dingsplan.
De heer K. de Boer Dat staat niet op het uitbrei
dingsplan, dat is zeer zeker waar. Maar als wij nu en
morgen aan het knoeien gaan, is het veel beter de zaak
in haar geheel onder de oogen te zien en niet op deze
wijze hiermee te komen, opdat wij dan alle argumenten
voor en tegen onder de oogen kunnen zien. Spreker
meent dat een zoo belangrijke wijziging in het uitbrei
dingsplan niet incidenteel aan de orde moet worden
gesteld en steunt daarom graag het voorstel van den
heer Molenaar, om dit voorstel voorloopig aan te hou
den, opdat wij de zaak in haar geheel onder de oogen
kunnen zien.
De Voorzitter zou namens Burgemeester en Wethou
ders het pro van dit voorstel naar voren willen brengen.
Door den heer Molenaar is gesproken over dit open
liggend terrein. Nu zou het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, dat op het oogenblik is gedaan, mis
schien nog niet hier ter tafel zijn, indien niet onlangs
het college de vraag had gehad van iemand of hij den
grond, gelegen op den hoek van de Engelsche straat
en den Marssumerstraatweg, in erfpacht zou kunnen
krijgen, teneinde daar een flinke villa te bouwen. Ten
slotte is dat overgegaan, maar Burgemeester en Wet
houders meenden, omdat er meerdere aanvragen zouden
kunnen komen, een principieele uitspraak van den Raad
te moeten vragen. Als die villabouw was doorgegaan,
zouden Burgemeester en Wethouders hebben voorge
steld dat terrein in erfpacht uit te geven; nu het echter
door toevallige omstandigheden is overgegaan, meenden
Burgemeester en Wethouders toch, om in de toekomst
te weten wat de Raad wil, de principieele kwestie hier
aanhangig te moeten maken.
Het is volkomen waar wat de heer Molenaar zegt, dat
op het concept-uitbreidingsplan dit terrein staat aange
geven als sportterrein of tentoonstellingsterrein. De heer
Molenaar heeft er echter nog iets anders van gemaakt,
wat er niet op staat, n.l. als park. Die twee zaken moeten
wij goed uit elkaar houden; het maken van een sport
en tentoonstellingsterrein en het aanleggen van een park
zijn twee afzonderlijke dingen. Burgemeester en Wet
houders hebben nooit op het standpunt gestaan dat dit
terrein eventueel als park zou worden aangelegd; de
kwestie, waar het hier om gaat, is: zullen wij doen wat
op het concept-uitbreidingsplan staat, dus er een sport-
of tentoonstellingsterrein van maken of zullen wij het
bebouwen
Nu zijn Burgemeester en Wethouders wel een beetje
huiverig om hier met een voorstel te komen om dat ter
rein als sportterrein of als tentoonstellingsterrein in te
richten. Zij zijn daar huiverig voor, omdat ieder van de
raadsleden wel zal weten dat die grond duur is en om
dat zij vreezen dat een dergelijk sportterrein niet zoo'n
speelveldje, waar wel eens een balletje getrapt wordt,
dat is de bedoeling niet, maar een sportterrein, zooda
nig ingericht, dat het voldoet aan de eischen, die eerste
klas clubs en hun verschillende afdeelingen daaraan
stellen hier niet anders is in te richten dan met enorm
hooge kosten, omdat, zal het terrein eenigszins aan de
eischen voldoen, dit dan moet bestaan uit een andere
grondsoort dan die van alle terreinen om en bij Leeu
warden. Deze zijn n.l. van klei en men zal een zandig
terrein moeten hebben; men zou dus het terrein moeten
veranderen in een ander soort terrein dan alle terrei
nen, die wij in de buurt van Leeuwarden hebben. Dat is
het groote bezwaar voor een terrein meer naar het
oosten wil spreker dat niet zeggen, maar hier in het
westen van de stad wel.
Er is indertijd een begrooting gemaakt van de kosten
van inrichting van dit terrein als sportterrein; het was
een particuliere begrooting van een architect hier uit
de stad en oud-wethouder Tulp heeft zich daar toen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1926. 83
nog al voor gespannen. Men wou toen verkoopen of in
erfpacht uitgeven, omdat dat de duurste strooken wa
ren, een strook grond langs de Fonteinstraat en een
strooks langs den Harlingerstraatweg en dan de rest
bestemmen voor sportterrein. Ten eerste bleek toen
echter het overblijvende terrein al te klein, zoodat men
er nog grond van zijn buurman niet van de gemeente
bij zou moeten hebben en verder zou de aanleg, als
spreker zich niet vergist, 80.000.moeten kosten.
Burgemeester en Wethouders vreezen daarom dat een
dergelijk eerste klas terrein in Leeuwarden eigenlijk niet
te krijgen zal zijn, tenzij men een dergelijk bedrag er
aan zou willen besteden.
Toen hebben Burgemeester en Wethouders gevraagd:
wat moet er dan mee gebeuren? en aangezien er een
aanvraag was en men kon vermoeden dat, als het ter
rein zou worden uitgegeven, er zeer zeker meer aanvra
gen zouden komen, hebben Burgemeester en Wethou
ders gemeend den Raad te moeten voorstellen in prin
cipe te besluiten tot het uitgeven van dit terrein als
bouwterrein. De kwestie van het park is echter, zooals
gezegd, nooit besproken, die is als een novum hier in
het midden gebracht.
Door den heer K. de Boer is gezegd dat blijkbaar in
de commissie voor Openbare Werken allerlei dingen
zijn besproken, die wij niet weten. Spreker is ook niet
in de vergadering der commissie geweest, maar het
eenige, wat hij hier van den heer De Vries heeft gehoord
is iets, wat de raadsleden en spreker ook kunnen weten;
als hij zich niet vergist, staat op het concept-uitbrei
dingsplan achter de Westerplantage toch een stuk aan
gegeven om dit plantsoen daarmee te vergrooten. De
heer De Vries zegt dat de helft er bij komt, spreker weet
dat niet precies, maar het staat er op. Bovendien schijnt
er in de commissie iets te zijn gezegd over de Wilhel
minabaan; deze ligt op het oogenblik ook in het uit
breidingsplan en daarop zijn straten geprojecteerd, zoo
dat, als men dit toch wil handhaven, de Wilhelminabaan
ook zal worden bebouwd.
Burgemeester en Wethouders staan op dit standpunt
dat dit terrein, dat vrij gekomen is, doordat het tijdelijk
rijksopvoedingsgesticht is verdwenen, te duur is om het
te bestemmen voor sport- en tentoonstellingsterrein.
Bovendien heeft het voor sport- en tentoonstellingster
rein dit bezwaar, dat dwars door het terrein, vanaf den
Westersingel naar de Engelsche straat, een straat is
geprojecteerd. Op die manier zou men twee stukken
terrein krijgen, een sportterrein, zooals men het in de
practijk nooit zou inrichten. Spreker geeft toe, wij kun
nen die straat voorloopig weglaten, maar het eigenaar
dige is hier dat, als men een dergelijk terrein in tweeën
snijdt door er een straat dwars door te leggen, beide
stukken minderwaardig worden. Ook op die overweging
hebben Burgemeester en Wethouders gemeend dit
voorstel te moeten doen.
De heer O. F. de Vries heeft gevraagd of men hier
ook open bebouwing zal toepassen en hij heeft gezegd:
die zou ook komen aan den Harlingerstraatweg, maar
die is er niet. Het blijkt echter wel dat de tijden van de
ideale toestanden, door den heer Molenaar geschetst,
toen hij het over de Amsterdamsche grachten had
waaraan de groote heerenhuizen waarschijnlijk door de
menschen met groote kapitalen zijn gesticht, want an
ders was het niet mogelijk geweest dat dergelijke per-
ceelen waren gebouwd voorbij zijn; men kan ze niet
meer krijgen, die royale villa's met breede tuinen er
omheen, die tijd is ook voor Leeuwarden voorbij en daar
behoeven we ook niet meer op te hopen. Het is alleen
mogelijk als men veel kapitaal bezit om een dergelijke
villa tot stand te brengen en we weten allen dat die
menschen met ruime kapitaalmiddelen niet in Leeuwar
den aanwezig zijn en daar ook niet meer zullen komen.
Burgemeester en Wethouders willen nu wel vast
houden aan den eisch van een open bebouwing zij
hebben dat ook aan den Harlingerstraatweg gedaan
maar wanneer zij daar streng aan vasthouden, zoo, dat
zij graag 10 AA. naast ieder huis vrij houden en er dus
minstens 20 M. vrij komt tusschen de perceelen, dan
komt er geen enkel huis. Dat is niet mogelijk; die ideale
wenschen kunnen heel mooi zijn en mogelijk zijn in een
gemeente als Baarn, maar hier hebben wij de menschen
en het kapitaal er niet voor, dat gebeurt hier niet. Bur
gemeester en Wethouders hebben echter wel aan een
open bebouwing vastgehouden, n.l. zoo, dat tusschen de
perceelen ongeveer 5 M. grond vrij blijft; spreker geeft
ook toe dat er een paar dubbele perceelen zijn gebouwd,
maar hij gelooft niet dat, als er een enkel dubbel huis
tusschen staat, men kan zeggen dat de open bebouwing
is te loor gegaan, mits het dubbele huis maar als één
geheel is gebouwd. De wensch tot een groote open be
bouwing gelooft spreker echter dat men in Leeuwarden
wel tot de luchtkasteelen kan rekenen. Burgemeester
en Wethouders willen langs den Harlingerstraatweg en
de Fonteinstraat de open bebouwing wel als eisch stel
len, voor zoover zij die op practische gronden kunnen
eischen, maar zij kunnen daarbij dan ook niet verder
gaan dan de practijk toelaat.
De vraag, of aan een speelterrein voor kinderen is
gedacht, kan spreker op het oogenblik nog niet beant
woorden. Het stratenplan voor dit terrein is nog niet
klaar; wel zijn er globaal een paar strepen getrokken,
maar definitief is het nog niet voor elkaar. Afgescheiden
daarvan zal echter met de opmerking omtrent het maken
van een speelterrein rekening kunnen worden gehouden.
De heer Van der Veen heeft eerst gewacht op wat de
heer Molenaar heeft gezegd en was het daarmee wel
aardig eens, omdat het voorstel, dat Burgemeester en
Wethouders hebben gedaan, ook hem niet toelacht, in
de eerste plaats op grond van de bezwaren, die door
den heer Molenaar zijn genoemd en door den heer K.
de Boer verder zijn uitgemeten. Maar de argumentee
ring, die in dit stuk staat, blijkt spreker, ook nadat de
Voorzitter heeft gesproken, eigenlijk niet juist te zijn.
Er staat in dit stuk dat dit terrein „door zijn ligging
en oppervlakte daarvoor minder geschikt is", maar spr.
gelooft dat hetgeen daarop volgt: „terwijl het als bouw
terrein van groote waarde is", eigenlijk de spil is, waar
de heele zaak om draait.
Het argument van den Voorzitter, dat op het uitbrei
dingsplan een straat staat geprojecteerd, zou als be
zwaar kunnen gelden, maar zoolang die straat er nog
niet is, is er geen reden om zich daarover bezorgd te
maken, omdat wij het zelf in de hand hebben die straat
weg te laten als wij het terrein bestemmen voor sport
terrein.
Spreker is van morgen nog eens rond het terrein ge-
loopen en als men nu zegt dat het, wat de oppervlakte
betreft, niet geschikt is, dan weet hij niet welke eischen
Burgemeester en Wethouders daaraan willen stellen,
voor een sportterrein, maar dan wil het hem voorkomen
dat het terrein, waarover hier wordt gesproken, wat de
oppervlakte betreft, daarvoor heel wel geschikt is. Ter
wijl, als men spreekt over de ligging en daarbij dan
doelt op het al of niet gemakkellijk zijn te bereiken en
het meer of minder hinderlijk zijn voor de omgeving,
als men dat beschouwt als ligging, spreker dan absoluut
niet kan zeggen dat dit terrein daar ongunstig is ge
legen.
De heer Visser zegt dat aan parken en sportterreinen
hier niet zoo'n behoefte is, dat de menschen genoeg
buiten de stad kunnen gaan. In de eerste plaats moet
men dan echter over veel tijd beschikken en verder over
tamelijke contanten
De heer Visser: Op de fiets naar buiten 's Zondags.
De heer Van der Veen Ja, ja, ieder heeft niet
voor elke persoon in zijn huis een fiets en spreker stelt
zich toch voor dat er nog meer dan alleen het hoofd