84 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1926. van het gezin van dergelijke dingen graag willen pro- fiteeren. Spreker is van meening dat, wat de ligging be treft, er geen enkele aanmerking op dit terrein kan wor den gemaakt. Verder zou het niet geschikt zijn, wat de grondsoort betreft en heeft de Voorzitter de opmerking gemaakt dat geen enkel terrein in de omgeving van Leeuwarden in dat opzicht geschikt is. Maar dan zou men hier al zijn leven van een behoorlijk sportterrein gespeend moeten blijven, als men daarbij zegt dat het in orde maken vrij wat kosten zou meebrengen dat argument zal men niet duurzaam als bezwaar moeten laten wegen. Trouwens, als er één terrein is, dat met betrekkelijk weinig kosten voor sportterrein in orde kan worden gemaakt, dan is het wel dit terrein, want dit terrein ligt hoog en op andere plaatsen ligt de grond veel lager. Spreker is daarom van meening dat het beter is, op dit voorstel van Burgemeester en Wethouders niet in te gaan. De heer M. Molenaar merkt op dat nu reeds eenige keeren is gesproken over sportpark of plantsoen, maar hij herhaalt dat, wat er met het terrein zal gebeuren, nog niet vast behoeft te staan; de Raad behoeft vandaag heelemaal geen besluit te nemen. De aanleg van een sportterrein kost geld en die van een park ook. Spreker wil er alleen maar aan herinneren dat wij in een stad als de onze en in een omgeving als de onze op de klei het natuurschoon, dat wij wenschen, moeten maken; dat is er niet, maar dat moet aangelegd worden. Dat kost geld en nu gaat de kwestie maar hierover, of wij daar iets voor over hebben. Dan meent spreker dat een bloeiende gemeente als Leeuwarden daarvoor zeer zeker iets kan besteden en hij gelooft ook dat dit in de verre toekomst wel zijn baten zal afwerpen. De heer Visser heeft gezegd dat er zoo noodig ge bouwd moet worden en dat ook het bouwen werk zal opleveren. Spreker gelooft echter dat, als wij dit terrein niet bestemmen voor bouwterrein, er tóch wel zal wor den gebouwd; er is terrein genoegd en ruimte te over, ook in die omgeving, er liggen nog groote terreinen bloot voor den bouw van villa's en gai age's, dat behoeft niet speciaal op dit terrein te gebeuren. Spreker doet dan ook het voorstel, deze zaak nu niet te behandelen, opdat de Raad alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld na kalm beraad over de bestemming van dit terrein te beslissen. De Voorzitter zou eerst willen vragen iets, dat mis schien later aan de orde komt, maar dat z. i. op het oogenblik ook aan de orde is; wat verstaat men eigen lijk onder een sportterrein? Daarover kan men verschil van meening hebben. Die kan zijn dat men het terrein bestemt om er zoo maar eens een balletje te trappen, terwijl ieder er op mag, zooals nu met het terrein aan de Fonteinstraat gebeurt; men neemt zelf een oude of een nieuwe voetbal mee, formeert zelf een paar elftallen en dan spelen die met elkaar. Is dat een sportterrein, of noemt men een sportterrein, waar worden uitgeoefend de verschillende sporten volgens de regelen der kunst? Dat maakt een heel verschil. Spreker wil direct zeggen dat, als het zou worden aangelegd, zooals indertijd de architect het zich heeft gedacht, met een betrekkelijk smalle strook voor huizen langs de Fonteinstraat en langs den Harlingerstraatweg ook, er dan voor het mid denterrein niet voldoende zou overblijven, dat het voor een eerste klas club een voldoende grootte had. Voor een dergelijken aanleg zouden wij er een terrein, dat niet van ons is, nog bij moeten voegen. Veronderstelt men echter met een sportterrein een terrein, waar ieder op mag en waarop met een kleine bal of een voetbal de jongens zich mogen vermaken, noemt men dat een sport terrein, dan is men veel gauwer klaar. Maar een wer kelijk sportterrein en tentoonstellingsterrein moet ook in orde worden gehouden en spreker gelooft dat er dan nog een heel andere kwestie bij komt. Nu zegt de heer Molenaar dat het natuurschoon hier gemaakt moet worden. Dat is volkomen waar, we heb ben hier zeer weinig en wanneer men het bepaald wil, zal men het natuurlijk moeten maken. Maar met de eerste betaling zelf is men er niet af; men moet bij het maken van een park eerst een stuk geld in den grond en later nog een stuk in het onderhoud steken en dan is het maar de vraag of men dat er voor over heeft en of Leeuwarden dat in de toekomst zal kunnen blijven betalen. Daarom draait het en als men nu meent dat het er af kan, leg dan hier en daar parken aan. Ieder zal erkennen dat Leeuwarden daarmee vooruit gaat; of er zich daarom hier zooveel meer menschen zullen ves tigen, is een tweede kwestie, maar door hen, die hier wonen, zal het zeer zeker worden geapprecieerd. Het is alleen de vraag of de financiën het kunnen lijden. De heer Visser zou nog even heel kort willen ant woorden naar aanleiding van hetgeen door den heer Van der Veen is naar voren gebracht. Hij gelooft dat hij zich in eerste instantie niet duidelijk heeft uitgedrukt en zal trachten zich nader te verklaren. Hij heeft be doeld dat er tegenwoordig volop gelegenheid is buiten de stad het natuurschoon te genieten en niet dat ieder maar een week of 14 dagen met vacantie kan gaan, waarvoor men over contanten en kapitaal moet kunnen beschikken. Hij heeft bedoeld dat er honderden men schen op fietsen buiten de stad trekken naar Olterterp enz., om te profiteeren. Men kan toch ook niet ontken nen dat het heel veel moeite kost het volk te lokken naar den Prinsentuin; daar is geen publiek te vinden. En wij hebben het Rengerspark ook nog, waarom spr. het niet alleen absoluut niet wenschelijk zou achten maar het ook zeer ontijdig zou vinden, wanneer men naast de bestaande parken nog een ander park zou aanleggen. Spreker is het volkomen eens met den Voorzitter dat de financieele kwestie hier een rol speelt als wij dit terrein gebruiken voor bouwterrein is dat uit een finan cieel oogpunt veel voordeeliger voor de gemeente dan wanneer wij het onnoodig als park aanleggen. De heer Molenaar heeft gezegd dat er bouwterrein genoeg is, maar spreker meent dat dit terrein zich bij uitstek leent tot het bouwen van woningen en dat die soort van woningen de stad absoluut niet zullen ont sieren, ook al wordt dan niet in het oude genre van vroeger gebouwd, dat door den heer Molenaar is ge noemd; ook de moderne bouw geeft wel iets moois, dat in het kader van de stad past. Spreker meent dus dat het uit een financieel en uit een practisch oogpunt beter is op dit terrein te bouwen dan daar een park te maken, waar men geen behoefte aan heeft. De gelegenheid om naar buiten te gaan, is zoo groot en honderden menschen op fietsen maken daar gebruik van en hebben dan meteen een reisje. Al leen enkele oudere menschen en vrouwen met kinder wagens komen in het park en daarvoor is het wel vol doende, maar de jongeren gaan naar Olterterp, enz. De Voorzitter: Mag ik vragen wat de heer Molenaar bedoelt met zijn voorstel Dat een en ander wordt uitgewerkt of om de zaak voorloopig te laten liggen De heer M. Molenaar: Het beste zal zijn om voorloo pig de zaak te laten liggen, opdat ieder raadslid zich nader kan beraden wat met het terrein zal moeten ge beuren. De heer O. F. de Vries: Hoe zal dit zelfde voorstel dan weer aan de orde worden gesteld? Ik ben er niet tegen dat het een vergadering wordt aangehouden, maar dan zal er een bepaalde datum moeten worden genoemd. Want, zooals men het nu voorstelt, wanneer komt het dan weer aan de orde Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1926. 85 De heer Van der Veen: Ik geloof dat ik een uitweg weet. Er is laatst een adres ingekomen van de Veree- niging van Architecten, dat ging over het uitbreidings plan en de uitvoering van dat adres is naar Burgemees ter en Wethouders gegaan om prae-advies. Zou nu dit stuk niet kunnen verhuizen naar den tijd, dat dit prae- advies wordt uitgebracht De Voorzitter meent zich te herinneren dat een Bond van Architecten welke weet hij niet precies vroeg om het uitbreidingsplan zoo spoedig mogelijk vast te stellen en, zoolang dit niet was gebeurd, zich te houden aan de welstandseischen. Spreker heeft toen, naar hij meent, opgemerkt en als hij het toen niet heeft ge daan, wil hij het nu doen dat, zoo lang het concept uitbreidingsplan bestaat, er nog geen afwijking van dat plan is geweest. Tot nog toe is altijd gedaan, alsof het uitbreidingsplan werkelijk was vastgesteld, behalve aan het Vliet, een paar perceelen voorbij de afgebrande fa briek, waar een zijwegje was geprojecteerd en waar omtrent Burgemeester en Wethouders niet konden be vroeden dat daarop een paar huizen zouden worden ge bouwd. Maar ook al waren die huizen daar niet ge bouwd, dan was die zijweg daar misschien toch nooit gekomen, omdat die, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, niet veel nut had. Dat is de eenige af wijking, die tot nog toe in het concept-uitbreidingsplan is gemaakt; de andere straten enz. zijn alle conform dat plan gelegd, al wil spreker niet ontkennen dat een be paalde straat misschien wel eens 30 of 40 M. meer naar iechts of naar links is gelegd. Dat zal echter, als men een definitief uitbreidingsplan heeft, ook wel gebeuren; dan zal er in de practijk ook wel van moeten worden afgeweken. Spreker gelooft dat dit nu nog heel weinig is gebeurd; hij weet geen voorbeeld, misschien is er een en zullen er in de toekomst meer komen, maar hij weet op het oogenblik niet één voorbeeld, waarbij er in werkelijkheid een afwijking is geweest. Spreker ge looft echter dat het hier ook wel zal gaan zooals in andere plaatsen en zooals zijn collega's uit andere plaatsen hem hebben gezegd: als je eenmaal een uitbrei dingsplan hebt vastgesteld, ga je toch weer veranderen, al naar gelang van de behoefte en de tijdsomstandig heden. Als men nu gevolg zou geven aan het advies van den heer Van der Veen in verband met het adres van de architecten, gelooft spreker dat wij den parkaanleg niet zouden behoeven te betalen, omdat wij dan wel eerder in de boomen en het onkruid zouden verdwalen. Het uitbreidingsplan zit toch niet vandaag of morgen reeds in kalk en cement; dat moet eerst nog worden behan deld, ter inzage liggen, worden goedgekeurd, enz., dan wordt het dus een bosch van onkruid. Spreker zou dus zeggen dat de heer Molenaar een tijd moet stellen of moet voorstellen Burgemeester en Wethouders een opdracht te geven, b.v. dat Burge meester en Wethouders moeten komen met een globale berekening wat het terrein zal opbrengen, wanneer het wordt uitgegeven als bouwterrein en wat de kosten zouden zijn, wanneer het werd aangelegd ais park of als sportterrein. Dat was iets bepaalds, wat men kon schatten en dan zou men daarbij kunnen overwegen wat de ontvangsten zouden kunnen zijn van het sport terrein. Spreker herinnert zich wel dat, toen de heer Tulp er zich mee bemoeid heeft de raming van de kosten van een sportterrein ongeveer 80.000.was en dat daar tegenover zou staan een jaarlijksche op brengst van nog geen 3500.omdat de clubs niet meer konden geven. Dat zou dan ook aan den Raad meegedeeld kunnen worden en daar zou spreker iets voor kunnen voelen, maar wanneer het voorstel tot aan houding wordt gedaan zonder meer, zal dit punt de volgende vergadering weer aan de orde komen. De heer M. Molenaar wil graag aan den wenk van den Voorzitter gevolg geven, waar deze zelf zegt dat Burgemeester en Wethouders wel met een voorstel of een kleine berekening kunnen komen. Dit lijkt spreker heel goed toe. Hij wil hierbij verder nog even herinneren aan de werkloozen, die wij dezen winter toch weer moeten betalen. De heer IJ. de Vries wou zich niet in deze discussie mengen, omdat er al zooveel van gezegd is, ook om van dit terrein bouwterrein en niet een park of sport terrein te maken. Maar nu de Voorzitter het voorstel doet om met een berekening daarvan te komen, acht spreker dat in dit geval heelemaal onnoodigen arbeid; hij meent dat het absoluut niet noodig is dit terrein te bestemmen voor sportterrein, noch voor tentoonstel lingsterrein, noch voor park. Waar deze grond ligt in de buurt van de Fonteinstraat en men daar een sport terrein heeft, evenals aan den Stienserweg, zoodat men, als men een beetje lange armen heeft, op de hoeken van beide terreinen staande, elkaar haast kan bereiken, daar behoeft er geen sportterrein meer tusschen in ge legd te worden. En wat de parken betreft, hebben we in de noord-westhoek der stad den Prinsentuin, de Westerplantage en het Rengerspark, dus om dit terrein te bestemmen als park, is ook absoluut onnoodig. Om een berekening te maken van den aanleg van een park of sportterrein vindt spreker daarom dwaasheid. Als aan den anderen kant van de stad een park moet zijn, misschien; maar als de gemeenteraad dit terrein zou bestemmen voor park, zou hij in de jaren, die spreker lid van den Raad is geweest, nooit stommer streek hebben uitgehaald, omdat het absoluut onnoodig is. De Voorzitter wil nog opmerken dat dit ook zijn bedoeling niet was. Zijn bedoeling is dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders moet worden aan genomen, maar hij hielp den heer Molenaar maar even, opdat, als diens voorstel onverhoopt mocht worden aangenomen, de zaak niet op de lange baan zou worden geschoven. Het was dus zuiver een helpen van den heer Molenaar, maar sprekers idee is dat de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders moet aannemen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer M. Molenaar om dit punt voorloopig aan te houden, met opdracht aan Burge meester en Wethouders, zooals door den Voorzitter nader is toegelicht, wordt met 14 tegen 12 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Van der Schoot, Cohen, Scheltema, IJ. de Vries, Hofstra, Koopmans, Westra, Posthuma, Fransen, Lautenbach, Wölcken, Oosterhoff, Weima en Visser. Vóór stemmen de heeren Tiemersma, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Van der Veen, Hooiring, Dijkstra, Muller, M. Molenaar, K. de Boer, H. de Boer, O. F. de Vries, B. Molenaar en Botke. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 22 tegen 4 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Lautenbach, H. de Boer, Wölcken, Oosterhoff, O. F. de Vries, B. Molenaar, Weima, Botke, Visser, Van der Schoot, Cohen, Schel tema, IJ. de Vries, Hofstra, Tiemersma, Hooiring, Koop- mans, Dijkstra, Westra, Muller, Posthuma en Fransen. Tegen stemmen: de heer K. de Boer, mevrouw Buis manBlok Wijbrandi en de heeren Van der Veen en M. Molenaar. 6 Agenda no. 7). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van de afd. Leeuwaraen van den Christelijken Bond van personeel in publieken dienst om loonsverhooging van den gaarder der Oos- terbrug.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 5