86 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1926.
Dit prae-advies luidt als volgt
Bij Uw besluit van 27 October 1925 werd een adres
d.d. 9 October 1925 van het bestuur der afdeeling
Leeuwarden van den Nederlandschen Christelijken Bond
van Personeel in Publieken Dienst, houdende verzoek
om het loon van den gaarder der bruggelden op de
Oosterbrug van 29.— per week te verhoogen tot
31.per week, in handen van onze vergadering ge
steld om prae-advies.
De adressant grondt zijn verzoek op de omstandig
heid, dat meer schepen, dan oorspronkelijk was ge
raamd, door de Oosterbrug varen en dat het mechanisme
en het schoonhouden van den kelder vele werkzaam
heden vorderen en meent, dat deze werkzaamheden even
omvangrijk zijn als die verbonden aan de bediening der'
Vrouwenpoortsbrug en der Noorderbrug, wier gaarders
worden beloond met 31.per week.
De Commissie voor Georganiseerd Overleg geeft in
haar terzake ingewonnen advies van 9 December 1925
no. 25/15 in overweging na te gaan of aan de bediening
der Oosterbrug meer werkzaamheden zijn verbonden
clan oorspronkelijk was gedacht, en zoo dit het geval is,
de bezoldiging te verhoogen.
Het loon van den betrokken gaarder werd bij raads
besluit van 10 Februari 1925 gelijkgesteld met dat van
den gaarder der Verversbrug, voornamelijk in verband
met de gemakkelijke wijze van bediening, die, in tegen
stelling met andere bruggen, zonder dat eenige licha
melijke inspanning wordt gevorderd, kan geschieden en
van uit het wachthuisje kan worden bewerkstelligd,
zoodat de brugwachter niet in weer en wind op de brug
behoeft te staan.
Het komt ons voor, dat er geen reden bestaat thans
op dit besluit terug te komen. De werkzaamheden,
voortvloeiende uit het mechanisme der brug, enz. waren
reeds bij de vaststelling der belooning bekend en heb
ben den gaarder niet weerhouden zijn verzoek om over
plaatsing van de Harlingervaartsbrug, ook na mede-
deeling van het loon (f 29.1- vrij wonen), te hand
haven.
In dit verband zij er overigens nog op gewezen, dat
bij deze brug, door het ontbreken van een middenpijler
de daaraan verbonden werkzaamheden tevens worden
gemist. Bovendien zijn intusschen de werkzaamheden
van den gaarder verlicht door het plaatsen van een
vasten hulpgaarder bij de brug.
Wat betreft het aantal doorvarende schepen blijkt
uit het vorenstaande, dat dit niet in de eerste plaats
heeft gediend als grondslag voor de berekening der
belooning. Teneinde echter een vergelijking met andere
bruggen mogelijk te maken, kan worden medegedeeld,
dat gedurende het tijdvak 1 April31 Dec. 1925 door
de Oosterbrug 7258 schepen zijn gevaren voor de
Noorderbrug bedroeg dit aantal 8842 en voor de Ver
versbrug 5814. Deze cijfers geven o. i. geen aanleiding
tot wijziging van het aangehaalde raadsbesluit.
Onder overlegging der stukken geven wij U daarom
in overweging afwijzend op het verzoek te beschikken.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hofstra wil direct dit zeggen dat hij zich
met de verschillende gedachten, die Burgemeester en
Wethouders in dit prae-advies naar voren brengen, niet
kan vereenigen en zich daar niet bij neer kan leggen;
niettemin moet hij erkennen, dat deze kleine zaak, die
nu reeds voor de vierde maal hier aan de orde wordt
gesteld, door Burgemeester en Wethouders serieus
naar voren is gebracht.
In vele gevallen gaat het bij een zaak niet om de
knikkers maar om het spel, spreker wil echter dit
zeggen, dat het bij hem hier om beide gaat. Wanneer
Burgemeester en Wethouders met de gedachte komen,
hier in dit prae-advies neergelegd, dat het loon van den
betrokken gaarder bij raadsbesluit van 10 Februari 1925
is gelijk gesteld met dat van den gaarder aan de Ver
versbrug en dit voornamelijk verband hield met de be
diening van de brug, meent spreker dat het hoofd
argument van Burgemeester en Wethouders toen was
het aantal schepen, dat de brug passeerde. Als dat niet
het geval is geweest, zal spreker dat straks wel in het
antwoord van Burgemeester en Wethouders vernemen.
Toch meent hij dat dit de reden is geweest, dat toen
een loon van 29.is voorgesteld.
Door Burgemeester en Wethouders is gezegd dat de
commissie voor Georganiseerd Overleg niet tot een be
sluit is gekomen, maar dat zij heeft te kennen gegeven
dat zij, indien blijkt dat er meerdere werkzaamheden
aan de brug verricht moeten worden dan gedacht is, er
in mee zou kunnen gaan het loon te verhoogen tot
31.Als de commissie voor Georganiseerd Overleg,
die toch een commissie is voor de vaststelling van de
bedragen der loonen en van de arbeidsvoorwaarden,
dat zegt, zou spreker niet direct een antwoord kunnen
geven op de vraag of de man 31.moet verdienen
of niet, maar een argument, dat hem wel iets zegt
omtrent de vraag of het loon op 31.gesteld moet
worden, is dat het voorstel aan dezen brugwachter, om
dit brugwachterschap te aanvaarden, indertijd zoo on
verhoeds aan hem is gedaan, dat de man absoluut geen
tijd heeft kunnen vinden om zich te verweren tegen
datgene, wat hem was meegedeeld, n.l. dat hij voor den
volgenden morgen moest besluiten omtrent het voor
stel, of hij voor 29.in de week deze brug wilde
bedienen. De man heeft niet de gelegenheid gehad om
daarover te spreken en dat is het hoofdargument,
waarom de brugwachter later met een schrijven terug
kwam om zijn loon hooger op te voeren dan 29.—.
In de tweede plaats is voor spreker aanleiding de
schommeling in de loonregeling, die men op deze wijze
krijgt. Hij zou niet graag willen dat men met nog meer
loonregelingen zou komen bij de brugwachtershistorie;
dan weet men ten slotte toch niet meer, waaraan men
zich moet vasthouden. Ook wat betreft het aantal
schepen, die gaan door de Noorder- en de Vrouwen
poortsbrug, meent spreker dat het recht is dat het loon
van dezen gaarder op 31.wordt gesteld.
Spreker heeft straks opgemerkt dat het reeds de
vierde maal is, dat deze zaak hier aan de orde komt,
waarom hij daarvan verder niets meer zal zeggen, maar
tegemoet zou willen komen aan het adres.
De heer M. Molenaar heeft gister in de leeskamer het
advies gelezen van de commissie voor Georganiseerd
Overleg en gezien dat aan het slot deze zinsnede stond
dat de commissie adviseert het loon wel te verhoogen,
indien blijkt dat het verkeer grooter is dan aanvankelijk
werd vermoed. Spreker heeft die zitting van de com
missie bijgewoond, maar het staat hem niet duidelijk
voor oogen dat werkelijk dit besluit is genomen. Zou
de voorzitter van de commissie misschien nader licht
kunnen verspreiden of de commissie zich werkelijk
pertinent in dien geest heeft uitgelaten
De heer Posthuma wil allereerst onderschrijven het
geen de heer Hofstra naar voren heeft gebracht, maar
hem dunkt dat de zaak nog een kant heeft, waarop
spreker even zou willen wijzen, n.l. deze. Het is hier
niet de kwestie van een nieuw aangestelden brug
wachter dan zou spreker er niet aan denken tegen
het advies van Burgemeester en Wethouders in te gaan
maar het betreft hier iemand, die onderscheidene
dienstjaren bij de gemeente heeft en die, op ouderen
leeftijd gekomen, zeer logisch en spreker gelooft dat
het ook eenigermate billijk is de gelegenheid heeft
aangegrepen om van een moeilijker, kouder en guurder
post te komen op een plaats, die ongetwijfeld een beetje
gemakkelijker is door de nieuwe beweegkracht en door
dat het er minder koud en guur is. Het spijt spreker nu
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1926. 87
dat die man door deze overplaatsing, die hij zelf heeft
verzocht spreker zegt er dat uitdrukkelijk bij nu
hij meer op leeftijd is gekomen, een verlaging in loon
heeft moeten ondergaan. Op die gronden is hij tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders en zou
hij aan het verzoek van de betrokken organisatie willen
voldoen.
Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi merkt op dat in
den raadsbrief staat dat deze brug veel gemakkelijker
bediend kan worden dan andere bruggen zij heeft
echter geïnformeerd bij den Commissaris van Politie,
maar die vindt de bediening toch niet gemakkelijk,
omdat er veel meer bij opgepast moet worden en de
brugwachter oplettender moet zijn. Als spreekster dan
ziet dat er wel minder dan door de Noorderbrug maar
veel meer schepen dan door de Verversbrug door deze
brug gaan en zij in aanmerking neemt dat hierbij meer
oplettendheid noodig is, dan meent zij dat dit toch wel
een motief is om terug te komen van dit loon van 29.-,
omdat men aanvankelijk niet wist welke kracht daar
noodig was.
De heer Westra vraagt alleen het woord, omdat de
commissie voor Georganiseerd Overleg hier is genoemd.
De heer Molenaar zegt dat hij in die vergadering aan
wezig was; het is mogelijk, maar zoover spreker zich
herinnert was de heer Molenaar daar niet en was spr.
het eenige lid van de commissie uit den Raad, dat daar
aanwezig was. Verder gelooft spreker dat de bedoelde
uitdrukking in het advies van hem afkomstig is hij
meent die wending er aan te hebben gegeven, omdat
men meende dat, als daartoe aanleiding bestond, er dan
iets gedaan moest worden. De uitdrukking bedoelt dit
dat, wanneer Burgemeester en Wethouders tot de over
tuiging kwamen dat de brug meer werk opleverde dan
indertijd was verondersteld en tot basis had gediend
van het loon, de commissie in dat geval adviseerde een
hooger loon uit te betalen. Als nu het antwoord van
Burgemeester en Wethouders daarop luidt dat de hoofd
zaak is gelegen in het open maken van de brug en niet
in het aantal keeren, dat deze werkzaamheden in verge
lijking met de vroegere soort van werkzaamheden niet
zijn afgevallen en dat zij daarom voorstellen een ver
hooging niet toe te passen, dan is dat een standpunt,
dat spreker kan billijken.
De heer Lautenbach (wethouder) zegt dat de heer
Hofstra reeds heeft opgemerkt dat het thans de vierde
maal is dat deze zaak hier wordt behandeld. Dat moet
zeker eenige verwondering baren, waar de betrokkene,
Kaspersma, alle moeite heeft gedaan niet omdat hij
daarvoor zooveel moeite moest doen om een kans te
krijgen op deze brug te komen. Die toezegging is hem
gedaan, omdat hij iemand is, van wien men wist dat
hem de zaak was toevertrouwd. Toen is besloten
De heer Lautenbacht breekt zijn rede af en verlaat
eenige oogenblikken de raadszaal voor ambtsbezig
heden.
De Voorzitter zal de rede van den heer Lautenbach
voortzetten al zal hij het niet met precies dezelfde
woorden doen, hij kan het toch wel namens Burge
meester en Wethouders doen. De heer Lautenbach heeft
gezegd dat Kaspersma heeft gevraagd hem op deze
brug te plaatsen en ook, dat deze daarvoor veel moeite
heeft gedaan. Spreker weet dat niet, maar wel, dat hij
heeft gevraagd om op deze brug te komen. Hij heeft dat
gedaan, omdat hij een van de zwaarste bruggen in de
gemeente had, ten eerste wat het eigenlijk gewicht van
de brug betreft, omdat de Harlingervaartsbrug ter wille
van de tram extra is versterkt en bovendien zwaar,
omdat door die brug de meeste schepen gaan. Kas
persma heeft gevraagd of hij daar af kon, omdat hij
ouder werd en omdat de post op die brug hem langza
merhand een beetje zwaar werd. Zooiets gebeurt wel
meer, pas geleden is ook nog een brugwachter van de
Prins Hendrikbrug naar de Vrouwenpoortsbrug ge
gaan, omdat dit beter met zijn gezondheid overeen
kwam. Burgemeester en Wethouders hebben de vraag
van den brugwachter om, nu er een gemakkelijkere brug
kwam en hij ouder werd of dit nu Kaspersma was of
niet, doet er niet toe billijk gevonden, zij voelden
daar dadelijk voor, maar zij voelden er aan den anderen
kant ook voor dat, waar de brugwachter die overi
gens zijn dienst als zoodanig goed deed zelf erkende
dat hij minder kon presteeren en de nieuwe brug ook
een mindere prestatie eischte en waar de brugwachter
een zeer behoorlijke woning kreeg die voor dien tijd
goed werd verhuurd, een loon van 29.voldoende
moest worden geacht.
Nu is hier al dikwijls over gesproken en de heer
Hofstra zegt dat Burgemeester en Wethouders indertijd
hun voorstel hebben gebaseerd op het aantal schepen.
Daar is toen wel rekening mee gehouden, maar dat ging
toch heel moeilijk, omdat het niet bekend was of de
vorige pachter nauwkeurig het aantal schepen, dat pas
seerde, had aangeteekend of niet. Spreker moet dan
ook tegen de bewering van den heer Hofstra opkomen;
in het besluit van 10 Februari 1925 is absoluut niet de
vaststelling van het loon in verband met het aantal
schepen genoemd, zelfs is in het voorstel van Burge
meester en Wethouders, dat door den Raad is aange
nomen, niet over het aantal schepen gesproken. Alleen
is daarin gezegd
„In verband met den omvang der werkzaamheden
aan de bediening der nieuwe, niet drukker, brug ver
bonden en met de vrij gemakkelijke wijze van bedie
ning, die van het brugwachtershuisje uit kan geschie
den, achten wij het wenschelijk de belooning gelijk
te doen zijn aan die van den gaarder der Verwers-
brug, n.l. 29.per week."
Het blijkt nu bekend te zijn dat er door de Verwersbrug
minder schepen passeeren dan door de Oosterbrug,
maar spreker zou zeggen: al had de Oosterbrug er nog
de helft meer dan nu, dan was zij nog gemakkelijker te
bedienen dan de Verwersbrug. Het eenige, wat de brug
wachter hier in de open lucht moet doen, is het sluiten
van de hekken open doet het publiek ze zelf en
verder moet hij een beetje attentie hebben bij het ope
nen en zorgen dat de brug niet te hard neerslaat. Hij
behoeft niet in wind of regen op de brug te staan, maar
heeft enkel zijn stok en hengel door 't raam te steken
om 't bruggeld te innen en staat geheel beschut. Al had
hij de helft meer schepen, dan was zijn werk nog niet
met dat op de Verwersbrug te vergelijken. Aan de
Harlingervaartsbrug had hij een zware brug en stond
hij steeds in een open trekgat, maar nu heeft hij alleen
in de open lucht de hekken te sluiten behalve den
eenen keer dat hij dit vergat en de bakkersjongen met
kar en al naar beneden tuimelde dat is het eenige,
waarop hij attent moet zijn. Spreker zou dus zeggen, hij
heeft het heel kalm.
Er is gezegd dat het schoonhouden zoo heel erg is.
Spreker houdt er nog al van zelf eens in de gaatjes te
kruipen; hij is zelf naar beneden in den kelder geweest
en zou, als hij die schoon moest maken, zijn goeie pak
niet aantrekken, maar anders acht hij het niet zoo'n
werk, hij gelooft dat dit meevalt. Het eenige is dat, als
er sneeuw op de brug ligt, de brugwachter attent moet
zijn. Het is dan hierbij anders als bij een draaibrug,
waarbij, doordat er op beide kanten evenveel ligt, de
brug evengoed in balans blijft; deze brug wordt door
de sneeuw extra belast, waarom de sneeuw er zoo gauw
mogelijk moet worden afgeveegd, omdat deze anders
mee naar boven moet en men de kans heeft dat alles
in den kelder terecht komt.
De heer Posthuma zegt dat, als het hier een nieuw
aangestelden brugwachter betrof, hij er niet over zou
spreken, m. a. w. hij vindt dus voor een brugwachter,