88 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1926. wie het dan ook is, het salaris, dat nu is vastgesteld, voldoende, maar, zegt de heer Posthuma, omdat deze man meer bruggen heeft bediend en hij op ouderen leef tijd op eigen verzoek is overgeplaatst, omdat hij het, zooals hij zelf heeft gezegd, dan gemakkelijker kreeg, vind ik het jammer dat de man in salaris achteruit gaat. De heer Posthuma vindt dus dat een brugwachter in het algemeen op deze brug aan dat geld voldoende heeft. De kwestie, dat de Commissaris van Politie aan me vrouw Buisman heeft verzekerd dat bij deze brug meer moet worden opgepast en dat daarbij een grootere op lettendheid noodig is, heeft spreker niet volkomen be grepen. De eenige oplettendheid is noodig voor het sluiten van de hekken, omdat, als hij die niet dicht doet, de bakkersjongen met zijn kar er bij neer en naar be neden gaat en hij daar dan ook met het betalen van een paar broodjes voor moet boeten, zooals in de practijk ook is bewezen, maar ook de andere brugwachters mogen niet draaien voor de hekken dicht zijn. Spreker begrijpt dan ook niet, waar die groote oplettendheid voor noodig is; de brugwachter moet alleen opletten, dat als de brug neer gaat, zij niet te hard neerslaat, maar spreker meent, dat zelfs dat automatisch wordt verhin derd, n.l. dat, wanneer de brugwachter niet oplet, de brug zelfs niet neer kan slaan. Bovendien is de vaart hier niet zoo druk als door de Wirdumerpoortsbrug, waar in de eerste plaats ook nog een zeer onaangename draai in de vaart is en waarbij ook moet worden opgelet van welken kant de schepen komen en of, wanneer van beide kanten tegelijk schepen aankomen, deze door één gat kunnen passeeren. Spr. gelooft dat de brugwachters van de Prins Hendrikbrug en de Wirdumerpoortsbrug, waar ook veel meer publiek over loopt, daarmee ook veel meer gedoe hebben. Zoo druk is de Oosterbrug niet; er gaan niet meer schepen door, de tijd van openen en sluiten is veel korter en de passage is niet zoo druk. Burgemeester en Wethouders meenen dus dat de situatie van deze brug zoo is, dat de belooning, die voor den brugwachter is vastgesteld, voldoende is, de Raad is destijds daarin meegegaan en nu moet het ook uit wezen; zoo meteen komt er weer een andere organi satie met een verzoek omtrent een ander besluit, dat de Raad heeft genomen. Burgemeester en Wethouders meenen dat er geen nieuwe omstandigheden zijn op grond waarvan dit besluit zou moeten "worden gewij- zigd. De heer H. de Boer (wethouder) wil even zijn stem motiveeren, die zoo zal zijn, dat hij zich zal verklaren tegen het verzoek van deze organisatie om het loon van dezen brugwachter te verhoogen. En waarom? Om de volgende reden. De kwestie is door den Raad verwezen naar het Georganiseerd Overleg en spreker meent dat terecht het Georganiseerd Overleg heeft geredeneerd als volgt: als een organisatie, welke "het dan ook is toe vallig is het hier de Christelijke Bond van Personeel in Publieken Dienst meent, nu hier het Georganiseerd Overleg bestaat, zich toch te moeten richten tot Burge meester en Wethouders, dan is dit een kwestie gewor den tusschen de betrokken organisatie en Burgemeester en Wethouders en den Raad. Daarom heeft het Georga niseerd Overleg gezegd: wij meenen hierin niet te moe ten adviseeren. En volkomen terecht. De heer Westra heeft daar toen nog aan toegevoegd dat er bij gezegd zou kunnen worden dat het eenige, wat men zou kunnen adviseeren, dit zou zijn dat, als er reden was voor loons- verhooging, deze dan moest zijn te vinden in een grooter aantal schepen dat door de brug vaart dan men zich eerst heeft voorgesteld en waarover bij de aanstelling gesproken is. Dat is een van de redenen, waarom spreker tegen het verzoek zal stemmen. Meent de betrokken organisatie dit later in de commissie voor Georganiseerd Overleg ter sprake te moeten brengen, zoodat in het Georgani seerd Overleg zelf advies kan worden uitgebracht, dan zal er bij Burgemeester en Wethouders misschien nog eens over te spreken zijn, maar spreker werkt hier op het oogenblik niet toe mee, omdat op zichzelf het Geor ganiseerd Overleg daarmee op losse schroeven zou komen te staan. De heer Muller had niet gedacht hierbij het woord te zullen voeren, maar hij gelooft dat wethouder De Boer de zaak nu verkeerd voorstelt. Hoe is de gang van zaken indertijd geweest Er is een schrijven ingekomen van den Christelijken Bond, waarin gevraagd werd om ver hooging van loon voor dezen brugwachter. Toen hebben Burgemeester en Wethouders voorgesteld daarover prae-advies uit te brengen en toen heeft spreker gezegd: is het niet beter deze zaak te sturen naar het Georgani seerd Overleg? Zoo is de zaak geloopen en dus heeft het Georganiseerd Overleg op verzoek van den Raad hierover advies moeten uitbrengen aan het college van Burgemeester en Wethouders. Dat het Georganiseerd Overleg op het oogenblik een dergelijke houding aan neemt, kan spreker van het Georganiseerd Overleg niet billijken de zinsnede, die in het advies stond, heeft hem bevreemd, omdat de zaak op verzoek van den Raad naar het Georganiseerd Overleg is gegaan om advies. De heer Visser wil verklaren dat hij met het verzoek van adressante niet kan meegaan. Hij wil vooral de aandacht vestigen op deze zinsnede uit het prae-advies: „De werkzaamheden, voortvloeiende uit het mecha nisme der brug, enz. waren reeds bij de vaststelling der belooning bekend en hebben den gaarder niet weerhouden zijn verzoek om overplaatsing van de Harlingervaartsbrug, ook na mededeeling van het loon 29.f- vrij wonen), te handhaven." De reden, waarom spreker in het verzoek niet kan mee gaan, is dus in hoofdzaak hierin gelegen, dat de be trokkene bij zijn sollicitatie volkomen wist, dat hij daar voor een loon van 29.geplaatst zou worden ên dat hij in weerwil van die wetenschap toch doorging met solliciteeren. Hij heeft de functie aanvaard, terwijl hij wist welke werkzaamheden er aan waren verbonden en terwijl hij wist dat er ook loonsverlaging aan verbonden was. Hij heeft dus met die kennis en wetenschap de functie aanvaard, maar kwam iets later terug, dat het loon niet voldoende was en dat hij meer moest hebben. Langs een achterdeur probeert hij nu meer te krijgen; hij heeft gedacht: ik neem het aan voor 29.maar kan ik meer krijgen, zooveel te beter. Spreker noemt dat een handige politiek, die men gerust mag beoefenen, maar hij gaat daar niet mee accoord. In de toelichting van Burgemeester en Wethouders staat dat de man volkomen wist dat hij een loon zou krijgen van 29. en dat hij ook wist welke werkzaamheden aan de functie waren verbonden en niettegenstaande dat hij dit wist, ging hij toch door met solliciteeren. Dan vraagt spreker of, wanneer de man met volledige kennis van zaken de functie heeft aanvaard, hij enkele maanden later kan terugkomen met de vraag om loons- verhooging De heer Hofstra: Hij wist het niet. De heer Visser Een van beiden, de heer Hofstra zegt dat de man het niet wist en zal zich daarover dan nader moeten verklaren; hij zegt dat hier entre nous, dat de man niet wist dat het loon 29.was, maar dan is niet waar wat hier in het advies staat. Daar staat duidelijk dat hij met kennis van zaken, dat het loon 29.was en met de wetenschap welk werk hij moest verrichten, de arbeid heeft aanvaard. Spreker beschouwt het zoo, dat hier later wordt geprobeerd er iets bij te krijgen. Maar als er 100 schepen meer passeeren, is dat nog geen reden om meer loon te geven. Men moet Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Mei 1926. den aard van den arbeid beschouwen en spreker meent dat die veel gunstiger en mooier is dan aan andere bruggen. Den heer Hofstra spijt het dat deze zaak zoo doorgaat en dat zij eigenlijk niet genietbaar wordt. Toch zullen verschillende opmerkingen nog weersproken moeten worden. Als de Voorzitter meedeelt dat Kaspersma heeft gevraagd om op deze brug te komen, wil spreker op merken dat meer menschen daar om gevraagd hebben. Maar een feit is dat, toen aan Kaspersma werd mee gedeeld dat hij een belooning van 29.zou ontvan gen, hij niet de tijd kreeg, daarover te spreken met de autoriteiten, die hem dagelijks bevelen moeten geven. Het was de opzichter, die hem meedeelde dat hij voor den anderen morgen 10 uur antwoord moest geven of hij de brug aanvaardde tegen een belooning van 29. Toen heeft Kaspersma dadelijk opgemerkt spreker legt dat uitdrukkelijk vast dat hij niet de tijd kreeg om daarop te reageeren bij de autoriteiten en dat hij geen tijd kreeg om zich te beraden of hij het zou aan vaarden of niet. Dat is een argument ten voordeele van den betrokken brugwachter. Nu de heer De Boer zegt dat hij de commissie voor Georganiseerd Overleg niet competent achtte om in deze zaak op te treden, een besluit te nemen en aan Burgemeester en Wethouders te adviseeren den brug wachter tegemoet te komen, zou spreker, waar nu dit idee er in ligt dat nu de Christelijke Bond bij den Raad kwam, de zaak niet lag op het terrein van het Georga niseerd Overleg, toch in herinnering willen brengen dat nog een stap verder is gegaan dan door den heer Muller is gezegd. Deze zeide dat de zaak bij den Raad is ge komen en toen naar het Georganiseerd Overleg is ver wezen, spreker zou echter de heele geschiedenis even willen memoreeren. Wij hebben hier een voorstel gehad in den Raad dat de brugwachter van de Oosterbrug zou worden bezoldigd met 29.plus vrij wonen; dit voor stel heeft den Raad als het prae-advies van 10 Februari 1925 bereikt. Later is het de heer Muller geweest, die de vraag heeft gesteld of het aan de orde van den dag was de zaak naar het Georganiseerd Overleg te verwij zen en nu meent spreker dat de Raad zich toen zoo heeft uitgesproken dat door Burgemeester en Wethouders prae-advies zou worden uitgebracht, maar dat er ook in die lijn de zaak naar het Georganiseerd Overleg aan voldaan zou worden. Dat is sprekers gedachte van de zaak, die gaat dus even verder. De heer De Boer zegt nu dat de Christelijke Bond een fout heeft begaan door bij den Raad te komen, maar spreker meent dat door de uitspraak van 10 Februari 1925 dit reeds een zaak van den Raad was. Spreker kan ook wel zeggen dat van de zijde van den Christelijken Bond alle moeite is gedaan; er komt nog bij dat hij ook tusschentijds nog aan Burgemeester en Wethouders heeft verzocht aan het verlangen van den brugwachter tegemoet te komen. Spreker meent dus dat aan de zaak wel recht is gedaan en dat de Christelijke Bond geen fout heeft begaan. Spreker zou het hierbij kunnen laten; hij meent dat de zaak nu genoeg uit de doekjes is gedaan. De heer H. de Boer (wethouder) merkt op dat hij niet duidelijk genoeg schijnt geweest te zijn bij het afleggen van zijn verklaring. De Bond is eerst met zijn vraag geweest bij het college van Burgemeester en Wethou ders zoo is de zaak precies en daarop heeft het college afwijzend beschikt. Toen is dezelfde Bond bij den Raad gekomen en toen heeft het Georganiseerd Overleg dus gezegd: het is hier op het oogenblik een geschil tusschen het college van Burgemeester en Wet houders en de betrokken organisatie. Spreker zegt al leen misschien heeft het Georganiseerd Overleg niet goed geredeneerd, dat is mogelijk, hoewel spreker daarin wèl een juiste kern heeft gevonden dat het hier dan een geschil betrof tusschen Burgemeester en Wethouders en de betrekken organisatie en dat men, zoo redeneerende, onmiddellijk bij den Raad of bij het Georganiseerd Overleg had moeten komen, dan was het kwestie van overleg geweest. Spreker heeft het zoo gevoeld en het is in het Overleg ook uitdrukkelijk zoo geconstateerd het mag dan niet juist zijn dat het zou zijn een zich mengen in een geschil tusschen Bur gemeester en Wethouders en een organisatie. De heer Hofstra moet nu niet zeggen „de christelijke organi satie", want spreker heeft onmiddellijk gezegd „welke organisatie dan ook"; men moet deze zaak niet van den kleinen kant beschouwen. Omdat dit geschil bestond, meende het Georganiseerd Overleg zich daarmee niet te moeten bemoeien en spreker heeft dat wèl als een juist argument gevoeld. Misschien is dat argument niet juist geweest, maar spreker heeft het wel als zuiver gevoeld. De heer M. Molenaar wil zeggen dat hij het met de zienswijze van den heer De Boer omtrent de werking van het Overleg niets eens is. De heer De Boer acht het een fout dat de organisatie zich tot den Raad heeft gewend De heer H. de Boer (wethouder)Neen De heer M. Molenaar maar spreker acht dat heelemaal geen fout. Als de werknemer of, in zijn plaats de organisatie, zich om loonsverhooging richt tot den werkgever, dat is de Raad, en er is direct geen overeen stemming mogelijk, dan is daar de commissie voor Ge organiseerd Overleg om die overeenstemming te berei ken. Spreker heeft het betreurd dat in de commissie voor Georganiseerd Overleg de organisaties zich niet hebben willen uitspreken; dat had wel gedaan moeten worden. De heer Dijkstra stelt voor deze zaak aan te houden; hij zou daarover liever nu niet stemmen. Er komen tel kens andere dingen in de debatten; uit de woorden van den laatsten spreker en van anderen blijkt, dat er over deze aangelegenheid geen eenstemmigheid was, er wor den verschillende uitleggingen gegeven van het Geor ganiseerd Overleg en er wordt gezegd dat het Georga niseerd Overleg het anders had moeten doen. Dit is een zuivere loonkwestie en spreker had liever een zoo dui delijk advies, dat hij daarover kon oordeelen. Hij zou daarom het punt willen aanhouden en het om een be hoorlijk advies willen terug sturen naar het Georgani seerd Overleg. Het is dan nog beter dat de zaak hier nog eens voor de vijfde maal terug komt, dan dat het vier maal half gebeurt. Men kan hier ook voelen dat de menschen, die in het Overleg zitten, het absoluut niet met elkaar eens zijn, hoe moeten dan de raadsleden, die daar niet in zitten, het dan eens zijn. Spreker stelt aanhouding voor. De Voorzitter zegt dat het voorstel van den heer Dijkstra mede een punt van bespreking uitmaakt, maar wil direct beginnen met het zelf aan te vallen, omdat hij het absoluut niet noodig acht. waar het ingekomen advies van de Commissie voor Georganiseerd Overleg toch zeer duidelijk is, dat aan deze commissie nog nader advies wordt gevraagd. Zij adviseert, na te gaan of er werkelijk meer werkzaamheden aan de bediening van de brug zijn verbonden dan oorspronkelijk is gedacht, en als dit het geval is, de bezoldiging te verhoogen. Dat advies is door het Georganiseerd Overleg aan Burge meester en Wethouders uitgebracht, Burgemeester en Wethouders hebben dat advies ook gevolgd en zij heb ben ook in den brief aan den Raad meenen te moeten omschrijven dat, in verband met de vraag of er meer werkzaamheden aan verbonden zijn, dit niet het geval is. Spreker heeft dit ook trachten te verdedigen en zelfs gezegd dat, al waren er meer werkzaamheden, hij dat dan nog niet een reden acht voor verhooging.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 7