156 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1926.
dit moet wezen „beneden 800.vrij" en dat er aan
moet worden toegevoegd 800.tot beneden
1100.1.50." Verder zou de verordening onge
wijzigd moeten bijlven.
De Voorzitter: Het is mogelijk dat het advies nog niet
bij Burgemeester en Wethouders is ingekomen. Ik weet
ook niet of ik het al geteekend heb en daardoor is
misschien het misverstand ontstaan. Laten wij dit voor
stel nog maar 14 dagen aanhouden.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel
van Burgemeester en Wethouders nog 14 dagen aan
te houden.
IV. De Voorzitter heeft straks bij de mededeelingen
nog vergeten te zeggen dat van den heer O. F. de Vries
is ingekomen een verzoek tot het mogen stellen van
enkele vragen aan Burgemeester en Wethouders. Wan
neer de Raad daartegen geen bezwaar heeft, hebben
Burgemeester en Wethouders ook geen bezwaar om in
deze vergadering antwoord op die vragen te geven,
omdat het een zaak betreft, die eenigszins van belang
is en waarvan het beter is haar niet uit te stellen.
Het verzoek van den heer De Vries luidt als volgt
„Ondergeteekende verzoekt U beleefd, hem in de
raadsvergadering van Dinsdag 28 September a.s. ge
legenheid te geven vragen te stellen aan het college
van Burgemeester en Wethouders, of er, wanneer
zich ook in deze gemeente typhusgevallen voordoen,
voldoende gelegenheid bestaat om deze lijders aan
besmettelijke ziekten onder te brengen en aldus het
gevaar voor uitbreiding der ziekte te voorkomen.
Nu zich in Breda een locale typhus-epidemie voor
doet en ook in andere plaatsen gevallen dezer be
smettelijke ziekte geconstateerd zijn, is het zeker van
belang dat bekend wordt, of men in onze gemeente
op een dergelijk gevaar is voorbereid."
Spreker vraagt of de Raad bezwaar heeft dat de heer
De Vries zijn vragen in deze vergadering aan Burge
meester en Wethouders stelt.
De Raad maakt daartegen geen bezwaar.
De interpellatie wordt geopend.
De heer O. F. de Vries dankt in de eerste plaats den
Raad dat deze interpellatie, hoewel laat binnengekomen,
hem is toegestaan.
De directe aanleiding er toe was, dat men in de
bladen van Zaterdagavond kon lezen dat in verschil
lende plaatsen, waar zich typhus had voorgedaan, de
ziekte zich heeft uitgebreid en hoewel men hier in Leeu
warden waar intusschen wel enkele typhusgevallen
zijn nog niet kan spreken van een epidemie, toch is
het zoo dat, wanneer men de berichten uit andere
plaatsen leest, men zich afvraagt, of Leeuwarden op een
dergelijk gevaar is voorbereid.
Het is spreker bekend dat de toestand hier niet geheel
in orde is er is hier slechts één inrichting, het z.g.
Spinhuis aan de Voorstreek en het is spreker bekend
dat de inrichting van die barak zeer slecht is. Dit zal
Burgemeester en Wethouders ook wel bekend zijn.
Spreker meent dat de toestand, zooals die op het
oogenblik is, voor den Raad van Leeuwarden onverant
woordelijk is en dat daarin noodig verbetering moet
worden gebracht.
Op het oogenblik zijn er reeds enkele gevallen van
typhus hier; er zijn een 3-tal patiënten en enkele liggen
in observatie. Als de ziekte zich straks eenigszins uit
breidt en er enkele meerdere gevallen komen, zitten de
deskundigen al aan en weten zij niet waar zij met de
patiënten heen moeten. Het is dus dringend noodig dat
hierin verandering komt en spreker zal daarom in eerste
instantie met belangstelling van Burgemeester en Wet
houders vernemen of deze zaak hun volle aandacht heeft
en wat zij in dezen denken te doen.
De Voorzitter wil namens Burgemeester en Wethou
ders den heer De Vries wel antwoorden en wil dan
gaarne straks daar even aan vastknoopen een kleine
beschouwing over de typhus hier in Leeuwarden, naar
aanleiding van de verschillende praatjes, die hier de
ronde doen.
In de eerste plaats dan het eigenlijke antwoord op de
interpellatie. De heer De Vries heeft gezegd dat de
ziekte hier gelukkig nog niet epidemisch is. Spreker
hoopt straks aan te toonen dat het hier absoluut niet
een epidemie is er is hier slechts één geval met twee
lijders, zoodat wij hier van een epidemie gelukkig niet
kunnen spreken.
De heer De Vries heeft echter gelijk dat het erger kan
worden, zooals het ook in andere plaatsen, of eigenlijk
speciaal alleen in Breda, erger is geworden.
De heer De Vries heeft ook gelijk dat de toestand,
zooals die hier op het oogenblik bestaat, wat betreft de
afzondering van lijders aan besmettelijke ziekten, niet
bepaald aan streng hygiënische eischen voldoet. Bur
gemeester en Wethouders zijn er dan ook al lang over
bezig of het mogelijk zou zijn daarvoor een andere in
richting te krijgen, maar dat is iets, waarover op het
oogenblik misschien niet verder gesproken behoeft te
worden. Burgemeester en Wethouders erkennen dat er
een toestand is in het „Spinhuis", zooals de heer De
Vries het heeft genoemd het wordt ook wel het
„Pesthuis" genoemd, maar wij noemen het 't Hulpzie
kenhuis die niet geheel goed is, maar verandering
stuit op verschillende bezwaren, die hier op het oogen
blik niet onder de oogen zijn te zien het is beter daar
eens apart over te spreken.
De mogelijkheid, dat zich hier meer typhusgevallen
zouden voordoen, is door Burgemeester en Wethouders
besproken met de medische autoriteiten, die daarbij be
trokken zijn. Die zaak is besproken als volgt. Als wer
kelijk mocht blijken dat er, ter voorkoming van een
epidemie, een grootere gelegenheid moet zijn om de
lijders aan deze besmettelijke ziekte af te zonderen, dan
zal direct het Militair Hospitaal daarvoor in gebruik
worden genomen en de geneeskundige autoriteiten
garandeeren dat daar dan binnen enkele dagen een heel
behoorlijke installatie voor de verpleging kan worden
gemaakt. Daarom is zoo afgesproken dat, als er een uit
breiding van de ziekte komt, het Militair Hospitaal in
gebruik zal worden genomen en zal worden ingericht.
Natuurlijk zal dat eenig geld kosten, maar de bestrijding
van een epidemie zal altijd geld kosten aan de gemeente
en Burgemeester en Wethouders hebben de verzekering
gekregen dat binnen een paar dagen in het Militair Hos
pitaal een behoorlijke gelegenheid is te maken voor af
zondering en verpleging van lijders aan besmettelijke
ziekten. Het college is er dus op attent dat de moge
lijkheid bestaat dat de ruimte in het Hulpziekenhuis niet
toereikend is en dan zal dit worden gedaan.
Spreker weet niet of de heer De Vries thans vol
doende is ingelicht of dat hij nog nadere inlichtingen
wenscht. In het laatste geval zal spreker hem, als hij
dat kan, nog gaarne nadere inlichtingen verstrekken.
De heer O. F. de Vries is door het antwoord van den
Voorzitter slechts ten deele bevredigd. Hij had van des
kundige zijde reeds gehoord dat de door den Voorzitter
genoemde plannen in overweging waren en juicht die
als noodmaatregel ook toe, maar als men van deskun
dige zijde hoort hoe de toestand op het oogenblik in het
Hulpziekenhuis is, vraagt spreker zich af of wij alleen
met dien noodmaatregel kunnen worden geholpen. Hij
gelooft dat dit niet het geval is. De indruk, dien men
ais leek van het Hulpziekenhuis krijgt spreker wil
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1926. 157
er wei iets meer van zeggen is direct dat het er
somber, donker, vunzig en damp is en dat het absoluut
ongeschikt is.
Zooals op het oogenblik de verpleging geschiedt, kan
men zeggen dat het gaat, maar het is toch absoluut on
voldoende. Toevallig zijn nu de drie typhus-patiënten
zieken van één sekse, zoodat zij dus nog in één lokaal
kunnen worden ondergebracht, maar als het waren één
man en twee vrouwen of andersom, was de toestand
nog ernstiger. Als het dan ook ernstiger wordt, kunnen
de patiënten daar niet voldoende worden verpleegd. Het
is er donker, er komt nooit zon, de vloeren zijn ge
heel van hout, van oude planken met groote naden,
vooral bij typhus zeer gevaarlijk, omdat de bacillen
worden verbreid en in de naden van de vloeren raken
en daar opdrogen om dan later als stof ook zeer ge-
gevaarlijk te worden voor de verpleegsters.
Er komt nog bij dat het gebouw ook zeer slecht is
ingericht. De isolatiekamers en de andere vertrekken
loopen alle in elkaar, zoodat de zusters niet apart kun
nen worden ondergebracht, zooals in andere inrichtingen
wel geschiedt. De patiënten kunnen niet gebaad worden,
ten minste niet, wanneer zij ernstig zijn, want er is maar
één bad, alleen aan den voorkant, zoodat men de men-
schen het heele gebouw door moet brengen.
Al die dingen met elkaar bewijzen dat de toestand
daar hoogst onvoldoende is, dat daarin zoo spoedig
mogelijk moet worden voorzien en dat de zaak grondig
veranderd zal moeten worden.
Spreker kan zich nu in zooverre met het antwoord
van den Voorzitter tevreden stellen, dat deze noodmaat
regel moet geschieden, maar er zullen toch zoo spoedig
mogelijk maatregelen dienen te worden genomen dat
deze barak aan de Voorstreek verdwijnt en wij een
nieuwe barak voor besmettelijke ziekten krijgen.
De Voorzitter wil opmerken, dat hier is gesproken
over een noodmaatregel en dat die ook als zoodanig
moet worden opgevat. Een nieuwe barak hebben wij
morgen aan den dag niet, ook ai zegt ieder dat die er
komen moet en daarom is deze noodmaatregel door
Burgemeester en Wethouders voorbereid.
Of nu met al deze mededeelingen de bestrijding van
de typhus gebaat is, is een tweede kwestie; nu er toch
eenmaal niet anders is, is het toch beter de menschen
in een barak met houten vloeren te verplegen dan ze
thuis te laten, dat staat als een paal boven water. Of
het 't goede moment is geweest, dat de heer De Vries
zijn opmerkingen maakte, is voor spreker de vraag het
spijt hem dat dit hier nu is meegedeeld. Spreker geeft
toe dat de toestand niet is, zooals die moest zijn, maar
het is toch beter de patiënten te isoleeren in een nood-
barak dan hen in het geheel niet te isoleeren.
Spreker wil van deze gelegenheid even gebruik maken
om enkele mededeelingen te doen, naar aanleiding van
het feit dat op het oogenblik zoo geweldig veel over
typhus wordt gesproken. Op het oogenblik wordt de
toestand in Breda als zeer ernstig beschouwd, maar die
is toch minder ernstig, als men de zaak nuchter en kalm
beschouwt. Spreker heeft de statistiek eens nagegaan
en al is hij wel van meening dat wij attent moeten zijn,
toch gelooft hij dat wij hier in Leeuwarden op het
oogenblik niets bijzonders beleven. Hij zou zelfs zeggen
dat wij er hier in Leeuwarden, wat de typhus betreft,
op het oogenblik nog zeer gunstig voorstaan, ondanks
het feit dat wij hier een paar patiënten hebben. Het zou
al een wonder zijn, wanneer in 1926 deze gevallen niet
gekomen waren; dat was dan het eerste jaar in 10 jaren
dat in Leeuwarden niet enkele gevallen van typhus zou
den zijn geweest. Het is dus in zekeren zin abnormaal
dat hier dit jaar tot Augustus geen enkel typhusgeval
is geweest.
Totaal waren er. aldus spreker, aan typhus in Neder
land
in 1924 1188 gevallen,
1925 1160
1926 (le halfj.) 469
dus de kleinste helft van de voorgaande jaren.
Stelt men nu de bevolking van Nederland op rond
7.000.000 en die van Friesland op rond 400.000, dan
zouden derhalve verhoudingsgewijze in Friesland per
jaar 70 gevallen van typhus moeten zijn en in Leeu
warden 8 a 9 per jaar. Dat zou de normale statistiek
zijn, maar voor de provincie is dit in werkelijkheid
minder, n.l. in 1925: 30, omdat de groote steden naar
evenredigheid meer gevallen hebben.
Hoe is het nu in Leeuwarden Wij hebben de statis
tiek voor Leeuwarden opgezocht, waarop sinds 1916
het aantal gevallen van en later ook het aantal lijders
aan typhus is aangegeven en daaruit blijkt dat in Leeu
warden zijn geweest
Jaar.
Gevallen.
Aantal lijders.
1916
2
aantal
1917
1
lijders
1918
10
onbekend
1919
12
21
1920
9
9
1921
5
5
1922
5
6
1923
8
9
1924
4
4
1925
2
4
1926 tot heden
1
2
wat gemiddeld 7 gevallen per jaar is.
Al komen er dus nog eenige gevallen bij het ééne
geval in dit jaar, is dit geheel overeenkomstig de statis
tiek.
Loopend geval alhier is: uit een huisgezin wordt de
vrouw ongesteld voordat de ziekte als typhus onder
kend wordt, gaan een paar kinderen uit logeeeren.
De vrouw blijkt typhus te hebben en een der kinderen,
die uit logeeren waren, ook reeds. De andere kinderen
zijn als verdacht, geïsoleerd, doch blijken niet geïnfec
teerd te zijn. In een gezin waar het ziek geworden kind
gelogeerd heeft, is een persoon ziek geworden; deze is
geïsoleerd, of het typhus is zal nog moeten blijken. De
mannen zijn voorloopig niet naar hun werkplaatsen ge
gaan. Feitelijk is er dus slechts één geval in Leeuwar
den met een paar patiënten.
Dan wil ik de aandacht vestigen op een bericht uit
de „Nieuwe Rotterdammer Courant," als zou een
stoombootkapitein uit Leeuwarden in Breda bovendien
de typhus importeeren. Dit is niet juist.
Volgens inlichtingen van den Geneeskundigen Dienst
aldaar is het als volgt
Ziek is geworden de kapitein van een stoomboot,
varende tusschen Breda en Amsterdam.
Floe men nu aan Leeuwarden komt
Toevallig heet die boot „de Stad Leeuwarden".
Zoo komen de praatjes in de wereld.
Zoo is ook het geval, dat in Heerenveen iemand met
typhus uit Echten opgenomen is niets merkwaardigs
wij moeten immers gemiddeld een aantal gevallen in
Friesland hebben.
Maar aan den anderen kant is het goed, dat ieder voor
zichtig is nu in ons land een locale typhus-epidemie en
dicht bij onze grenzen een veel ernstiger woedt. Rein
heid en zorgvuldige behandeling van eet- en drinkwa
ren, gebruik van leidingwater, e. d. kunnen zeer veel
doen.
Praatjes van het publiek behoeft men niet te gelooven:
wij zullen de Leeuwarder bladen geregeld officieel op
de hoogte doen houden en patiënten en verdachten zoo
spoedig mogelijk isoleeren.