158 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1926.
Dit omtrent de praatjes, die in Leeuwarden over de
typhus zijn, wanneer zij tot hun juiste proporties worden
teruggebracht.
De heer Weima is eigenlijk verbaasd over de inter
pellatie van den heer De Vries, omdat het oud nieuws
is, wat de heer De Vries heeft meegedeeld. Spreker heeft
herhaaldelijk op den toestand van het Hulpziekenhuis
gewezen en meent dat hij reeds voor 3 jaar vrijwel het
zelfde heeft gezegd als de heer De Vries nu. Dat de
heer De Vries in deze omstandigheden hierover spreekt
kan spreker niet begrijpen, want zelfs al werd het Hulp
ziekenhuis opgeknapt, dan zou het toch niet voldoen
aan de eischen, die moeten worden gesteld bij een epi
demie.
Spreker is blij van Burgemeester en Wethouders te
hooren dat er eventueel maatregelen zullen worden ge
troffen en hij is ook blij dat hij hoort dat het college
bezig is plannen te ontwerpen om straks het Hulpzie
kenhuis dermate te wijzigen, dat het aan bepaalde
eischen voldoet.
Spreker had alleen gehoopt dat die mededeeling wat
eerder was gekomen. Het gaat hier al jaren zoo; spreker
meent dat hij voor 3 jaar al heeft gesproken over de
absolute onhoudbaarheid van den toestand in het Hulp
ziekenhuis. Waar men het van de zijde van Burgemees
ter en Wethouders daarmee eens is, mag men ten slotte
toch verwachten, dat daarin wijziging en verbetering
wordt aangebracht.
Men zal zich herinneren dat spreker er de laatste
maal, bij de verbouwing van het Stads-Ziekenhuis, nog
op heeft aangedrongen èn het Zusterhuis èn het Stads
ziekenhuis èn het Hulpziekcnhuis te combineeren. Er is
toen gezegd dat dit niet kon met het oog op de kosten
en zoo blijft men zitten. Ongeacht het al of niet uitbre
ken van een epidemie, die wij hier, naar wij hopen, niet
zullen krijgen, zal er echter noodzakelijk wijziging moe
ten worden aangebracht in den toestand van het Hulp
ziekenhuis, opdat de patiënten daar behoorlijk kunnen
worden verzorgd, want de toestand, zooals die op het
oogenblik is, is onhoudbaar.
De heer O. F. de Vries hoort met eenige verbazing
dat de heer Weima zich over hem verbaast en het niet
goed vindt dat hierover nu gesproken wordt. De heer
Weima zegt toch precies hetzelfde als wat spreker heeft
gezegd, dat het erg noodzakelijk is dat de toestand daar
wordt verbeterd. Nu kan men het spreker kwalijk nemen
dat hij dit op het oogenblik doet en vragen of dit wel
goed is voor de typhus-patiënten en of het geen onge
rustheid zal verwekken, maar spreker gelooft dat de
zaak al zoo lang heeft gesleept, dat nu werkelijk
helaas wel het gunstige oogenblik is aangebroken
om de zaak eens radicaal aan te pakken. Het is hem
bekend dat dit voorjaar de commissie voor het Stads
ziekenhuis aan Burgemeester en Wethouders heeft ge
schreven, dat zij de verantwoording voor de zieken
barak niet langer op zich neemt; dat is Januari geweest,
maar er is nog nooit antwoord op ontvangen. Spreker
gelooft dat in 1919 de zaak al onder de oogen is gezien
en dat toen aan de buitengemeenten is gevraagd, maar
men hoort er nooit iets van. Daarom heeft hij aan zijn
vragen verbonden dat hij de vergadering heeft willen
wijzen op den absoluut slechten toestand van de barak
aan de Voorstreek.
De heer Muller zou ook een paar woorden willen
zeggen. De Voorzitter heeft straks hij de beantwoording
van den heer De Vries gezegd dat het college al lang
bezig is met een onderzoek naar de mogelijkheid om
verandering te brengen in den bestaanden toestand. Dat
zal wel waar wezen, maar daar schieten we niet veel
mee op.
Spreker heeft voor zich het verslag van de secties,
gehouden in 1924. De heer Weima heeft er op gewezen
dat hij vroeger ook reeds op verbetering heeft aange
drongen, onzerzijds, aldus spreker, is dat ook zeer zeker
gebeurd en ik meende dat het de heer De Vries was,
die dat al veel eerder heeft gedaan. Het doet echter aan
de zaak niets af of wij dat hebben gedaan of anderen,
maar in de secties is toen het volgende gezegd
Hetzelfde lid drong aan op voorziening in den
toestand, die zou ontstaan bij het uitbreken van be
smettelijke ziekten",
en in de Memorie van Antwoord van hetzelfde jaar lezen
wij deze zinsnede
,,Een betere voorziening in het verplegen van lijders
aan een besmettelijke ziekte heeft de aandacht van
het college; eerlang kunnen voorstellen aan den Raad
verwacht worden."
Ais de Voorzitter nu op het oogenblik. een paar jaar
later, zegt dat, gezien den toestand, dien wij aan de
Voorstreek hebben en den ongelukkigen toestand, waarin
de lijders eventueel op dit oogenblik nog moeten worden
ondergebracht, den laatsten tijd onder de oogen wordt
gezien of het ook mogelijk is dat daarin verbetering
wordt gebracht, dan moet het spreker toch van het hart
dat de ernst van deze kwestie schijnbaar niet zoo erg
is doorgedrongen bij Burgemeester en Wethouders.
Want als dat wèl het geval was, dan mochten wij er
op het oogenblik niet in berusten dat daar momenteel
nog patiënten worden ondergebracht.
Nu zegt de Voorzitter wel aan het adres van den heer
De Vries dat het op het oogenblik misschien het aller
ongelukkigste tijdstip is om deze zaak naar voren te
brengen, maar spreker is zoo vrij in dat opzicht met den
Voorzitter van meening te verschillen. Als hier even
tueel onverhoopt mocht gebeuren wat thans in Breda
gebeurt, dan zouden wij met de handen in het haar
zitten. De Voorzitter zegt dat wij op het oogenblik het
Militair Hospitaal hebben. Ja, dat hebben wij, maar als
de toestand maar zoo wordt dat er eenige uitbreiding
komt, als er maar een 3-tal mannen wordt aangetast
door deze ziekte, dan moeten wij al gebruik maken
van dien noodmaatregel en dat is toch in een stad als
Leeuwarden een onhoudbare toestand. Daarin moet zoo
spoedig mogelijk verandering komen, wij moeten het
niet langer dragen, dat wij op een dergelijke verpleging
zijn aangewezen in een gebouw, dat absoluut uit den
tijd is.
Waar een paar jaar geleden Burgemeester en Wet
houders zeer zeker daarvan ook doordrongen waren en
zij toen ook hebben laten uitkomen dat de Raad plannen
tegemoet kon zien, daar is het op het oogenblik, gezien
het feit dat het college ook thans diligent is met be
trekking tot het treffen van tijdelijke maatregelen, de tijd
om uit te spreken, dat er in den toestand een radicale
verandering moet worden gebracht. Spreker is daarom
zoo vrij, mede namens de heeren Dijkstra en O. F. de
Vries, het volgende voorste! in te dienen
„Ondergeteekenden, gehoord de besprekingen over
den totaal onvoldoenden toestand van de barak voor
besmettelijke ziekten aan de Voorstreek, stellen voor:
1°. het bouwen van een nieuwe, naar de eischen
des tijds ingerichte, barak voor besmettelijke ziekten;
2°. met het oog op de thans voorkomende ziekte
gevallen, tijdelijke voorzieningen in deze zaak te
treffen en voor deze voorzieningen Burgemeester en
Wethouders een blanco crediet "te verleenen."
Dat laatste kan nu, in verband met de toezegging van
Burgemeester en Wethouders, misschien vervallen, maar
het eerste voorstel wordt door de heeren Dijkstra, O. F.
de Vries en spreker namens hun fractie ingediend.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders
tegen het laatste deel van het voorstel absoluut geen
bezwaar hebben spreker heeft straks ook reeds faten
uitkomen dat Burgemeester en Wethouders niet ge
schroomd zouden hebben, indien dit noodig was in
verband met den algemeenen gezondheidstoestand, ook
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 September 1926. 159
zonder een bepaald crediet eenige noodzakelijke uit
gaven te doen.
Ook tegen het eerste deel van het voorstel is niets
aeen bezwaar, maar spreker zou toch willen voorstellen
dat op het oogenblik niet in behandeling te nemen, als
zijnde absoluut vreemd aan de orde van den dag. Wij
kunnen hier op het oogenblik niet spreken over een
„naar de eischen des tijds ingerichte barak voor be
smettelijke ziekten" spreker zou zeggen dat daarvoor
eerst de stukken maar eens voor den dag moeten worden
gehaald en de zaak eens moet worden bekeken. Spreker
zou daarom willen voorstellen dit voorstel de volgende
vergadering aan de orde te stellen.
De heer Dijkstra is het met den Voorzitter eens en
meent dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel
eerst onder de oogen moeten zien, zich daarover eens
kalm moeten beraden en dan prae-advies aan den Raad
uitbrengen. Hij gelooft dat dit de weg is.
Als een kleine ondersteuning van dit voorstel zou
spreker nog dit naar voren willen brengen, dat wij hier
van middag nu alleen spreken over typhusgevallen,
maar dat wij niet moeten vergeten dat in deze barak j
niet alleen typhus-patiënten, wanneer die er helaas zijn,
maar ook roodvonk, diphtherie- en andere patiënten in
hetzelfde lokaal moeten worden ondergebracht. Er is i
geen isolatie van de patiënten en er is dus wel reden
om aan te dringen op een radicale verandering. Spreker
meent dat de Raad van Leeuwarden niet vrijuit gaat, als
zich dergelijke dingen voordoen, wanneer men niet
eenigszins behoorlijk in de verpleging kan voorzien en
het is dan ook met groote belangstelling, dat hij het
advies van Burgemeester en Wethouders afwacht.
De Voorzitter zal het voorstel van den heer De Vries
c. s. den volgenden keer op de agenda plaatsen. Wil
de Raad het nu echter direct in behandeling nemen, dan
is het ook mogelijk dat daarover prae-advies wordt
uitgebracht.
De heer Muller: Krijgen wij dan den volgenden keer
geen prae-advies
De Voorzitter: Ik durf de volgende vergadering met
geen mogelijkheid prae-advies toezeggen.
De heer O. F. de Vries vindt het ook beter dat het
prae-advies niet de volgende vergadering wordt uit
gebracht, maar dat het voorstel gewoon de volgende
vergadering aan de orde wordt gesteld. Dan kunnen de
raadsleden eerst verschillende inlichtingen inwinnen en
zich beter op de hoogte stellen, dan duurt het 14 dagen
langer en kan men beter de zaak bekijken dan wanneer
men nu enkel zou wachten op een voorstel van Burge
meester en Wethouders.
De heer Weima zou het voorstel in handen van Bur
gemeester en Wethouders willen stellen om prae-advies,
met beleefd verzoek om daarmee zoo spoedig mogelijk
bij den Raad te komen.
De Voorzitter: Dan zal er eerst een voorstel moeten
komen om het voorstel van den heer De Vries c. s. in
behandeling te nemen. Ik zou willen voorstellen daarover
in de volgende vergadering te stemmen, omdat wij het
nu direct toch niet kunnen behandelen.
De heer K. de Boer zou ongeveer hetzelfde willen
zeggen als de heer Weima, n.l. dat er in de eerste plaats
een principieele uitspraak komt van den Raad en dat
daarna Burgemeester en Wethouders met een omlijnd
voorstel bij den Raad terug komen. Dat kan den vol
genden keer clan wel gebeuren.
De Voorzitter: Heeft de Raad geen bezwaar dat wij
voor de volgende vergadering gewoon het voorstel van
den heer O. F. de Vries c. s. op de agenda plaatsen
Dan kan de Raad er mee doen wat hij zelf wil.
Met algemeene stemmen wordt dienovereenkomstig
besloten.
De interpellatie wordt gesloten.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.