232 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. De heer IJ. de Vries: Deze uitspraak is door mij ge daan en ik wil deze in openbare zitting bij de begroo- tingsbehandeling nog eens herhalen. Op de door Burge meester en Wethouders ingediende begrootingen heb ik geen bepaalde bezwaren, al vragen sommige onderdee- len der gemeentehuishouding groote bedragen, zooals de plantsoenen, de verstratingen en het onderwijs. De kwestie van de prijsberekening van het water, geleverd door de Intercommunale Waterleiding Gebied Leeuwarden, zou uitgeschakeld kunnen worden, totdat het toegezegde rapport is ingezonden. Toch zij het mij vergund, hierover enkele gedachten te uiten, die dan misschien bij de samenstelling van dat rapport van in vloed kunnen zijn of beantwoord kunnen worden. Zooals bekend is, zal een ander systeem van prijsbe paling voor levering van water ingevoerd worden. Hier bij komen enkele vragen naar voren, n.l. deze is dit systeem beter, is dit economischer Welk resultaat heeft dit voor de afnemers Wat is het doel van de Naamlooze Vennootschap, de verzekering dat er steeds voldoende goed water zal zijn, mede tot bevordering van de volksgezondheid en tevens dat het reservefonds zoo spoedig mogelijk even groot zal zijn, als het ge plaatste aandeelenkapitaal, te vormen uit de winst, te verdeelen volgens de omschrijving van artikel 37 der statuten Het nu in te voeren systeem, n.l. dat der oppervlakte berekening, beteekent voor vele afnemers een belang rijke prijsverhooging; in het bijzonder voor de kleine huisgezinnen met een middelmatige of grootere woning. Vele burgermenschen, wier woning niet geheel modern ingericht is, die dus geen badkamer hebben (of) en geen W.C.; die bovendien hun groote wasch naar een waschinrichting zenden, zullen zoo ongeveer dubbel zooveel voor hun watergebruik moeten betalen, als met het nu toegepaste tarief. Dit blijkt uit de volgende berekening. De soort woningen, zooals ik zelf bewoon, betaalde volgens het bestaande tarief 10.voor de waterle vering en 4.meterhuur, samen dus 14.In de oorlogsjaren is het tarief van waterlevering met 25 verhoogd, zoodat toen en dit is tot nu toe nog geldig de prijs is verhoogd tot 16.50. Doch volgens het nieuw in te voeren, zoogenaamd oppervlaktetarief, zal voor dezelfde woningen bij het zelfde watergebruik moeten worden betaald een bedrag van 25.50. Dat is een verhooging van goed 55 op het tegenwoordig te betalen bedrag en waar het de be doeling is om de meters weg te nemen, waardoor dus ook de meterhuur vervalt, daar is het feitelijk een ver dubbeling van het bedrag voor de waterlevering, n.l. een verhooging van 12.50 tot 25.50. Is deze verhooging nu gemotiveerd, omdat door uit breiding en verbetering van het bedrijf de onkosten per M3. water zooveel gestegen zijn? Nog is er ook deze belangrijke vraag: Mag de N. V. Intercommunale Wa- i terleiding de tarieven zooveel wijzigen en omhoog bren gen, zonder overleg met de afnemers? Zelfs zonder op- zegging van contract en mededeeling van wijziging van systeem? In de statuten der N. V. en in de concessie, door ons verleend, is niets te vinden over een systeem van even- tueele prijsberekening van het te leveren water. Alleen in het besluit van aandeelhouders van 29 September 1922 (No. lid) wordt van M3. water gesproken en even- tueele bijbetaling voor te weinig afgenomen water, door de garandeerende gemeenten. Zou de Raad onzer gemeente, bij de onzekerheid van de waterprijzen, zoo bereidwillig deze concessie ver leend en de waterleiding overgedragen hebben? Het oppervlaktetarief heeft voor groote gezinnen met kleine woning misschien een voordeelige zijde, mis schien dat ze iets minder, in alle gevallen weinig meer betalen, dan ze aan water gebruiken, doch ik stel hier de vraag: is de N. V. een zeker soort bedrijf van maat schappelijk hulpbetoon? Ik dacht dat het een monopo listisch bedrijf was. Blijkbaar beschouwt het zich zelf ook zoo, want naar mij medegedeeld is, wordt bij groote afnemers, die vermoedelijk meer water zullen gebruiken, dan waarop ze volgens het nieuwe systeem recht heb ben, een contrölemeter geplaatst. Het eventueele over- verbruik zal dan per M3. berekend en bijbetaald moeten worden. Hieruit zou men de conclusie trekken, dat de levering toch gaat per M3. Maar waarom dan ook niet bij al de andere afnemers? Naar mijn meening is de levering over den meter de meest juiste en rechtvaardige, zooals ook met gas en electriciteit geschiedt. Dan heeft ook een ieder zelf in de hand, hoeveel hij er per jaar, boven een minimum- gebruik, voor over heeft. Misschien is het ook mogelijk om met de afnemers een contract af te sluiten, om te leveren volgens het oppervlaktetarief, dus bij schatting of over een controlemeter, per gebruikte M3. Een eenzijdige wijziging en een oplegging van een hooger tarief, zooals thans geschiedt, heeft mijn instem ming niet. Zooals U ziet, mijnheer de Voorzitter, rijzen hier zeer verschillende vragen. Ik zal dan ook met zeer veel be langstelling uitzien naar de beloofde overlegging van de mededeelingen, van de N. V. Intercommunale Water leiding Gebied Leeuwarden. De Memorie van Antwoord (bijlage no. 30) van Bur gemeester en Wethouders heb ik met genoegen gelezen. Tot mijn blijdschap heeft dit antwoord op het Sectie- verslag, na de betrekkelijk lange doch door omstan digheden noodige inleiding, de aangeroerde vraag stukken weer op haar juiste plaats gezet, n.l. op het zakelijke terrein. Toch is daarmee voor mij het Sectieverslag niet af gedaan; ook ik heb daarin een politieke strekking ge zien en ik wil daarover gaarne enkele beschouwingen houden. Het is een stuk verkiezingsmuziek, waarin vele dissonanten. Ik meen dat hier dezen zomer een film is afgedraaid of een tooneelstuk is opgevoerd, dat tot titel had ..Mensch erger je niet" of „Trek er je niks van aan". Of velen het mogelijk zal zijn volgens dezen stelregel te leven, dat betwijfel ik. Die het wel doen, zullen zeker behooren tot de koudbloedigen of onverschilligen. Ik, Mijnheer de Voorzitter, behoor niet tot deze soort menschen. Ik erger me wel eens, al is dat in sommiger oog misschien niet verstandig. Zoo heb ik me ook geërgerd over verschillende zin sneden van het Sectieverslag. Een vorig jaar werd cri- tiek geoefend op het Sectieverslag, omdat het in slecht en slordig geredigeerd Nederlandsch gesteld was; toch geloof ik dat dit verslag nog veel onaangenamer indruk maakt, door toon en samenstelling. Men beluistert er in een hetze tegen het geheele college van Burgemeester en Wethouders en tegen verschillende wethouders af zonderlijk, met uitzondering van één. Ik meen dat dit ongemotiveerd is, dat nllen vrij goed hun plicht hebben gedaan. Bovendien is, wat beweerd wordt, bezijden de waarheid; ik hoop dat aan te toonen. In onze sectie is van lelie critiek geen sprake geweest, zoodat ik me met het college verbaasd heb over toon en inhoud van dit verslag. Toch is zoo'n geweldig vuur werk, vol van knaleffect, zooals wijlen de heer Tulp misschien zou zeggen, wel eens goed, in alle gevallen niet geheel zonder uitwerking. In het algemeen wordt daardoor de belangstelling van de inwoners weer eens wakker geschud en weer meer notitie genomen van het doen en laten van den Raad en het oog gevestigd op de belangen van de plaats onzer inwoning. Op mij persoonlijk is het niet zonder uitwerking ge bleven. Zooals ik in den beginne reeds zeide, werd door mij tevredenheid betuigd met het algemeen beleid van het college. Doch toen ik het Sectieverslag las, schrok ik toch even op en dacht: wat nu, heb je je oogen niet open gehad? Is het zoo erg, dat we eigenlijk een college Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 233 van niets hebben? Ik ben toen nctg eens extra aan het onderzoeken gegaan, met het resultaat, dat ik in mijn overtuiging versterkt ben. Zelfs in die mate, dat ik bereid ben het college te verdedigen, al zal dit dan onwille- j keurig ten voordeelë van het college zijn. Tevens diene dit dan als antwoord op de vraag „naar de beweringen en verkiezingsleuzen van sommige poli- tieke partijen", als daarmee dan ook de Christelijk-His- torische bedoeld is. Eerst nog de vraag: of er dan op het college of een der wethouders absoluut geen vlekje te vinden zou zijn? Och, misschien wel meer dan één, misschien wel meer dan het college en de heeren zelf lief is, maar heb ik dat te beoordeelen? We hebben toch zeker te beoor- deelen of de algemeene belangen van Leuwarden be hartigd worden, ja dan neen, en dan antwoord ik: zeer zekerIk behoor in dit geval gelukkig niet tot de fa milie der spinnen, die overal vergif uit zuigen, ik schaar me liever bij het honingbijtje. .Vooral in dezen tijd van het jaar, is de zonzijde het beste. Doch ter zake Wanneer we een vergelijking maken tusschen de vorige 4-jarige periode en de nu loopende, dan blijkt ons. dat in de jaren 1919 tot 1923 vele dingen zijn voor bereid, de aankoop van gronden, het leenen van gelden en het maken van plannen, welke in deze jaren zijn of worden uitgevoerd, zooals het bouwen en uitbreiden van het abattoir, het verplaatsen en reorganiseeren van den Reinigingsdienst, het vernieuwen van de Ooster- brug. de verbetering van het verkeer en der bestrating. Bovendien nog het bijbouwen van een nieuwe openbare school, een nieuwe gashouder, de nieuwe brug over het Viiet, het stichten van 151 gemeentewoningen, de op heffing van de Philantroop, het onderzoek naar de mo gelijkheid van een ophaal- en stortingsdienst, de samen stelling van het Ambtenarenreglement en de Wacht geldregeling. Dit dozijn, alle belangrijke zaken, zou met meerdere, misschien van wat minderen omvang, uit te breiden zijn. En als we dan in oogenschouw nemen de gewijzigde omstandigheden, toen een steeds meevallende en stij gende opbrengst der inkomstenbelasting met een vrij hoog vermenigvuldigingscijfer en nu een steeds dalende opbrengst van belasting, dan is er nu meer moed en kunst noodig om goed te regeeren dan toen. Ik kan mij herinneren ik meende dat het in een jaar voor 1923 was dat men meende dat het belastbaar inkomen in Leeuwarden was 19 millioen en dat dit, na berekening, bleek te zijn 31 millioen, dus 12 millioen meer dan men dacht. Ik meen dat dit juist in het jaar was, toen besloten was 9 te heffen en toen het hef fingspercentage 8.1 is geworden. Dat jaar alleen bracht het dubbele op van wat men meende en daaruit is het potje voortgekomen, mijnheer De Boer. Ook wat betreft de andere financiën, is er een enorm onderscheid. Door aankoop van landerijen en beschik baarstelling van gelden voor uit te voeren werken, ver meerderde de schuldenlast van 3.462.462.305 op 1 Januari 1919 tot een bedrag van 8.777.900.op 1 Januari 1924. dus met 5.30 5.437.69A Toen dan ook in 1923 bij en na de verkiezingen de financieele toestand van Leeuwarden een ernstig onder werp van bespreking heeft uitgemaakt, meenden som mige partijen, dat in het bijzonder aan dit punt meer dan gewone aandacht geschonken moest worden. Dit is ook gedaan door de Raadsleden, die deel uitmaakten van de zoogenaamde Combinatie. Men meende daarom te moeten pogen het college van Burgemeester en Wethouders zoo samengesteld te krij gen, dat een zuinig beheer gehouden zou worden, met de vooropgezette bedoeling: zoo mogelijk geen nieuwe leeningen te zullen sluiten en toch het noodige niet te verwaarloozen. Ik meen, Mijnheer de Voorzitter, dat dit volkomen gelukt is, ja, meer dan gelukt. Er zijn geen nieuwe lee ningen gesloten, wat we bezaten is goed onderhouden, sommige dingen zijn zelfs verbeterd en uitgebreid (bij bouw vleugel ziekenhuis, verbreeding van een paar bruggen, graven haven voor woonschepen). Doch is er meer, Mijnheer de Voorzitter. De zooge naamde Combinatie had zich tevens voorgesteld, door de geregelde jaarlijksche aflossingen, na afloop der 4- jarige periode, de schuldenlast der gemeente met rond 1.000.000.— te kunnen verminderen. Ook dat is vol komen gelukt, Mijnheer de Voorzitter, want op 1 Januari 1924 bedroeg onze leeningsschuld, zooals reeds gezegd, de som van 8.777.900.en volgens de nu te behan delen begrooting zal de schuldenlast einde 1927 als dit punt ongewijzigd door den Raad wordt aangenomen bedragen 7.760.710.waaronder dan een bedrag van 597.500.dat feitelijk ten laste van de Water leiding komt. Er is dus dan afgelost een bedrag van 1.017.190.dus iets meer dan het voorgestelde doel, wat een jaarlijksche renteverlaging van 50.000. beteekent. Bovendien is het grondbezit van Leeuwarden nog ver meerderd door aankoop, b.v. Achter de Hoven en aan de Fonteinstraat, om het voornaamste alleen maar te noemen. Daarenboven is door de wijziging van de verordening op het Grondbedrijf het saldo-verlies voor de gemeente- financiën aanmerkelijk verlaagd. Door de uitgifte van belangrijke complexen grond in erfpacht en aan gemeentebedrijven is een gedeelte grond van improductief gebracht op de creditzijde van de balans. Alleen in de jaren 1924 en 1925 is uitge geven voor een waarde van goed 400.000.dat aan baten opbrengt een bedrag van rond 20.000.alzoo een heele verlichting voor dit bedrijf. Er zou nog meer te noemen zijn, doch dit een en ander is, meen ik, voldoende om te mogen besluiten, dat dit college voldoende voor de materieëte belangen van Leeuwarden gezorgd heeft. Wat dit regeerbeleid betreft, zou men tot den wensch komen, dat de verkie zingen van het volgende jaar het mogelijk maken, dat weer een dergelijk college van hetzelfde beleid kan samengesteld worden. Doch er is in dezen Raad, volgens het Sectieverslag, schijnbaar een andere strooming, een die groote dingen wil doen. Daarvoor is, meen ik. de tijd en toestand niet gunstig. De financieele toestand is thans lang niet roos kleurig, al is ze naar mijn meening nog niet verontrus tend. Doch als we een paar jaar verder zijn, hoe staat j het dan? Zullen ook wij dan den terugslag niet gevoelen van de malaise van den landbouw en de schipbreuken op het land De heer Dijkstra: Dat zijn maar krantenartikels! De heer IJ. de Vries: Maar dat berust op werkelijk heid. De heer Dijkstra: Ja, dat weet ik misschien beter dan U. De heer IJ. de Vries Er zal terdege bezinning noodig zijn. Met volkomen instemming onderschrijf ik dan ook deze zinsnede uit de Memorie van Antwoord „Naar onze overtuiging moet ons gezamenlijk stre ven veeleer zijn een belastingvcr/ag/ng mogelijk te maken, door zuinigheid te betrachten, zuinigheid in dien zin, dat zooveel mogelijk hetzelfde resultaat wordt bereikt, met minder kosten dan tot dusverre." Deze stelling wordt niet alleen door mij, doch door onze geheele Rechts-Protestantsche club beaamd. En niet alleen willen we dit regeersysteem voor het jaar 1927 toepassen, doch ook gaarne voor de volgende 4-jarige periode als het kon, om ook dan door geregelde jaar- lijksche aflossingen nogmaals onze schuldenlast met één millioen te verlagen. Dat is ons program, Mijnheer de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 14