268 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 November 1926. weten dat er een jaar is geweest dat, ten gevolge van het feit dat de Onderwijswet niet al te duidelijk was, in den Raad een plan is gebracht, om de 12-klassige scholen te verdeelen in 6-klassige, niet administratief 6-kiassige scholen, maar zoo, dat de 6-klassige scholen werkelijk met muren en schuttingen van elkaar zouden worden gescheiden. Daarvoor was spreker moet die dingen gedeeltelijk uit zijn hoofd aanhalen, hij weet het bedrag niet nauwkeurig, maar het doet er ook niet pre cies toe naar hij meent, voor den verbouw der scho len een bedrag gemoeid van 800.000.Om dat te kunnen doen, heeft deze Raad en dat doet ook iedere andere Raad, wanneer geen geldmiddelen aanwezig zijn dat bedrag gevonden in een leening, maar toen nader bleek dat volgens de Onderwijswet een daadwerkelijke splitsing niet noodig was, maar dat wij met een admi nistratieve splitsing van de scholen konden volstaan, hadden wij de leening reeds gesloten en hadden wij dus overvloedig kasgeld. Dit had tengevolge dat in 1923 het kasgeld van de gemeente bedroeg 1.4 82.000.Dat geld het is misschien goed daar even aan te herin neren was in dien tijd belegd bij verschillende ge meenten, die bij de gemeente Leeuwarden een kasgeld- leening hadden gesloten. Het was dus rentegevend be legd; spreker weet niet of de opbrengst even hoog was als de rente, die men er voor moest betalen, maar in ver band met den toestand van de gemeentekas was het 't beste, dat het geld werd belegd op een wijze, waarop het de hoogst mogelijke rente opbracht. Verder wenscht spreker er even op te wijzen, dat in die dagen ook valt de uitkeering uit de Oorlogswinst belasting. Hij is een oogenblik aan het wankelen ge bracht door de mededeeling daaromtrent in de Memorie van Antwoord, maar hij is de meening toegedaan hij weet niet of die mededeeling juist is dat wij in de jaren van crisis al onze crisisschulden zoo niet geheel, dan toch voor het grootste deel, hebben afgedaan. Als wij de balans van Leeuwarden dan ook vergelijken met die van sommige andere gemeenten, dan zien wij, dat I.eeuwarden in een gunstige conditie verkeert, omdat deze gemeente geen crisisschuld hoegenaamd meer heeft te delgen. Spreker weet niet of dit heelemaa! juist is, maar voor het grootste deel is het wel juist en daar komt het op aan. De heer IJ. de Vries heeft gezegd dat, als gevolg van de wijziging, die in de verordening op het Grondbedrijf is gebracht, het Grondbedrijf thans winst oplevert. Spreker zou den heer De Vries willen vragen: och, zoek nog eens een paar van die verordeningen voor ons op, waardoor wij op eenvoudige wijze kunnen bereiken dat er winst wordt gemaakt. Dat is een kunstje, dat buiten gewoon makkelijk en buitengewoon nuttig kan zijn, zoo wel voor de gemeente als voor de gemeentenaren. Maar wat is het feit? Dat tengevolge van die wijzi ging van de verordening op het Grondbedrijf een admi nistratieve verandering heeft plaats gehad, een wijziging in de administratieve verhouding tusschen het Grond bedrijf en de gemeente, door welke verhouding echter geen cent meer in de gemeentekas komt en geen cent minder uit de gemeentekas gaat. De heer IJ. de Vries, aldus spreker, heeft verder ge zegd, dat wij aansturen op belastingverhooging, terwijl het onze plicht zou moeten zijn aan te sturen op belas tingverlaging. Ik zou daarop terug kunnen komen bij de heantwoording van het betoog van den heer Beekhuis, maar ik wil reeds hier zeggen dat wij in den grond van de zaak maar één goede en zuivere politiek kunnen voe ren en die is deze: dat de inwoners van Leeuwarden weten, wat wij als politieke partijen willen doen, dat wij bekend maken, zoo zal ons politiek streven zijn; dat j stellen wij op den voorgrond als wat naar onze meening moet worden gedaan, maar wij moeten er dan tegelijk bij zeggen: maar als wij dat doen, dan zullen daarvoor die en die middelen er moeten komen. Nu geeft spreker geen cent voor alle gepraat over belastingverlaging, als niet tegelijk in deze begrooting wordt aangewezen, hetzij punt voor punt, hetzij over de geheele begrooting: die en die uitgaven, die op deze begrooting staan, moeten naar mijn meening worden verwijderd of geheel of gedeeltelijk worden besnoeid. Als men dat niet doet alleen de heer Oosterhoff heeft het bij een paar posten gedaan dan heeft al dat gepraat over belastingverlaging geen zin en geen doel; dan zal men, om de uitgaven te dekken, daarvoor de inkomsten moeten hebben en dus moeten zorgen dat deze even groot zijn als de uitgaven. Spreker heeft dat in geen enkel betoog van de heeren gehoord hij be hoeft de uitzondering van den heer Oosterhoff, die een paar punten heeft genoemd, niet meer te maken men behoeft dus niet te zeggen dat men belastingverlaging wil, omdat de inkomsten door de uitgaven gebiedend worden voorgeschreven. Het is maar de kwestie, hoe wij de inkomsten zien, om daarover een oordeel te kunnen hebben. Spreker komt straks eenigermate terug op het betoog van den heer Beekhuis, maar hij wil toch in dit verband de op merking maken, waar de heer Westra daarover ook iets heeft gezegd, dat hij het absoluut niet als wijsheid of deugd van het vorige college heeft aangemerkt, dat dit ons aan het eind van zijn zittingsperiode een belasting overschot heeft geleverd van 600.000.— en dat hij het evenmin een deugd of wijsheid van het toenmalige college acht, dat de gasfabriek een reserve had van 400.000.hij heeft alleen willen constateeren dat die 600.000.er was en dat die bijkans 400.000 er was, dat er dus in totaal, toen dit college zitting nam. 1 millioen was, waarmee men kon beginnen, terwijl men de verdere inkomsten moest hebben uit de belas tinggelden. De heer Beekhuis heeft daarvan gezegd dat een deel van den Raad daarmee een onvriendelijkheid heeft be gaan tegenover dit college en dat dit onbillijk is ge weest. Spreker kan dat niet inzien; hij heeft alleen willen waarschuwen dat men niet de politiek van de struis vogels moest voeren, door wanneer er gevaar dreigt den kop in het zand te steken, en hij meent op goede gronden. De heer Molenaar heeft zeer duidelijk aan getoond en dat sloot aan bij de redeneering, die het college heeft gevolgd dat onjuist is de som, die door het college is gemaakt, dat die niet uitkomt en dat men tot verhooging van de belasting op de eene of andere wijze moet overgaan. In dat verband is het gevraagd, omdat daaraan op geen enkele wijze is te ontkomen. Als dit college nalaat de belasting te heffen, die het voor zijn eigen uitgaven noodig heeft, dan zal het volgend college de belastingschroef zoodanig moeten aandraaien, dat ook het tekort op dezen dienst in die jaren wordt gedekt en dan heeft men misschien de illusie gewekt en misschien propagandamateriaal verzameld dat dit college zeer zuinig is geweest, maar dat is dan een zuinigheid, die niet op werkelijkheid berust, dat is dan een zuinigheid, die niets is dan schijn. Spreker gelooft dat een voorzichtig man als de wet houder van Financiën dien schijn zal willen vermijden; hij heeft immers zelf gezegd dat hij met beide voeten op den beganen grond zal willen blijven staan, spreker ziet den wethouder niet aan voor een man, die in ver band met de politieke agitatie den gemeentenaren een schijn voor oogen wil houden, die niet juist was. Een gedeelte van het betoog van den heer Westra heeft spreker reeds weerlegd; hij heeft er op gewezen dat hij het niet als een deugd van het vorig college beschouwt dat dit, tengevolge van de hooge belasting, hooge saldi heeft gekweekt, hij heeft zijn opmerking alleen willen aanvoeren als feit en niets meer. Ten slotte spreekt het vanzelf daar moest in een Raad als deze niet meer over worden gesproken dat de reserve van de gasfabriek komt uit de winst en als men de prijzen van het product maar hoog genoeg neenit. dan komt dat vanzelf in orde. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 269 Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 November 1926. Er is toch nog iets in het betoog van de heeren, waar spreker de vinger op wil leggen. Er is gesproken dat in die dagen een zeer hooge belasting is geheven. Dat is inderdaad waar; het was toen een tijd van opgaande conjunctuur. Misschien was die wel niet geheel echt, misschien zat er wel een beetje wind onder, maar het had toch den schijn dat de welvaart met groote golven toenam. Wat was toen het geval Dat het heffings- cijfer, dat werd vastgesteld, elk jaar met een hooger bedrag werd vermenigvuldigd, waar automatisch uit voortvloeide dat het bedrag der belasting telkenmale hooger werd. Omgekeerd hebben wij hier nu weer een automatische verlaging. Spreker wil er op wijzen dat dit nu geen ondeugd is van het college van thans; het was toen geen deugd dat het bedrag der belasting hooger werd en het is nu geen ondeugd dat er minder belasting binnen komt. De heer Westra heeft gezegd dat het heffings percentage is gedrukt. Dit is niet gedrukt, maar dat was het natuurlijk verloop. Het is ook onjuist te zeggen dat het gemiddeld cijfer 4, 5 of 6 was. Ja, als de jaren achter ons liggen, kunnen wij daaruit het gemiddelde wel vaststellen, maar te voren kunnen wij nooit het gemiddelde vaststellen; elk jaar moeten wij, aan de hand van de uitgaven en inkomsten, nagaan op welke wijze wij het verinenigvuldigingscijfer moeten vast stellen. Spreker kan dus een gedeelte van wat door de over zijde is gezegd elimineeren. Wij hebben, aldus spreker, dus niet in dien zin een aanval op het college gedaan, maar wij hebben het gedaan in dezen zin, dat wij elkaar zeggen met de begrooting en de raming van inkomsten van de gemeente heeft het college niet den voorzichtigen weg bewandeld. Nu heeft men, hoewel dat zeer duidelijk in het Sectie- verslag staat, daaruit gedistelleerd, dat onzerzijds een voorstel wordt gedaan om verschillende belastingen te verhoogen. Het zijn buitengewoon slechte lezers, die dat hebben gedaan. Er is ik zeg dat met grooten nadruk, omdat daar bij de volgende verkiezingen wel politieke munt uit zal worden geslagen er is door ons aan Burgemeester en Wethouders gevraagd: leg ons die cijfers over, gij kunt alleen die becijfering maken wat de verschillende belastingen, die de gemeentewet toelaat, voor deze gemeente zouden kunnen beteekenen. Daar onder behoort ook een sterkere opvoering van de pro gressie. Nu zijn er verschillende heeren, die zich daar tegen hebben verklaard en het zou mogelijk kunnen zijn, aan de hand van de cijfers, die Burgemeester en Wethouders ons zouden voorleggen, dat wij ook tegen een sterkere verhooging waren. Daar hebben wij op het oogenblik nog geen oordeel over, omdat de ge gevens onbekend zijn. Hoe staat het met de progressie in de gemeente Leeuwarden Er is een tijd geweest dat Leeuwarden, wat de progressie betreft, een gunstige uitzondering maakte ten opzichte van hare zustergemeenten. Men kan die ongunstig noemen, maar ook gunstig; er is een opvatting mogelijk in tweeërlei zin, maar als ik spreek van een gunstige progressie, dan bedoel ik daar mee, dat het beginsel „belasting naar draagkracht" ■k weet niet of men dat tegenwoordig nog aanvecht in onze schaal op een behoorlijke wijze tot uitdrukking kwam. Maar sedert dien heeft het sociaal gevoel in verschil lende gemeenten belangrijk in kracht gewonnen en hebben de progressieschalen in verschillende gemeenten een wijziging ondergaan. Als ik nu dan ook de gemeente Leeuwarden, wat de progressie betreft, ga vergelijken met de hier om heen liggende gemeenten, dan moet ik tot de ontdekking komen dat de progressie in die gemeenten beter is geworden, sterker is geworden dan ir: Leeuwarden. Ik weet niet of die gemeenten last hebben van groote inkomens, ik weet dus ook niet of de progressie daar theorie is of practijk, maar op papier bestaat zij wel. Wanneer wij dus op het standpunt staan dat de ge meente Leeuwarden ook dit jaar moet zorgen dat hare uitgaven worden gedekt door hare inkomsten uit be lasting, dan zullen wij dat eerst kunnen doen als wij op een behoorlijke wijze worden voorgelicht op welke wijze dat mogelijk zou kunnen zijn. De heer Hofstra heeft zoopas een schrikbeeld trachten op te hangen van den toestand der bedrijven en hij heeft zelfs de uitdrukking gebruikt van de gouden kip, die eieren legt. Die uitdrukking is natuurlijk ver keerd geweest; hij bedoelde vermoedelijk een soort kip, die gouden eieren legt, maar ik geloof toch dat het schrikbeeld van den heer Hofstra in dit verband niet opgaat. Want ik wil nog eens met eenigen nadruk zeggen, dat door ons geen voorstel is gedaan om een zakelijke belasting op het bedrijf in te voeren; wij hebben alleen aan Burgemeester en Wethouders ge vraagd: vertel ons eens, wanneer die werd ingevoerd, wat dan de uitkomsten zouden zijn. En dan wil ik den heer Hofstra ook wel verklappen hij behoeft er het raadsverslag van vorige jaren maar op na te slaan dat er ook aan deze zijde van de raadszaal verschillende tegenstanders van een belasting op de bedrijven zitten. Wij hebben heelemaal niets anders willen zeggen dan dat wij een onderzoek wenschen naar wat een wijziging van de diverse belastingen zou opleveren. Ik kom thans tot het betoog van den heer Koop- mans De Voorzitter stelt voor dan eerst 10 minuten te pauzeeren. Te 4 uur namiddags wordt de vergadering geschorst. Te 4.15 uur nam. wordt de vergadering heropend. De heer K. de Boer is thans genaderd tot het betoog van den heer Koopmans. Hij wil van dat betoog niet veel zeggen, maar hij wil toch dit er van zeggen in verband met het optreden van „Gemeentebelang" en de actie, die „Gemeentebelang" heeft gevoerd tegen over het toen zittende college, dat er misschien geen ander college is geweest behalve dan natuurlijk de colleges, die in dien tijd in alle gemeenteraden van ons land zaten dat zulke moeilijke jaren heeft moeten doormaken. Spreker wil er in dit verband op wijzen en tege lijkertijd even een cijfer corrigeeren, dat hij heeft ge geven dat de gemeenten van ons land tengevolge van de nawerking van den oorlog in zoodanige moeilijke omstandigheden verkeerden, dat belangrijke uitgaven geboden waren. Hij wil er in de eerste plaats op wijzen dat het indexcijfer voor de werkloosheid, niet alleen in onze gemeente maar ook in alle andere gemeenten van ons land, een angstwekkend cijfer vertoonde; het index cijfer voor de werkloosheid bereikte in 1921 tot 1923 een hoogte, die het voor dien maar in één jaar, n.l. in het crisisjaar 1915 had bereikt, dit was sedert dien nooit weer bereikt, maar het was in die jaren 9.11 en 11.2. Wij zaten toen nog met het distributiestelsel en er moesten moeilijkheden worden overwonnen in ver band met het tekort aan woningen. Dit alles werd aan de verschillende gemeenten opgelegd; uit die verschil- j lende crisisverschijnselen vloeide voort dat in het algemeen de gemeenten gedwongen waren zeer groote uitgaven te doen en het strekt het toenmalig zittende college tot eer dat het van de 2.000.000.crisisschuld een zoodanig bedrag heeft afgelost, dat daarvan nog resteert een bedrag van 450.000.welk bedrag in de komende jaren zal moeten worden afgelost. De heer Koopmans heeft gezegd dat „Gemeente belang" tot vermindering van de uitgaven den stoot heeft gegeven. Spreker weet niet of het werkelijkheidszin is of eigenliefde, die den heer Koopmans tot het uitspreken van deze woorden gedreven heeft, maar als de heer I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 32