j anders geweest moeten zijn, indien de verkiezingsleuzen
276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 November 1926.
mogelijk was en moesten trachten er geen nieuwe gel
den bij te leenen.
De heer Molenaar heeft daarbij nog gezegd waarvan
het bouwen van een brug en van scholen is betaald,
werken, waarvoor anders had moeten worden geleend.
Zoo goed ik mijn geheugen kan raadplegen, is dit geld
echter betaald uit de 2 millioen, die wij in 1922 feite
lijk te veel hebben geleend. Dat dit bedrag werd ge
leend, daar was op dat oogenblik reden voor; het was
daarbij echter ook weer een kwestie van omstandig
heden en ik zal daar het vorige college net zoo min
een verwijt van maken als aan anderen, om deze reden,
dat toen is besloten een abattoir te bouwen en is be
sloten tot verbouw van de scholen en dat, door de wei
gering van Gedeputeerde Staten en van een oplossing,
die de Minister gaf omtrent de scholen, toen niet is ge
bouwd en verbouwd, waardoor wij op dat oogenblik
een overschot hadden van 1.000.000.Op die om
standigheid mag men wel wijzen, maar overigens waren
de omstandigheden ik heb daar gister ook een klei
nigheid van gezegd ook van dien aard, dat van 1919
tot 1923, in die 4 jaren, de inkomstenbelasting heeft
opgebracht 6.928.000.terwijl die opbrengst naar
alle waarschijnlijkheid over deze 4 jaren, als het goed
gaat, zal zijn 4.400.000.Dat is precies een verschil
van 2.500.000.aan inkomstenbelasting, waaraan
het vorige college niets kon doen, omdat het meende
in die omstandigheden een hooger percentage te moeten
heffen en wij thans een lager heffen.
Ik wil wel eerlijk zeggen, dat wij ook hebben gezegd
dat het zoo noodig was te bezuinigen en dat wij dan
ook met beide voeten op den grond wenschen te staan.
De zaak is van dien aard, als wij het precies nagaan,
dat het mogelijk zal zijn dat, wanneer het volgend jaar
in September dit college aftreedt en er niet op de eene
of andere wijze in wordt voorzien, dit college dan mis
schien zal aftreden met een tekort of een achterstand
van 500.000.omdat de belasting niet heeft opge
bracht wat verwacht werd, terwijl het vorige college
een overschot had van 1.000.000.Dat bedrag is
straks genoemd en daar zat dan in het overschot van
de begrooting en het potje van de gasfabriek. Maar
dan is het toch feitelijk zoo, dat het vorige college door
bepaalde omstandigheden een bedrag van 600.000.
wist over te houden, maar een bedrag van ƒ6.300.000.
heeft verbruikt, en dat dit college heeft verbruikt een
bedrag van 4.500.000.Dat is toch een belangrijk
verschil.
Blijkt het nu dat het noodig is dat het percentage
wordt verhoogd, dan kan spreker daar volkomen mee
accoord gaan; als door den wethouder van Financiën
wordt gezegd dat belastingverhooging noodig is, omdat i
anders de uitgaven niet door de inkomsten zullen wor
den gedekt, dan zullen wij gedwongen zijn het percen
tage te verhoogen tot 4.5, 4.75 of 5. Spreker zal dat
niet van harte doen, maar als de omstandigheden er
toe dwingen, zal hij ook niet tegen verhooging zijn
In eerste instantie is deze zijde algemeen als de zijde
van de oppositie gekozen en het is geen wonder dat
dit is gedaan; dat is de schuld van het Sectieverslag.
Het verblijdt spreker nu dat noch de heer Molenaar
noch de heer De Boer de uitdrukkingen in het Sectie-
verslag handhaaft
De heer K. de Boer: Wat zegt U?
De heer IJ. de Vries De heer Molenaar maakt
restricties volgens hem zijn enkele uitdrukkingen te
sterk uitgedrukt en hij zegt: dat is mijn schuld niet. En
over het politiek gedeelte wil spreker dit zeggen. Ten
eerste dankt hij den heer De Boer voor diens herinnering
er aan dat de christelijk-historische partij in 1923 ge
prezen is. Dat is een gebrek in het Sectieverslag, als
men daar ziet een aanval, dien spreker persoonlijk voor
een aanval op de Combinatie heeft gehouden. In het
Sectieverslag staat: wat is het verschil tusschen deze
j vierjarige periode en de vorige en zou deze periode niet
van sommige politieke partijen de waarheid tot grond-
j slag hadden gehad
De heer K. de Boer: Van sommigeniet van alle.
De heer IJ. de Vries Dat is een gebrek in het
j Sectieverslag; er had moeten staan van welke politieke
partijen. I
Ten eerste wordt dus hier het Sectieverslag niet meer
gehandhaafd, waardoor, als men dat geweten had, een
gedeelte van de redevoeringen, die in eerste instantie I
j zijn gehouden, achterwege hadden kunnen blijven. Dat I
Sectieverslag was natuurlijk een stuk verkiezingsmuziek,
waarop moest worden ingegaan en spreker wil wel eer
lijk erkennen dat hij daarop is ingegaan en zulke zijn
er meer. Het betreft dan ook een belangrijke kwestie,
waar het zich bemoeit met de financiën. Door de linker-
j zijde wordt nu ontkend, dat men daar wil verhooging
van de belastingen en invoering van nieuwe belastingen
en dat doet spreker genoegen, maar dat vele leden
van den Raad en ook het college van Burgemeester en
Wethouders en ook, als spreker zich niet vergist, de
groote meerderheid van de andere menschen den indruk
hadden gekregen, dat het wèl te doen was om verhoo
ging van de belastingen en ook om invoering van
nieuwe, is de schuld van de samenstelling van het Sec
tieverslag. Want juist voordat men die belastingen
noemt, staat als toelichting daarop een zin; als die er
niet voor had gestaan, konden de heeren gelijk hebben,
maar daar staat
„In het allergunstigste geval van een cijfer van
aanslag van 30.000.000.zal dan nog enz.
Hieruit blijkt hoe noodzakelijk het is naar versterking
van de geldmiddelen om te zien. Voor allerlei doel
einden zal in de toekomst veel geld noodig zijn."
Had die laatste zin er niet in gestaan, dan gelooft spre
ker dat het Sectieverslag, vooral ten opzichte van de
financieele kwestie, een heel anderen indruk had ge
maakt.
Niet alleen in het Sectieverslag, waaraan nu een
andere uitleg wordt gegeven, maar ook in deze ver
gadering heeft spreker gevoeld dat de overzijde groote
dingen wenscht te doen. Men is daar ook met enkele
dingen naar voren gekomen, de heer De Boer wil zelfs
het potje van de gasfabriek niet gebruiken voor ver
lichting van het belastingbiljet van de tegenwoordige
inwoners van Leeuwarden, die dat potje in den gasprijs
hebben opgebracht, maar hij wil dat gebruiken voor
oprichting van een bad- en zweminrichting, dus voor
iets voor het nageslacht
De heer Dijkstra: Voor onze kinders.
De heer IJ. de Vries Laat het dan ook voor onze
kinders zijn, het is toch ook voor het nageslacht; spreker
zelf zou een beetje bang voor 't water zijn. Nu komt
het hem toch voor dat dit een object is, waarvoor ge
leend kan worden. Van dat geld komt thans rente en
die komt dan niet in de gemeentekas. Dat potje van
300.000.— over de 102.000.zal hij niet spreken
is feitelijk gesticht voor vernieuwings- en uitbrei
dingsfonds
De heer K. de Boer: Verlaging van den gasprijs.
De heer IJ. de Vries Neen, voorzoover ik mij
herinner is die 300.000.bestemd voor uitbreidings-
en vernieuwingsfonds
De heer M. Molenaar: Dus in geen geval voor de
gewone uitgaven.
De heer IJ. de Vries en toen is daaraan deze
conclusie verbonden op voorstel van de linkerzijde, bij
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 277
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 23 November 1926.
monde van den heer Tiemersma, dat het desnoods ook j
kan worden gebruikt voor andere doeleinden j
De heer Tiemersma: Geheel of gedeeltelijk; als U het
daar niet mee eens is moet U het niet geheel nemen. J
De heer IJ. de Vries Dat is dus een voorstel
van hun eigen fractie en om nu ons te beschuldigen,
dat vind ik iets trouwens ik vind in de geheele i
oestie van de linkerzijde allerlei eigenaardige momenten.
Ten eerste had men hier in den Raad van Leeuwarden
dit eigenaardige en bijzondere, dat men het gas zou
willen leveren precies tegen den kostprijs, in 't bijzonder
met het oog op de groote huisgezinnen; later is er een
wijziging gekomen in dat standpunt en toen is er een j
voorstel geweest van den heer Collet om de winst niet
meer te werpen in den gemeentepot, die moest toen
worden gereserveerd. Nu wil ik er op wijzen dat de heer
Wibaut, wethouder van Amsterdam, aangaande de winst
uit de bedrijven zegt
De Voorzitter zou den heer De Vries, waar nog gaarne
meerdere leden in tweede instantie willen spreken en
de heer De Vries het al veel over zuinigheid heeft gehad,
willen vragen of hij ook niet de zuinigheid met den tijd
in acht zou willen nemen, wat ons aller heil zou
bevorderen.
De heer Ij. de Vries: Ik zou alleen deze uitspraak
van Wibaut willen aanhalen, dat deze het volkomen ge
oorloofd vindt, winst uit de bedrijven te trekken, mits
vaststaat waarvoor die gelden gebruikt worden en wie
beslist over de besteding
De heer Visser: Is dat Uw richtsnoer, Wibaut
De heer IJ. de Vries: Ik wil er alleen maar mee zeggen
dat men de vaste lijn bij de linkerzijde ook meer dan
eens moet gaan zoeken.
In de rede van den heer De Boer meent spreker ge
hoord te hebben, dat de heer De Boer na de pauze iets
heeft hersteld wat hij voor de pauze heeft gezegd. Spre
ker meent dat de heer De Boer voor de pauze heeft
gezegd dat de crisisschulden van de gemeente waren
afgelost en dat hij na de pauze heeft gezegd dat van
die crisisschulden nog een bedrag van 382.000.—
over is; spreker meent echter dat een bedrag van
450.000.—, zooals voorkomt onder Hoofdstuk XV van j
de leening van 2 millioen, meer in overeenstemming
met de waarheid is.
Spreker zou nog op een kleinigheid de aandacht
willen vestigen, n.i. dat het hem zoo langzamerhand
na de gevoerde discussies voorkomt dat daardoor het
standpunt hier vrijwat is verhelderd en dat links en
rechts, wat betreft den financieelen toestand van Leeu
warden, niet zoo heel ver van elkaar af staan. Spreker
zou op meerdere dingen kunnen wijzen, waarbij het
groote onderscheid op het oogenblik nog bestaat in
een meer en minder, in een durven of niet durven, n.l.
of wij de gemeentenaren een belastingbiljet zullen sturen
met een bedrag er op, dat gaat tot de grens van hun
draagkracht of dat wij willen zorgen dat zij een belas
tingbiljet krijgen dat zij behoorlijk kunnen betalen
De heer Visser: en of je dat zal durven voor of na
de verkiezing
De heer IJ. de Vries en ik durf voor de ver
kiezing wel te verklaren dat ik bereid ben een belasting
percentage op de gemeentenaren te leggen, zooals be
slist noodig is, maar dat ik niet dat percentage wensch
te nemen, zooals wel wenschelijk is en ik hoop dat de
Partij, die wij vertegenwoordigen, daar ook rekening
mee zal houden na de verkiezing. Spreker gelooft echter
ook dat Leeuwarden niet al te veel biedt, dat wij ook
de menschen van buiten niet kopschuw moeten maken
en dat zij ook iets moeten ontvangen voor het vele, dat
zij moeten betalen.
Er is nog een klein punt, het voorstel van den heer
Dijkstra om den Dokkumertrekweg over te nemen. Het
kan wezen dat, wat hij voorstelt, zeer sympathiek is,
maar spreker meent dat in het Provinciaal Reglement
het onderhoud van wallen en publieke vaarwaters is
omschreven. Nu ligt die er nog wel verschrikkelijk heen
en is het een moeilijke kwestie, omdat de weg er ver
schrikkelijk heen blijft liggen, waar de tegenwoordige
eigenaar niet bij machte is hem in orde te brengen.
Maar het is ook mogelijk dat, als wij den weg over
nemen, wij ingevolge het Provinciaal Reglement zullen
worden gedwongen de wallen te onderhouden en
daarom dunkt spreker dat het wel een ding van belang
is om, alvorens hierover een beslissing te nemen, te
vragen: wat moet ons dat kosten. Want al staat de
gemeente er niet rooskleurig voor, wij zijn toch geen
noodlijdende gemeente, zoodat de provincie zal zeggen
dat wij het niet behoeven te doen.
De heer Dijkstra vraagt als rapporteur van de eerste
sectie even het woord, omdat de heer IJ. de Vries drie
of vier zinnen uit het Sectierapport heeft geciteerd en
zegt: dit of dat had daar moeten staan. Spreker wil
daartegen opmerken dat de uitleg van den heer De
Vries er glad naast is; het zou wat moois wezen als de
rapporteurs zouden aangeven hoe zij meenen dat het er
staan moet. Spreker heeft het althans zoo opgenomen
in de eerste sectie als het door de leden is gezegd.
De heer Muller wil in de eerste plaats de persoonlijke
kwestie bespreken. Gister zijn door hem over deze zaak
eenige woorden gesproken en het is van morgen de
Voorzitter geweest, die heeft gezegd dat er een schijn
van waarheid in besloten lag, dat men zou kunnen ver
moeden dat er zijnerzijds eenige tegenwerking had
i plaats gevonden. Nu is spreker ridderlijk genoeg om,
I nu de Voorzitter heeft gezegd dat dit niet het geval is,
dat te aanvaarden en dan beschouwt spreker zijn
1 woorden, die in het Sectieverslag staan, als niet door
hem gesproken.
Van morgen is door den heer Beekhuis, toen hij over
de bedrijven sprak, gezegd dat er één bedrijf is, dat
eenige zorg baart, het Woningbedrijf. De heer Beek
huis heeft daaraan toegevoegd dat hij hoopte dat, als
er woningbouwvereenigingen waren, die door conversie
van geldleeningen eenigszins ruimer in hun middelen
kwamen, zij dan niet direct tot huurverlaging zouden
overgaan en hij was daarbij zoo vriendelijk dezen kant
uit te kijken.
Ik hoop niet aldus spreker dat dit een voor
spelling is met betrekking tot het antwoord, dat de
woningbouwvereniging „Beter Wonen" zal krijgen op
haar verzoek om huurverlaging. Ik heb hier het schrijven
voor mij, dat bij Burgemeester en Wethouders is inge
zonden, waarin wordt getracht om voor 67 woningen
huurverlaging tot stand te brengen. Daarbij is een
exploitatierekening overgelegd, die dat mogelijk maakt,
ten eerste, omdat nu de leening van 125.000.vanaf
April met is verlaagd en nog meer, omdat de
volgende week Dinsdag een contract zal worden af
gesloten met de gemeente, waarbij een 6 leening
zal worden omgezet in een 4l/2 met een koers van
98 Door die beide verlagingen van het rentetype
wordt het mogelijk .van het blok van 67 woningen de
huur van 30 woningen te verlagen met 25 cent en van
de andere 37 woningen met 35 cent per week. En ik
hoop bij dezen dat het college van Burgemeester en
Wethouders gunstig op dat verzoek zal beschikken,
opdat wij ons niet tot den Raad zullen moeten wenden,
i Men moet niet vergeten dat dit niet alleen een belang
rijke verlaging is, maar dat er ook haast geen woningen
zijn, die er eerder aan toe zijn dan deze. Want hetzelfde