300 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926.
het wel mogelijk dat men een pachter vindt, die den
eisch stelt, dat hij daar wel wil wonen, maar dan boven,
het is ook mogelijk dat men een pachter kan vinden,
die met de bestaande woning tevreden is.
Spreker meent echter uit het antwoord van het college
te mogen opmaken en dat was zijn wensch dat
Burgemeester en Wethouders alles zullen doen om wer
kelijk deze aanwinst voor onze stad daar te behouden
en ook de sympathieke wijze, waarop het museum in
dertijd door den Voorzitter is geopend, pleit er voor,
dat het daar gevestigd blijft.
De Voorzitter wil opmerken dat de plaats, waar het
museum is gevestigd, n.l. de bovenzaal in den Prinsen
tuin, nooit woning is geweest. Die woning is echter niet
heel veel moois meer en die zal dan ook langzamerhand
wel iets moeten worden uitgebreid, 't zij dat de keuken
moet worden uitgebreid of dat er een kamer bij moet,
spreker weet dat niet precies. Er is in elk geval, buiten
het museum, een woinng bij, maar de tegenwoordige
woning zal wel veranderd moeten worden, als die weer
door een pachter zal worden betrokken. Indien de bo
venzaal daarbij zal worden getrokken, zal het niet
anders kunnen, dan dat het gebouw moet worden ver
bouwd en dan komt die verbouwing in den Raad, zoo
dat deze daarover dan altijd nog zal hebben te beslissen.
Spreker staat ook sympathiek tegenover het museum,
maar hij is daar toch niet zóó voor, dat hij dit op no. 1
zou willen stellen; voor hem is de Prinsentuin no. 1 en
het museum no. 2. Als het dus voor een zeer goede
exploitatie van den Prinsentuin noodig zou zijn, dan zou
spreker, hoe sympathiek hij ook staat tegenover het
museum, toch zeggen: heeren, het spijt mij, maar wij
hebben de zaak voor ons zelf noodig. Men kan toch niet
aan een ander geven, wat men zelf noodig heeft; voor-
loopig doet spreker dat althans niet. Misschien is het
door plooien en schikken mogelijk, dat het museum daar
ten allen tijde kan blijven, maar als het belang van een
goede exploitatie van den tuin het eischt, dan moet het
daar weg.
De heer K. de Boer meent dat de Voorzitter het met
hem eens zal zijn, dat men het ook anders kan zien.
Wij hebben in den Prinsentuin op 't oogenblik een
kleinen dierentuin, een heel kleintje, die misschien niet
zal uitgroeien. Maar men zou zich toch op het stand
punt kunnen plaatsen dat het Natuur-historisch Museum
daarmee op den duur een geheel behoort uit te maken,
waardoor dat op den duur een bezienswaardigheid
wordt. Als men het zoo beziet, gelooft spreker dat de
oplossing gemakkelijker is, dan wanneer men ieder ding
op zichzelf beschouwt; voor de kennis van de natuurlijke
historie in onze provincie is het van belang dat men
het levende en het Ievenlooze gedeelte van de natuur
ir. het centrum der provincie kan beschouwen.
De heer Van der Veen merkt op dat men dezen zomer
behalve voorin, ook den tuin achterin kon gaan door
het hek, zoodat men den tuin in de wandeling kon op
nemen. Spreker meende echter dat ook vroeger de in
gang aan het Tournooiveld in gebruik was en bij open
stelling daarvan zou dat een mooie gelegenheid geven
om achter in den Prinsentuin te komen en er voor weer
weer uit te wandelen. Wanneer daartegen geen over
wegende bezwaren bestaan, zou spreker graag willen
dat de tuin in den komenden zomer ook daar werd
opengesteld.
De heer Westra zegt dat in de stukken een opmerking
is gemaakt over de vervelooze tafels en stoelen, waarop
is toegezegd dat dit eventueel onder de oogen zal
worden gezien. Spreker zou echter ten opzichte van het
meubilair nog op een ander inconveniënt willen wijzen;
als er geen muziekuitvoering is, dan schaadt het over
tollig meubilair het aanzien van den tuin, waarom spre
ker zou willen vragen onder de oogen te zien om het
meubilair, dat niet regelmatig noodig is, telkens op
te bergen.
De heer Beekhuis (wethouder) wil den heer Westra
graag toezegging doen dat Burgemeester en Wethouders
dit onder de oogen zullen zien. Het meubilair zal niet
alleen onder oogen moeten worden gezien, maar ook
onder handen moeten worden genomen.
Zooals de heer Van der Veen opmerkt is er in den
Prinsentuin nog een andere uitgang gemaakt, n.l. aan
den kant van de gracht, waardoor men, evenals vroeger,
de eene ingang in en de andere uit kan gaan. Nu is
het echter voor spreker de vraag of het wel doelmatig
is nog weer een andere ingang open te stellen, omdat
van de zijde van den plantsoenopzichter-reeds gebleken
is dat tegen den ingang, die nu is gemaakt, zelfs al
groote bezwaren zijn; er schijnt aan de bloemen enz. al
heel wat meer zorg te moeten worden besteed dan
vroeger van wege de baldadigheid. Het is jammer dat
het publiek zich niet beter in toom weet te houden,
dat is schandelijk en zeer betreurenswaardig. Zoo zal
het misschien practisch wel weer meer moeilijkheden
opleveren, als er nog een ingang wordt opengesteld.
Dat vergroot weer de moeilijkheden van de bewaking;
als dat het geval niet was, zou er geen bezwaar
tegen zijn.
De heer Van der Veen: Het zou te probeeren zijn.
De heer Beekhuis (wethouder): Ik kan U wel toe
zeggen dat wij het nader onder de oogen zullen zien.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 143 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 144. Onderhoud van hoornen, afkeeringen,
enz4.575.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller is er in het algemeen niet voor de
boomen, die wij in de stad hebben, te rooien; hij meent
dat wij die weinige boomen moeten houden. Maar voor
de Willem Sprengerstraat zou hij, in het belang van de
woningen, een uitzondering willen maken; daar zijn de
boomen zoo dicht, dat er in den zomer absoluut geen
zon in de woningen komt, die aan de westzijde staan.
Die woningen zijn zoo damp en vochtig, dat het mis
schien aanbeveling zou verdienen om van die boomen
om den anderen een te kappen. Die gedachte zou spr.
graag hier willen geven, hij hoopt dat Burgemeester en
Wethouders een onderzoek zullen instellen.
De heer Van der Schoot: En de bewoners, wat willen
die?
De heer Muller: Die klagen juist.
De Voorzitter wil wel namens Burgemeester en Wet
houders toezeggen dat zij er eens zullen kijken, maar
het is een heel moeilijke kwestie, want als men gevolg
zou geven aan den wensch van het groote publiek, dan
stond er in heel Leeuwarden geen boom meer. Ieder wil
juist graag den boom, die voor zijn deur staat, daar weg
hebben en dat wordt nu daar ook de moeilijkheid, als
men de boomen om den andere zal laten staan. Meestal
wordt het echter met een beetje opsnoeien al veel beter;
Burgemeester en Wethouders zullen in elk geval bij hun
boomentournee deze straat daar ook in opnemen en den
toestand daar bekijken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 144 wordt onveranderd vastgesteld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
Voortzetting der vergadering op
Volgno. 145. Onderhoud van bruggen 9.045.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft met genoe
gen gezien dat er een plan aanhangig is tot verbetering
van den weg tusschen Beurs en Huizumerbrug. In de
sectievergadering heeft zij begrepen dat die verbetering
hoofdzakelijk zal worden gevonden door een stuk van
het plantsoen bij Amicitia bij den weg te voegen.
Spreekster zou echter in ernstige overweging willen
geven zij heeft dat den wethouder van Openbare
Werken ook reeds opgemerkt dat men niet moet ver
geten dat daar nog een heel stuk weg ligt, dat lager
ligt en waar geregeld een stuk of wat booten aanleggen.
Nu is de wal daar wel vrij hoog, maar toch niet zooveel
hooger dan op andere plaatsen, waarom spreekster,
als daartegen technisch geen bezwaar is, in overweging
zou willen geven dat lager gelegen gedeelte te doen
ophoogen, opdat er niet al te veel van het plantsoen
weg zal gaan en de weg daar aan weerskanten zal
worden verbreed.
De Voorzitter zegt dat die zaak ook door Burge
meester en Wethouders is overwogen. Nu behoeft spr.
over het stuk weg tusschen het Stadsziekenhuis en de
Huizumerbrug uit een verkeersoogpunt niet uit een
schoonheidsoogpunt, dat laat hij in het midden niet
te spreken, omdat dat stuk zeer voldoende is. Aan
den eenen kant heeft men daar een zeer behoorlijk trot
toir en verder een zeer behoorlijken rijweg. Nu weet
spreker wel dat het fietspad wel eens wordt ingenomen
door een stilstaande of lossende wagen, maar overigens
is er over dit verkeerspunt niet veel te vertellen; als het
in de heele stad zoo was, behoefden wij ons niet druk
te maken.
Een andere kwestie is dat het gedeelte van de Huizu
merbrug tot de Beurs naar het oordeel van Burgemees
ter en Wethouders een radicale verbetering moet onder
gaan. Nu zou daar de onderwal bij den rijweg kunnen
worden getrokken, maar een bezwaar daartegen is, dat
dan de betrekkelijk jonge boomen, die langs den onder
wal staan, zouden moeten vervallen, wat naar het oor
deel van Burgemeester en Wethouders jammer zou zijn
en voor het directe verkeer niet noodig. De bedoeling
is om langs den weg naast den onderwal alleen het
verkeer te leiden, dat van de Beursbrug af komt, terwijl
het verkeer van den anderen kant langs Amicitia kan
gaan. Daar kan niemand bezwaar tegen hebben en daar
mee wordt een verstopping van den weg, doordat men er
van twee kanten inrijdt, voorkomen. Staat daar dan b.v.
op Vrijdag al eens een wagen te lossen, dan is er toch
nog voldoende ruimte om te passeeren. Wel kan men
dan den weg nog iets beter maken, door het smalle
trottoir langs de boomen en ook het trottoir langs het
plantsoen bij den rijweg te voegen en een nieuw trottoir
te nraken aan den kant van het plantsoen. Dit plan
staat niet in den weg een latere uitvoering van het plan
van mevrouw Buisman, maar omgekeerd zou, als dit
laatste werd uitgevoerd, dit vrij veel geld kosten en
alles, wat nu zal worden gemaakt, onmogelijk maken.
Wanneer men in de toekomst kon zien, dat deze kosten
in 5 jaar weg zouden zijn, zou het wat anders wezen;
er is ook indertijd door den voormaligen directeur al
eens een plan gemaakt om den onderwal bij den weg te
voegen.
De bedoeling is nu dus om het smalle trottoir van
gele klinkers bij den rijweg te voegen en ook het tegen
woordige trottoir aan den anderen kant en om dan in
het gras van het plantsoen een nieuw trottoir aan te
leggen ter breedte van 2.70 M. a 2.80 M. Doet men dat,
dan worden daarmee de andere plannen niet in de war
gestuurd, maar dan zijn die even goed uitvoerbaar.
Verder is het de bedoeling om bij Amicitia een kleine
verbreeding in den rijweg te maken door deze tot waar
de eerste zware boom staat te verbreeden.
an Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 301
Woensdag 24 November 1926.
Op die manier wordt daar dan reeds een heele ver
betering tot stand gebracht. Burgemeester en Wethou
ders zijn van oordeel dat het direct nog niet noodig is
daar nog iets anders te doen en bovendien zal deze ver
betering datgene, wat mevrouw Buisman betoogt, even
tueel niet in den weg staan. Laten we het dus zoo eerst
eens probeeren. Men ziet dat op het oogenblik de ver
beterde Schaverneksbrug meer verkeer tot zich trekt
iets wat men niet had gedacht en zoo kan het ook
zijn dat er hier een heele verandering in het verkeer
ontstaat, wanneer wij dezen weg maar van één kant
laten berijden. In ieder geval kan het op deze manier
nog best eenige jaren mee en dat is de bedoeling.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 145 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 146 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 147. Belooningen van de brugwachters en
verdere kosten, enz33.391.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra merkt op dat ten opzichte van dit
volgno. in de Memorie van Antwoord staat
„Het lange wachten voor de bruggen ontstaat,
doordat het dikwijls onmogelijk is een sleep in afdce-
lingen te splitsen."
Dit is een betrekkelijk oude kwestie en spreker zou
daarover misschien niet hebben gesproken, wanneer uit
het publiek niet heel wat klachten kwamen over de be
diening van de bruggen en het lange wachten voor de
bruggen. Dat is wel heel lastig, maar als eenvoudig de
verordening wordt overtreden, zooals af en toe zelfs
herhaalde malen gebeurt, dan kan spreker zich dat be
grijpen.
Als spreker zich niet vergist, bepaalt de verordening
dat er hoogstens 3 schepen tegelijk door de brug mogen
worden gelaten, tl. w. z. een sleepboot met 2 schepen
of anders 3 schepen. De bedoeling is, zooals hier in
een vorige vergadering is uitgesproken, dat men het
verder aan het beleid van de brugwachters moet over
laten, dat een en ander behoorlijk gebeurt; spreker kan
zich begrijpen dat die bepaling b.v. bij stormweer niet
een wet van Meden en Perzen kan zijn, maar hij meent
dat op 't oogenblik toch wel de vraag moet worden
gesteld of hier niet moet worden ingegrepen.
Wanneer men over zooiets spreekt, begint men in
den regel met feiten naar voren te brengen. Dat is op
zichzelf aan den eenen kant wel goed, maar toch ook
lastig aan den anderen kant. Spreker kan meedeelen
dat verleden Vrijdag bij de Beurs een sleepboot pas
seerde met 2 groote bakken; dat was dus samen 3
schepen. Toen die er door waren, bleef de man op de
brug staan en dacht spreker: wat wil hij nu? Wat was
het geval? Op 80 M. afstand kwam er een groote tjalk
aan, die met een groote boom vooruit werd geschoven
en daar kon het heele publiek op wachten.
Verleden week werden bij het Vliet ook een lastige
bocht 5 motorbooten achter elkaar door de brug ge
laten. Waarvoor dat goed is, begrijpt spreker niet, want
die hebben het toch wei in de macht om te stoppen,
met een keerkoppeling aan den motor.
Nog een ander feit. Op 11 November passeerde de
Noorderbrug een sleep van in 't geheel 7 schepen, in
den wind, precies tusschen 12 en 1 uur. Daar liet de
hulpbrugwachter, die daar toen aanwezig was, het pu
bliek op wachten en toen er nog een stoomboot op
eenigen afstand aankwam, moest ook daarop nog wor
den gewacht. Dat was dus 8. En passant waren er nog
3 schepen aan den anderen kant door gegaan wat
wel niet hinderde zoodat er dus in 't geheel 11
schepen in één keer door waren gegaan en daar liet