302 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926. men het publiek op wachten. Als spreker dergelijke feiten naar voren brengt, dan wil hij vragen: dat is toch de bedoeling niet. De brugwachters in het algemeen moeten daarop ge wezen worden. Spreker wil de besten niet te na komen; hij heeft het bij de Vrouwenpoortsbrug meegemaakt dat er een sleep met 5 schepen aan kwam en dat de brug wachter zei dat na de sleepboot nog 2 schepen er door mochten en dat dan moest worden afgehaakt. Die order werd doorgegeven, zoo gebeurde het en zoo hoort het ook. Spreker zou het college willen vragen die zaak eens ernstig onder de oogen te zien, opdat de brugwachters bij het tegenwoordig zoo drukke straat- en snelverkeer er geen misbruik meer van zullen maken door het pu bliek op een dergelijke manier te grazen te nemen. De heer Hofstra zegt dat het allerminst zijn bedoeling is om ten opzichte van de opmerkingen van den heer Dijkstra omtrent het lange wachten voor de bruggen te zeggen dat alles, wat de heer Dijkstra heeft gezegd, niet waar zou zijn. Ook spreker zou dat kunnen onder schrijven, waar hij eiken dag in de gelegenheid is te moeten wachten voor een brug. Maar als van de zijde van het publiek, dat over de brug moet, wordt gevraagd dat hun rechten worden behartigd, wil spreker op merken dat anderzijds ook de belangen van hen, die door de brug moeten, niet moeten worden vergeten. Inderdaad doen er zich wel verschillende moeilijk heden voor bij het openen en sluiten van de bruggen; wanneer de schipperij door de brugwachters wordt genoodzaakt een sleep af te haken, dan dient de brug wachter wel met bepaalde omstandigheden rekening te j houden. Spreker zou ten minste niet willen onder schrijven dat, wanneer 3 schepen de brug zijn gepas seerd, de brugwachter dan altijd het recht zou hebben om de brug te sluiten; elk geval dient afzonderlijk te worden beoordeeld. Spreker heeft laatst een staaltje beleefd, dat liep wel de spuigaten uit en hij wil dat meedeelen om daarmee te illustreeren dat de brugwachter daar absoluut niets aan doen kan. Het was op een Vrijdagmorgen om 7 uur, dat de tweede Kanaalsbrug werd geopend voor een motorboot. Direct daar achter volgden nog een paar booten en omtrent bij de spoorbrug kwamen nog verscheidene booten aan, die draaiden net den hoek om bij Schil kampen. De motorboot was, eerlijk gezegd, nog te ver van de brug af, toen deze werd open gedraaid, maai de boot deed zoo kalm aan, dat er steeds meer bij kwamen, zoodat er ten slotte 7 of 8 booten achter elkaar door de brug voeren. In zoo'n geval, als spreker daar heeft beleefd, is het uiterst moeilijk, als de schepen zoo boven op elkaar zitten, de brug te sluiten. Spreker voelt inderdaad veel voor het bezwaar van den heer Dijkstra, maar om in alle gevallen niet meer dan 3 schepen door de brug te laten, daartegen bestaat toch ook bezwaar. De heer K. de Boer merkt op dat Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Antwoord hebben ge vraagd: geef gevallen, dan kunnen wij die onderzoeken. Nu is het eigenaardige dat spreker verleden jaar vlak voor de sectievergadering zoo'n geval heeft meegemaakt, welk geval hij toen heeft genoemd en dat dit ook dit jaar weer het geval was. Het was op den avond van de sectievergadering bij de Wirdumerpoortsbrug om ongeveer half acht, dat de brug was geopend geweest en dat spreker een stuk of wat menschen hoorde zeggen: wij hebben nog 2 minuten, wij kunnen niet meer op den tiein komen. Het vorig jaar heeft zich dat ook voor gedaan, misschien dat het geval nu onderzocht zou kunnen worden. In verband met de menschen, die naar den trein moeten, moet die brug op tijd dicht gaan de brugwachter hoort daar nauwkeurig acht op te slaan. Het was hier niet een kwestie van sleepen, maar van motorbootjes en schepen, zoodat die brug gerust op tijd dicht kon. De heer Muller zou ter ondersteuning van het betoog van den heer Dijkstra ook een paar woorden willen zeggen. Hij is het er volkomen mee eens dat het geen gemakkelijke taak is, vooral met sleepen, maar iets anders is, dat spreker de heilige overtuiging heeft dat de brugwachters meer met het publiek rekening kunnen houden, want de ondervinding leert dat zij dat niet al te goed doen. Spreker zegt nogmaals dat hij ook van de brugwachters heeft ondervonden en geleerd dat zij ten opzichte van het publiek niet altijd even schappelijk denken. Spreker stond 3 of 4 weken geleden voor de Prins Hendikbrug en toevallig had hij den tijd wat niet altijd gebeurt zoodat hij er als zoodanig geen belang bij had. Er was een schip door de brug en voor de Schoolstraat kwam er nog een beladen tjalk aan. Die ging niet hard, maar spreker geeft hier de verze kering, de brugwachter liet ook het publiek wachten tot de tjalk voorbij was. Spreker heeft er hem toen opmerk zaam op gemaakt dat hij toch best even had kunnen sluiten en toen heeft de brugwachter gezegd dat het publiek dat niet kan beoordeelen, maar dat hij dat al leen maar kon. Spreker heeft toen gezegd dat hij er dan wel eens op een andere plaats over zou spreken, waarop de brugwachter antwoordde dat hem dit koud liet. Spreker heeft hiermee alleen willen demonstreeren dat de brugwachters met het publiek niet meegaande ge noeg zijn. Het is wel eens moeilijk voor hen, maar spr. wil hier alleen maar constateeren dat zij wel veel vaker kunnen sluiten dan nu gebeurt. En als dat het geval is, moeten er maatregelen worden getroffen en dient dat dergelijke brugwachters wel degelijk onder het oog te worden gebracht. De heer Dijkstra zou nog een korte opmerking willen maken naar aanleiding van het betoog van den heer Hofstra. Spreker vindt dat men deze zaak kalm moet beschouwen en zaakkundig moet beoordeelen, maar hij heeft nooit geweten dat een raadslid hier zit om over treding van een verordening te verdedigen. De heer Hofstra noemde het voorbeeld van een sliert van 7 of 8 booten achter elkaar, maar daarbij was het juist abso luut niet noodig dat de brug open bleef; daar had de brugwachter de zaak juist veel beter in zijn macht dan met een sleep met stormweer. De heer Weima merkt op dat het hier, behalve een oude zaak, zooals de heer Dijkstra zegt, ook een moei lijke zaak betreft; het komt spreker voor dat de betrok ken verordening niet deugt, hij gelooft niet dat die uit voerbaar is. Hij wil niet een pleidooi houden voor de brugwachters; hij meent ook dat het verkeerd is, als er 5 of 6 stoombooten achter elkaar door de brug worden gelaten, maar hij beweert dat het beter is 5 of 6 stoom booten door te laten dan 2 tjalken, waarbij de brug wachter met weer en wind rekening heeft te houden en met name ook met den stroom. Nu kunnen wij het be leid van de brugwachters wel veroordeelen, maar men moet niet komen aan de rechten van die menschen. Spr. neemt aan dat zij in de eerste plats de deskundigen zijn en daar moeten wij rekening mee houden. Het publiek is ook altijd niet zoo gemakkelijk, het is ook wel eens hoogst onbillijk; spreker heeft wel eens gezien, wan neer de brug af zou gaan, dat er nog vlug een paar over liepen en dat deze, als zij er over waren, alle tijd bleken te hebben. Men moet ook rekening houden met de schipperij dat zijn toch de menschen, die er in de eerste plaats voor moeten betalen. Ook wij moeten er indirect wel voor betalen, maar de schipperij betaalt toch direct. Het is voor die menschen al een heel stuk werk om door de stad heen te komen. Spreker heeft er bij een sleep wel Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 303 Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926. eens zijn aandacht aan geschonken wat een inspanning en moeite dit kost, als men deze moet afbreken, eerst bij de eene en dan weer bij de andere brug. Men moet bedenken dat het „tijd is geld" ook geldt voor de schipperij. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders oraag willen toezeggen dat zij de zaak nader zullen be kijken. Persoonlijk staat spreker ook wel eens voor een bnm te wachten en hij weet ook uit ervaring dat het wel°eens wat lang duurt. Hij heeft er ook wel eens met een brugwachter over gesproken en die had dan wel zijn excuus, 't welk spreker niet kon beoordeelen, om dat hij er niet mee op de hoogte was. Spreker heeft van den heer K. de Boer niet goed be grepen of hij het zelf of van een ander heeft gehoord dat een paar menschen uit het publiek hebben gezegd dat zij nog maar een paar minuten hadden en dat zij den trein niet meer konden halen, maar hij wil opmer ken dat men, wat het publiek zegt, altijd met eenige reserve moet aannemen. De vraag is: was dat werkelijk zoo? De heer De Boer heeft nu gevallen genoemd, die voor de sectievergadering zijn gebeurd, maar als er werkelijk ernstige klachten zijn, dan zegt spreker, zooals de heer Fransen ook al heeft gezegd: waarschuw dan even, dan zal het in orde worden gemaakt. Als men komt met een klacht: ik heb gister geconstateerd dat die en die brug om zoo en zoo laat is gesloten, dan wil spreker wel de verzekering geven dat het in orde komt, maar wanneer hier eenvoudig wordt gezegd dat er menschen waren, die zeiden dat zij nog maar 2 minuten tijd hadden, dan weet men nog niets; het is nog de vraag of de brug wachter den tijd heeft overtreden, het is ook nog wel mogelijk dat in de tijden van sluiting eenige veran dering kan worden gebracht. Als men dergelijke gevallen, ook met betrekking tot het doorlaten van sleepen, even op een klein papiertje stelt, als men dan maar aan den directeur of aan den wethouder een mede- deeling ter hand stelt als gister om 5 minuten voor half-een heb ik geconstateerd dat die brugwachter 5 schepen aan één sleep doorliet, terwijl die sleep best had kunnen worden afgebroken, dan is er geen bezwaar om zoo'n klacht direct te onderzoeken. De een komt hier nu echter met een geval dat 8 stoombooten achter elkaar zijn doorgelaten, de ander spreekt over een heele sleep, die is doorgelaten, maar spreker heeft nog geen week geleden gezien dat een sleep werd afge broken. Dergelijke klachten zijn niet te onderzoeken en in hoeverre Burgemeester en Wethouders daar ernstige waarde aan moeten hechten, weet spreker niet. Komt er echter dan van die en dan van die een klacht binnen en betreffen die dan misschien ook denzelfden brug wachter, dan kunnen Burgemeester en Wethouders een onderzoek instellen en er werk van maken. Spreker kan echter persoonlijk niet de ervaring onderschrijven, die hier door de ernstige klagers naar voren is gebracht; spreker heeft zelf ook wel eens gedacht: ik wou wel dat ik er over was, maar dat het zoo ernstig was als hier is gezegd, durft hij niet onderschrijven. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 147 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 148154 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 155. Instandhouding van schoollokalen en onderwijzerswoningen voor lager onderwijs en gymnas tiek en verzekering tegen brandschade f 12.492.53. De beraadslagingen worden geopend. De heer Botke wil nog even spreken over het gym nastieklokaal van school 7, dat hij ook in de sectie heeft ter sprake gebracht. Burgemeester en Wethouders hebben daarop zoodanig geantwoord, dat dit naar zijn meening niet een beantwoording is het eenige, wat zij zeggen is, dat de lokalen bij de scholen 9 en 12 nog slechter moeten worden genoemd. Nu heeft spreker met genoegen geconstateerd dat de toestand aan school 12 wordt verbeterd; in het lokaal worden aan de zuidzijde van het gebouw ramen aan gebracht en boven in het dak worden de lichtschepping en ventilatie verbeterd. Ook vermoedt hij dat het gym nastieklokaal bij school 9 zal worden verbeterd, waar in die school nu de school voor buitengewoon lager onderwijs wordt ondergebracht. Als wij nu dus de rede neering van Burgemeester en Wethouders volgen, blijft als eerst aan de beurt zijnde over school 7. Nu weet spreker dat verleden jaar in het gymnastiek lokaal van die school een raam is aangebracht, maar dat zit op een ongunstige plaats, n.l. vlak tegenover de privaten. Er komt niet altijd stank door, maar toch zoo nu en dan krijgt men daardoor minder goede lucht in het lokaal. De lichtschepping is ook absoluut niet goed te maken, als men die niet in 't dak aanbrengt. Dit zal kosten meebrengen, maar spreker dringt er ten j sterkste op aan dat men het volgend jaar daarvoor een bedrag zal uittrekken. De lichtschepping moet veel beter worden, want nu is het een donker lokaal, dat beslist niet bevorderlijk is voor de gezondheid der kinderen. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 155 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 156170 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 171. Onderhoud gebouw Bagijncstraat, I waarin de Rijkskweekschool voor onderwijzers is ge vestigd 1.120.52. De beraadslagingen worden geopend. De heer Botke zou nog even willen spreken over het gebouw in de Bagijnestraat, waarin de Rijkskweekschool is gevestigd. Het is een eigenaardige geschiedenis. Dit gebouw is gehuurd door het Rijk en daarin is de kweek school ondergebracht. Voorheen was hier niet een I kweekschool, doch een normaalschool en gingen de leerlingen van die school van het eene gebouw naar het andere. Later is die school een dagnormaalschool geworden en die is aanvankelijk ondergebracht in het huis in de Doelestraat, dat echter te klein was en toen het een Rijkskweekschool werd, is daarvoor bestemd het oude gebouw in de Bagijnestraat, dat feitelijk is I afgekeurd voor school voor lager onderwijs. Het is spreker nu bekend, dat daar nu en dan dingen gebeuren, die het gebouw ongeschikt maken om daar onderwijs te geven. Vooreerst is daar, zooals wij allen weten, een boel lawaai om 't gebouw heen; verder vallen er wel stukken kalk naar beneden en er is ook al eens een raam ingewaaid. Dat levert natuurlijk ge- j vaar op voor de kinderen spreker heeft daar zelf een dochter op school en nu zijn er tot nog toe nog I geen groote ongelukken gebeurd, maar alles wijst toch I wel op een zoodanigen toestand, dat het onverantwoor- delijk is dat daar nog langer school wordt gehouden, i Nu is kort geleden het plafond in de gang neergekomen, l welk geval zich gelukkig heeft voorgedaan toen er geen kinderen in school waren. Op verzoek van den directeur van de kweekschool is spreker en meerdere raadsleden daar naar toe gegaan en de directeur toonde hem toen een stuk kalk van 2j/2 cM. dikte, dat de directeur van I den grond had opgeraapt en dat /2 kilo woog. Waar die stukken bij het op den grond vallen natuurlijk zijn gebroken, waren de brokken plafond, die neervielen, nog veel grooter en zwaarder. Als er zich op dat moment dan ook kinderen onder hadden bevonden, zouden die waarschijnlijk op een zoodanige manier gekwetst zijn, dat het wel eens slechte gevolgen had kunnen hebben.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 49